Hoe corona bestrijden zonder de individuele vrijheden aan te tasten? Het is voor alle overheden een aartsmoeilijke opdracht. En zeker in stedelijke gebieden. Inge Neven, hoofd van de Brusselse gezondheidsinspectie, roept op om van elkaar te leren. “Laten we als steden samenwerken om het virus te klein te krijgen in plaats van in competitie te gaan.”
| Inge Neven, hoofd van de dienst hygiëne van de Brusselse gezondheidsinspectie.
Wie is Inge Neven?
- 43 jaar
- Moeder van drie kinderen
- Studeert in 1999 af als bio-ingenieur (KU Leuven)
- Volgt een MBA (Vlerick)
- Werkt van 2002 tot 2009 als consultant bij KPMG en nadien Empact
- Gaat later aan de slag bij SNV Rwanda (ontwikkelingssamenwerking), Distriplus en Imec
- Is sinds mei 2020 crisismanager voor Covid-19 bij de GGC
We hebben met Inge Neven in het Warandepark afgesproken vrijdag in de late namiddag. Ze komt meer dan een uur te laat. Een belangrijke vergadering liep uit, en twee andere meetings heeft ze moeten skippen. Ook na het interview moet ze nog terug naar de Belliardstraat waar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) gehuisvest is, voor enkele gesprekken. Een rustige start van het weekend zit er voor haar niet in.
Inge Neven had zich 2020 ongetwijfeld anders voorgesteld. Ze nam in maart afscheid als chief of staff van het Leuvense hightechbedrijf Imec om twee start-ups te begeleiden, waaronder een ijsjeszaak. Die zou ze in 2021 openen – Neven heeft een diploma ijsmaken. Maar die datum is door corona verlaat. In mei werd ze geheadhunt om tijdelijk de gezondheidsinspectie dienst te leiden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Ze is een van de vijf consultants die zijn ingezet bij de GGC om in Brussel corona te bestrijden. Een totaal nieuwe omgeving voor Neven. “Ik had eerlijk gezegd nog nooit van de GGC gehoord,” zegt ze. “Maar ik wou het doen omdat ik het maatschappelijk belangrijk vind.”
De regionale veiligheidsraad besliste op 6 augustus om de mondkapjes te verplichten in de openbare ruimte bij een overschrijding van de alarmdrempel van vijftig besmettingen per honderdduizend inwoners. Daar zitten we intussen al een kleine week aan. De veiligheidsraad kon kiezen uit een waslijst aan maatregelen. Waarom precies deze?
Inge Neven: Zo’n beslissing wordt altijd in overleg genomen. Externe gezondheidsexperten adviseren ons en vervolgens bespreken we alles met onder meer de burgemeesters.
Het moest een maatregel zijn die zo min mogelijk impact heeft op de economie. Mensen mochten niet te veel gestraft worden én de maatregel moest eenduidig zijn. De boodschap is: we moeten ons gedrag aanpassen. Door het lage aantal ziekenhuisopnames lijkt het wel of er niets aan de hand is, maar dat is dus niet zo.
Met de maskers in de straat wordt het virus ook zichtbaar.
Neven: Klopt.
En het is makkelijker te handhaven?
Neven: Ja, omdat het voor alle straten en pleinen geldt, en niet in de ene straat wel, en in de andere niet.
"Iets wat een paar weken geleden een goeie maatregel was, is dat vandaag niet meer. Dat beseffen we ook wel"
In tegenstelling tot de ‘lockdown’ van maart en april, toen de politie alomtegenwoordig was, wordt er vandaag niet echt toegezien op die mondmaskerplicht. Het is een beetje op zijn Brussels: een strenge maatregel nemen, en die niet laten naleven. Wat denkt u dan?
Neven: Dat is moeilijk, omdat we wel verwachten dat er wordt opgetreden. Ik zie ook wat iedereen ziet: veel mensen dragen de mondkapjes niet. Er is moeheid bij iedereen. Ook bij de ordehandhaving. Als je als politieagent telkens moet discussiëren en beboeten, of je wordt uitgescholden, dan is dat niet motiverend. Aan de andere kant is de maatregel nog maar net in voege. Ik verwacht dat de controles zullen toenemen. Mensen moeten de tijd krijgen om zich aan te passen. We proberen vanuit de GGC vooral goed uit te leggen waarom de mondmaskerplicht nodig is.
Dat is niet makkelijk als experten de efficiëntie van de mondmaskers in de buitenlucht in vraag stellen.
Neven: Experten zijn het zelden eens over wat nu de beste maatregel is. Of ze veranderen van mening. Iets wat een paar weken geleden een goeie maatregel was, is dat vandaag niet meer. Dat beseffen we ook wel. Wanneer helpt een mondmasker? Als je geen anderhalve meter afstand kan houden.
En dan vooral binnen?
Neven: Nee, ook buiten. Als wij hier een kwartier dicht tegen elkaar babbelen, dan zijn we een hoogrisicocontact. En dan heb ik het nog niet over de superverspreiders.
