Een plekaaizer is een magneet, een baais een bui, en mast-a-la-kolonje? Dat betekent zeer veel. Het zijn omschrijvingen uit ’t Es on aa naa!, de zesde bloemlezing van Marcel De Schrijver (85) over Brusselse woorden en gezegden. Cultureel erfgoed noemt hij het. Erfgoed dat volgens hem bedreigd wordt, want maar weinig jonge mensen spreken het dialect.
Marcel De Schrijver: ‘Neen, het gaat niet goed met het Brussels’
Lees ook: Be.Brusseleir voor ’t leven
Noem Marcel De Schrijver gerust een referentie als het over het Brussels dialect gaat. Het begon voor hem allemaal met de Dictionnaire du dialecte Bruxellois van Louis Quiévreux, die hij in de jaren zestig in handen kreeg. De vele opmerkingen die hij bij het boek had, schreef hij op papiertjes die hij in het boek stak. Het werden er uiteindelijk zoveel dat hij bij zijn pensionering besliste om zelf een boek te schrijven met woorden en uitdrukkingen in het Brussels. Door de respons die hij daarop kreeg en de ontdekkingen van steeds nieuwe informatie, kreeg hij verschillende opvolgers.
’t Es on aa naa! is het zesde boek uit de reeks, maar liefst 411 bladzijden dik en doorspekt met ongeveer zesduizend woorden en leuke gezegden in het Brussels. “Ik heb informanten in verschillende gemeenten die mij helpen als ik een verklaring niet vind,” vertelt De Schrijver. “Al is het Brussels in mijn boeken eigenlijk dat van Jette, Sint-Agatha-Berchem en Ganshoren. Brussels is geen eenheidsdialect, het verschilt van gemeente tot gemeente en soms zelfs van familie tot familie. Die verschillen vervagen door de grotere mobiliteit van de mensen. Daarbij, het Brussels wordt vandaag nog bijna alleen door oudere mensen gesproken.”
De Schrijver haalt daarmee een pijnpunt aan. Al jaren wordt er geijverd om het dialect te laten heropleven. Hij draagt daar actief toe bij, bijvoorbeeld met de Jetse Speegelmanne en eerder als lid van de Academie van het Brussels. Be.brusseleir is vandaag de katalysator van al die inspanningen, met onder meer allerhande voorstellingen en zelfs Brusselse toêllesse in het Oeis van ‘t Brussels. Maar volgens De Schrijver gaat het dialect nog steeds achteruit. “Jef De Keyser, de stichter van de Academie van het Brussels, wou dat er in elke gemeente een onderafdeling kwam. Uiteindelijk kwam die er alleen in Jette, Koekelberg en Evere. En in Jette hebben we het aantal leden zien terugvallen van 421 tot 113. Elk jaar overlijden een paar van onze leden, en jongeren komen er niet bij.”
Door die evolutie zei De Schrijver eerder al dat het Brussels volgens hem nog maar een vijftigtal jaar zou bestaan (in een interview met deze krant in 2008, red.). Van die uitspraak wijkt hij vandaag niet af. “Ik blijf daarbij, ja. Dat wordt me door veel mensen niet in dank afgenomen. Robert Delathouwer zegt altijd dat ik positiever moet zijn, hij gelooft dat het Brussels zal blijven voortbestaan. Natuurlijk hoop ik dat hij gelijk krijgt, maar ik vrees ervoor.”
De toêllesse hebben wél succes, net als het Brussels Volkstejoêter, maar het grote probleem blijft: hoewel heel wat mensen het sappige dialect leuk vinden en sommigen zelfs noties hebben, spreken ze het zelf niet meer. En net dat is nodig voor zijn overleving. “Ik zie dat bij mijn kleinkinderen. Ze begrijpen het, ze lachen mee als ze naar het Volkstejoêter gaan kijken. Maar het spreken? Nee, dat doen ze niet. De jongeren krijgen het Brussels niet meer mee.”
Nochtans bestaan ze, jonge Brusselaars die hun dialect nog spreken. Met een personage als Kevin Le Forain kunnen ook zij opkijken naar een ket die fier is op het Brussels en als een uitstekende ambassadeur optreedt. De Schrijver ziet het graag gebeuren, maar hij merkt dat het Brussels van de jongere generatie anders is. “Zij gebruiken meer Nederlandse woorden als ze Brussels spreken, voor woorden waarvan ze de dialectvorm niet kennen. Dat is iets dat je niet hebt bij Franstaligen die Brussels spreken.”
“Mensen die geloven dat het Brussels een langer leven is beschoren, zeggen dat dat niet het Brussels van vroeger zal zijn, maar eerder een soort tussentaal. Dat zou best kunnen. In een soap als Thuis spreken ze geen zuiver Nederlands meer. Ook dat is al een soort tussentaal.”
Dinosaurussen
“Elk jaar zie ik mensen verdwijnen, en daarmee verdwijnt elke keer een stukje Brussels. De mensen in de werkgroep Academie van be.brusseleir zijn ook bijna allemaal op leeftijd. We zijn een beetje de laatste dinosaurussen, ja. Zo voel ik me toch (lacht).”
“Met de Speegelmanne heb ik geen plannen meer. Ik denk dat we het binnen afzienbare tijd zullen opdoeken. Er is geen opvolging. Aan mijn boeken blijf ik voortschrijven, al kan ik niet te veel meer vooruitplannen. Het is een passie geworden. Hopelijk kan ik zo helpen het Brussels toch nog wat langer in stand te houden.”
Het boek ’t Es on aa naa! is voor 29 euro verkrijgbaar op www.bebrusseleir.be.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.