“Ta gueule d’Ursel! N’hésitez pas à me le dire. Hou nu eens eindelijk je grote smoel d’Ursel! Zeg het me gerust, als ik te veel praat”. Het begin van een mooie ontmoeting met een buitenbeentje van het roemruchte adellijk geslacht d’Ursel.
Laurent d'Ursel, buitenbeentje: ‘Ik ben een bulldozer’
L aurent d’Ursel. Hij moet zowat de enige Brusselaar zijn die niet met een gsm, laat staan een smartphone, door het leven gaat. Ook de enige Brusselaar die dat met Crocs aan zijn voeten doet. Dag in, dag uit.
“Dat van die gsm is louter uit zelfbescherming. Niet vanuit een misplaatst snobisme. Mocht ik een gsm hebben, zou ik knettergek worden. Knettergek! Dan zouden 48 uur op een dag nog niet volstaan voor het werkbeest in mij.”
Voorlopig is hij nog niet knettergek, Laurent d’Ursel, wel een beetje excentriek. Een buitenbeentje voor wie sociale bezorgdheid allerminst vreemd is. Maar hoe zit dat nu juist met die Crocs? Het is een van de handelsmerken van deze zelfverklaarde hedendaagse kunstenaar – annex schrijver – die al eens stof durft doen opwaaien in bepaalde Brusselse kringen.
“Crocs, ik draag ze winter en zomer. Ja, zelfs in de uiterst barre winter van vorig jaar. En als het echt puffen is, durf ik al in teenslippers op pad te gaan. Ik heb altijd te warme voeten, niemand begrijpt het, maar het is wel zo. Altijd zo geweest. Wat ik nu ga zeggen heeft niets met reclame te maken, maar het comfort dat ze bieden en het gevoel van vrijheid is onbetaalbaar. Het is als een drug. Ik heb ze in alle kleuren van de regenboog. Tot in het zwart, voor minder prettige gelegenheden wanneer enige ingetogenheid geboden is. Ik kan geen lederen schoenen meer aan mijn voeten verdragen, zelfs als ik het zou willen. Daarvoor zijn mijn voeten te breed geworden door het dragen van mijn schoeisel. Ik ben een slaaf geworden van mijn eigen comfort. Gevangene van mijn vrijheid. Maar die vrijheid is wel een mooi gevecht van elke dag.”
d’Urse
Het mag duidelijk zijn. Laurent d’Ursel is anders dan de anderen. Dan vele anderen. De eerste kennismaking met het anders zijn, gaat ver terug. Naar zijn kindertijd. “Ik ben kind van een bevoorrechte omgeving. Ik weet het. De rijke adel. Daar sta je niet zo bij stil als je nog maar een duim groot bent, maar toch begon er al gauw een belletje te rinkelen. Meer bepaald op de dag dat ik mijn vader twee telefoontjes hoorde plegen. Het eerste naar de loodgieter: Bonjour, ici Charles d’Ursel, j’ai un problème, etcetera, etcetera... Op zakelijke toon. Waarop hij ophangt, een ander nummer belt. Joviaal, met luide stemme: Allo Hyppolite, Ici Charles d’Urse, comment vas-tu!? Ik zag het, hoorde het, begreep het niet goed. Toch voelde ik die dag dat niet alle mensen hetzelfde zijn, of niet willen zijn. Dat er een klassenverschil is en dus een klassenprobleem. Een probleem van twee maten en gewichten, verschillende snelheden in de menselijke contacten. Als je chic wil lijken, snob, elitair, dan heb je van die aanspreekwijzen omdat te bevestigen. Voor de gewone mens is het d’Ursel, voor het kringetje van ons kent ons, d’Urse. Nog iets uit die tijd dat ik nooit zal vergeten, is de dag waarop mijn moeder zei: ‘Wij, wij spuwen niet. Het is beter voor de gezondheid, dan je slijm in te slikken. Maar spuwen dat is voor de arbeiders.’ Alweer snapte ik het niet goed, maar ik begreep dat mijn moeder een probleem had. Een probleem dat het zich ongepast superieur voelen met zich meebrengt.”
“Ieder zijn leven, ja. Maar het was niet het leven wat ik wilde. Dus ben ik in mijn adolescentie uitgebroken. Zo goed en slecht als het maar kon.”
Vogeltjes
De lente is in het land. Dus prijkt aan de voorgevel van de woning die de ‘verloren gelopen’ zoon deelt met zijn levensgezellin Hélène een kunstwerkje. Aangepast aan het seizoen: enkele takjes groen, vogeltjes op plastic geprint. “Het is een traditie die we al vele jaren in stand houden. Voor elk seizoen een ander kunstwerk aan de gevel. Deze keer van de hand van mijn lieve Hélène. Het is een merkpunt in de straat dat merkwaardig al die jaren is gerespecteerd geworden door de buurt. Een buurt waar het wel eens heet aan kan toe gaan. Nooit zijn ze het voorwerp geworden van vandalisme, dus slecht kan het niet zijn.”