We moeten echter niet overreageren bij de minste contaminatie, wel vooral de besmettingen onder controle houden. Dat maakt het in deze crisis wel moeilijk: de virusverspreiding kan plots heel snel gaan, en het is niet duidelijk welke factoren hier precies toe bijdragen. We weten niet aan welke knoppen we exact moeten draaien om die exponentiële stijgingen te vermijden. Dat is anders bij andere infectieziektes. We weten nog niet zo veel over het virus.
“Veel mensen dragen de mondkapjes niet. Er is moeheid bij iedereen, ook bij de ordehandhaving”
Vindt u het dan niet aartsmoeilijk om de juiste beslissingen te nemen?
Neven: Zeker. Wij als gezondheidsinspectie hebben vooral een adviserende rol, maar de ministers die de beslissing nemen, moeten met heel veel factoren en onzekerheden rekening houden. Louter vanuit mijn functie zou het veel makkelijker zijn om te zeggen: we gaan weer in een lockdown, het virus dooft uit en we hebben niet veel werk meer. Maar zo’n scenario wil je niet. De uitdaging is om le juste milieu te vinden. En om het virus onder controle te krijgen, zodat we geen bijkomende maatregelen moeten nemen die een impact hebben op het dagelijkse leven, op de economie, op de scholen. Dat is ook mijn drive: het virus proberen te beheersen zonder ons leven te veel overhoop te gooien.
Binnen die bevolking kijkt iedereen anders naar dat virus. Sommigen zijn angstig, anderen overmoedig of juist egoïstisch. Nog anderen zijn dan weer solidair. Is het niet moeilijk om in zo’n context het gedrag te veranderen?
Neven: We proberen heel veel te communiceren en de juiste informatie te geven. Bij clusterbestrijding werken we heel lokaal, en in andere talen. De focus voor de volgende weken is om, met de lokale besturen waar het virus het meest woedt, die communicatie verder te versterken. Je voelt heel goed aan dat de mensen het niet altijd meer begrijpen. Het zijn ook heel veel boodschappen: masker opzetten, handen wassen, laten testen, quarantaine. En dan zijn er de gekleurde zones. Mensen verliezen soms de zin om nog te luisteren.
Daar zetten we nu hard op in. We bepalen enkele kernboodschappen en die brengen we bij de Brusselaar.
Brussel is een superdiverse stad. We gaan ervan uit dat in sommige gemeenschappen die informatie moeilijker doorsijpelt. Maar klopt dat wel?
Neven: Absoluut.
“Allochtonen zijn niet op de hoogte.” Is dat geen dooddoener?
Neven: Ook Belgen zijn niet op de hoogte. Wie in een rode zone op vakantie was en negatief test, bijvoorbeeld, moet tóch veertien dagen in quarantaine. Wist u dat?
Euh, neen.
Neven: De incubatieperiode is immers veertien dagen. Het testen en de quarantaine zijn twee maatregelen die losstaan van elkaar. Dat is heel belangrijke informatie, maar niet iedereen weet dat. Zo’n quarantaine is niet niets. Ook binnen je gezin moet je dan maatregelen treffen.
Is de achillespees van het GGC-beleid niet de ‘testing’ en ‘tracing’? Dat loopt vandaag niet op wieltjes. Dertig procent van de mensen wordt niet bereikt.
Neven: Twintig tot dertig procent. Er zijn zeker verbeterpunten. Ook hier voel je dat mensen er genoeg van hebben. Ze hebben geen zin om de telefoon op te nemen, omdat het bedreigend overkomt. Je krijgt iemand aan de lijn die je niet kent, die vraagt om je contacten door te geven. Veel mensen die opgebeld worden, hebben nog nooit van de tracing gehoord. Zeggen dat dat percentage omhoog moet, is makkelijker gezegd dan gedaan.
Maar Brussel scoort slechter dan Vlaanderen. Hoe komt dat?
Neven: Dat heeft met vertrouwen te maken.
Jullie hebben nu goed zicht op de geografi sche spreiding. Met puntjes op een kaart zijn de besmettingen te zien. De dichtbevolkte wijken zijn zwaarder getroffen. Hoe pakken jullie dat probleem aan?
Neven: We schakelen de lokale besturen in. Dat moet het vertrouwen opkrikken. Door met boegbeelden te werken in bepaalde gemeenschappen of door van deur tot deur te gaan, of met busjes. Daar zullen we de komende weken op werken. Een andere piste is om de communicatie meer participatief te maken. Bijvoorbeeld met jongeren samenzitten, over corona praten, en over de maatregelen, en zo de druk van de ketel halen.
Hebben we hier wel de tijd voor?
Neven: Alles moet snel gaan. We starten ook niet van nul. Enkele zaken zijn al in gang gezet. En er is de wetenschap: we zijn nog lang niet van het virus verlost.
Het Offerfeest viel net na de nieuwe beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad. Vertolkt zich dat in de cijfers? Het volstaat dat een aantal gezinnen zich niet aan de regels heeft gehouden …
Neven: Dat zou kunnen. Maar de broeihaarden kunnen evengoed door andere evenementen veroorzaakt zijn. We hebben hoe dan ook heel preventief gewerkt rond het Offerfeest, onder meer met de imams. Dat heeft zeker vruchten afgeworpen.
