De minimale dienstverlening bij stakingen in gevangenissen is geen onevenredige beperking van het stakingsrecht. Dat heeft het Grondwettelijk Hof geoordeeld. Het Hof verwerpt een beroep tot vernietiging van de regeling die was ingesteld door een ACOD-vakbondsman.
Grondwettelijk Hof verwerpt beroep tegen minimale dienstverlening in gevangenissen
Na veel en pittige discussies werd in 2019 een wet goedgekeurd die de minimale dienstverlening in de gevangenissen invoerde bij stakingen. Bij een staking van meer dan 24 uur moet het personeel 72 uur op voorhand laten weten of ze gaan staken of niet. Op die manier kan er per gevangenis gekeken worden of er genoeg personeel is. Als dat niet het geval is, kan men desnoods personeel opvorderen.
Een personeelslid van de penitentiaire administratie, die ook mandataris is van de socialistische vakbond ACOD, was tegen de regeling naar het Grondwettelijk Hof gestapt. De man bestempelde de regeling onder meer als een inbreuk op het stakingsrecht.
Maar het Grondwettelijk Hof heeft die klacht nu verworpen. Volgens het Hof is er geen sprake van een "onevenredige inmenging van het stakingsrecht". Er is volgens het Hof wel sprake van een bepaalde inmenging, maar die is aanvaardbaar, enerzijds omdat de vakbonden betrokken waren bij de totstandkoming van de wet, anderzijds omdat de wet een legitiem doel dient, namelijk "diensten verzekeren die essentieel zijn voor de menswaardigheid van de gedetineerden".
Lees meer over: Brussel , Samenleving , ACOD , gevangenissen , minimale dienstverlening