Laurent d’Ursel vertelt het me in zijn woonkamer, organisch gegroeid zoals de man zelf. Boeken alom, snuisterijen, kunst. Chaotisch. Warm. Een nachtmerrie voor de Tantes Kaat van deze wereld. Ik zie ook een jasje hangen met opschrift ‘Laurent d’Ursel, Venice 2015’. Een vingerwijzing naar de Biënnale van Venetië van volgend jaar, waarvoor mijn gastheer zich maar wat graag had geselecteerd gezien.
“Het was een ambitie die ik lang heb gekoesterd, maar ondertussen heb opgeborgen. Bij de bevoegde instanties heb ik geen voet tussen de deur gekregen, ik paste blijkbaar niet in het plaatje. Daarom heb ik het geweer van schouder veranderd en mik ik nu op het organiseren van mijn eigen Biënnale, hier in Brussel. Om het met de woorden van Johan Cruijff te zeggen: ‘Elk nadeel heb zijn voordeel.’ Dus speel ik nu met het idee om Venice in Brussels te organiseren.”
Dagelijks brood
Laurent d’Ursel heeft twee diploma’s: eentje in de Filosofie en eentje in de Economie.
“Ik heb in beide domeinen getracht te doctoreren, maar dat is niet gelukt. Om verschillende redenen. Waarop ik mij meer en meer ben beginnen toe te leggen op schrijven, iets wat ik al van kleins af deed. Een enorm succes was het niet, nu hou ik me al een vijftiental jaren bezig met plastische kunsten. Een mooi woord om te zeggen dat je eigenlijk zowat alles doet wat je wil doen. Films draaien, beeldhouwen, schilderen, performances, installaties maken...”
Maar ondertussen dient wel het dagelijks brood verdiend te worden. “Dat doe ik met lessen Frans te geven. Aan mensen die niet van hier zijn. Ook daar stap ik buiten de platgetreden paden. Ik ben nu al jaren een boek aan het schrijven. Een turf. Vooral bedoeld voor Engelstaligen die Frans willen leren. Met als uitgangspunt de moeilijkheden die vreemdelingen hebben met de geheimen van de Franse taal.”
Uitweg bieden
Het geeft mijn gastheer de ruimte om de dingen te doen, die hij nodig acht te doen.
“In 2011 heb ik met gelijkgestemden de vzw DoucheFLUX opgericht. Daarvan situeert de werking zich rond de daklozen in Brussel. Een sociaal project met als zwaartepunt het openen van een huis in de Veeartsenstraat in Anderlecht, waar mensen zonder dak boven hun hoofd een douche kunnen komen nemen, hun schamele bezittingen voor een tijd opbergen. Eenentwintig douches, 35 lavabo’s, 14 toiletten en 400 kluisjes. Allemaal bekostigd met privégeld. De aankoop van het pand zou midden deze maand moeten rond zijn. ‘Dit is onmogelijk. Is hij nu helemaal zot geworden?’, zeggen de mensen. Toch zal het werkelijkheid worden. Daarnaast tracht DoucheFLUX met allerhande activiteiten die ongelukkige mensen een gevoel van eigenwaarde te geven. Een eigenwaarde die hen onderweg om de een of andere reden door de vingers is geglipt. We willen hen een uitweg bieden uit uitzichtloosheid, eenzaamheid. In het begin kregen we tegenkanting, maar de positieve reacties beginnen nu de bovenhand te krijgen.”
"Ik heb geen ego"
Tegenkanting krijgen, het hoort bij wat Laurent d’Ursel doet. “Ik ben niet bepaald diplomatisch aangelegd, zet de mensen door wat ik doe dikwijls op het verkeerde been. Bij velen kom ik arrogant over, pretentieus. Maar dat ben ik niet, binnenin ben ik een verlegen jongetje. Ik heb al zo veel naar het hoofd gesmeten gekregen. Zo veel dat ik me het zelfs niet meer kan herinneren. Whatever. Maar er is wel één ding dat ik wil rechtzetten. Als er één ding is dat men mij niet mag verwijten, dan is het dat ik een ego zou hebben. Het is iets wat me totaal vreemd is. Niet dat ik zomaar vanuit mezelf tot dat besef ben gekomen. Neen, het is boven water gekomen door de twee psychoanalyses, die ik op eigen initiatief heb ondergaan om redenen, waarover het hier niet verder gaan hebben.”
BDW in gesprek met ...
Lees meer over: Sint-Gillis , Samenleving , BDW in gesprek met ...
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.