De testcapaciteit wordt fel opgetrokken in Brussel, naar vierduizend per dag. Dat wil niet zeggen dat er ook vierduizend mensen getest worden.
Er zijn nog altijd heel wat voorwaarden om je te mogen laten testen.
Neven: Op nationaal niveau is een testcapaciteit vastgelegd. Intussen moeten we niet zomaar testen om te testen. We zullen die tests later nog nodig hebben en het is niet slecht om voorraden aan te leggen. Maar uiteraard: als we de testcapaciteit hebben, moeten we die ook gebruiken. Vergeet niet dat we ook in de rusthuizen massaal zullen testen.
Veel testen heeft ook een nadeel. Het nominale aantal besmettingen gaat daarmee de hoogte in, waardoor het lijkt alsof er een acute besmettingshaard is.
Neven: Klopt, en als de tracing goed loopt, worden ook de hoogrisicocontacten getest, waardoor je een sneeuwbaleffect kan krijgen. Maar we kijken ook naar de positiviteitsratio (het percentage positieve testen van alle uitgevoerde testen, red.). In Brussel stijgt die, terwijl we heel veel testen. Dat is geen goed teken. We kunnen dus zeker niet zeggen dat de bezorgdheid rond Brussel overdreven is.
Over twee weken zitten we in een Antwerps scenario, zeggen virologen. Is dat ook jullie inschatting?
Neven: Het is wat virologen ons zeggen en de modellen ons tonen. Je moet wel uitkijken met vergelijkingen tussen het Brussels Gewest en provincies (zoals in de statistieken van Sciensano, red.). We hebben daarom gevraagd om het gewest Brussel ook te vergelijken met de stedelijke gebieden, omdat het virus daar meer geconcentreerd zit. Zo kunnen we als steden, die met het virus te kampen hebben, beter samenwerken, van elkaar leren om te weten aan welke knopjes gedraaid moet worden, zodat het economische weefsel zo min mogelijk geraakt wordt en zodat de mensen niet gedemotiveerd geraken. Dat is interessanter dan louter de steden met elkaar te vergelijken. Het is geen wedstrijd.
Psychologen vragen een contractuele aanpak, die de mensen responsabiliseert. In de zin van: als we deze drempel overschrijden, zullen we die maatregel nemen. Wat vindt u daarvan?
Neven: Ik geloof daar op zich wel in, maar er schuilt ook een gevaar in. We kennen het virus nog niet zo goed. We weten niet wat werkt. Als je een maatregel invoert, volgens die contractuele aanpak, en die blijkt niet te werken, dan ben je eraan voor de moeite. Want dan heb je iets beloofd dat je niet kan waarmaken.
Wist u waar u aan begon toen u deze opdracht aanvaardde?
Neven: Het is allemaal heel snel gegaan. Ik werd gebeld en kreeg een dag bedenktijd. Ik wist dat het een zware job zou zijn. Het is complex en divers. Maar spijt heb ik er niet van. Ik wilde het doen omdat ik het maatschappelijk relevant vind: meewerken om een van de grootste gezondheidscrisissen in ons land aan te pakken. Dat is wat me motiveert.
Met het managen van een gezondheidscrisis had u geen ervaring.
Neven: Ik ben twee keer CEO geweest, heb veel projectmanagement gedaan. Mijn leidinggevende capaciteiten komen hier van pas. En voor de wetenschappelijke inzichten kan ik mij laten adviseren. Ik heb in de retail gewerkt, voor een ngo, voor een hightechbedrijf. Als je je omringt met de juiste mensen, lukt dat. Ik laat mensen graag samenwerken. Als je daarin slaagt, kan je ver komen.
Hoe keek u als nieuwkomer naar die Brusselse structuren?
Neven: Ik heb wel even opgekeken. Ik heb zes jaar in Brussel gewoond, in Laken en aan het Jourdanplein. Maar dat volstaat niet om dat complexe weefsel te doorgronden. Gelukkig heb ik hier veel ondersteuning voor binnen de GGC. En de samenwerking met al die verschillende stakeholders loopt ook wel goed. Doordat ik nu ook de verantwoordelijkheid over de testing heb gekregen, leer ik de eerstelijnszorg beter kennen, de huisartsen, de apothekers. Stilaan legt die puzzel zich wel.
En dan komt u bij de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie terecht, toch een beetje het lelijke eendje van de Brusselse instellingen.
Neven: De GGC bleek vooral te klein om die crisis te lijf te kunnen gaan. Ik heb intussen vijftien mensen aangeworven. Dit moet een duurzame verandering worden. We willen, met deze crisis, een step-up doen naar échte gezondheidspreventie en risicomanagement. Zodat Brussel later, ook na de coronacrisis, beter ondersteund is.
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Inge Neven , Brusselse gezondheidsinspectie , coronavirus , covid-19
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.