"Elke keer als we verhuizen, veroorzaakt dat stress. Het wordt onleefbaar." Al twee jaar trekt een groep van 120 sans-papiers van kraakpand naar kraakpand in Brussel. Hun negende stop: een leegstaand hotel, maar voor eind februari moeten ze daar opnieuw weg. "Als we dan niets anders hebben, staan we op straat."
| Taslim toont een litteken op zijn rug. Zijn operatie was een gevolg van tuberculose.
Arenbergstraat 18. Hier, in de schaduw van de Sint-Michiels-en-Sint-Goedelekathedraal, stond vroeger Hotel Scandic. De arduinen gevel ziet er behoorlijk netjes uit en zelfs de glazen schuifdeur opent nog steeds automatisch wanneer je er voorbij stapt. Bijna niets doet vermoeden dat dit nu een kraakpand is. Alleen een zelfgemaakte affiche op het raam zegt iets over de huidige bewoners van het pand, de groep die zich La Voix des Sans-Papiers noemt.
Voor het gebouw stopt een ziekenwagen. Twee ambulanciers wandelen rustig binnen. “Ze zoeken kamer 216”, roept een bewoner. “Daar woont Moussa!”, klinkt het verderop. Vijf minuten later vertrekken de hulpverleners al en komt onze contactpersoon me begroeten.
Ibrahim is een grote Guineeër, steeds met twee gsm’s in de aanslag. Hij lijkt weinig verrast door de komst en het snelle vertrek van de ambulance. “Als iemand erg ziek is, bellen wij hen op, maar ze doen weinig want we hebben toch geen papieren”, vertelt hij terwijl we door de lobby van het hotel wandelen. Die is vrijwel in zijn originele staat.
Naast de bar staan een tiental ongedekte ontbijttafels. De leren loungezetels van weleer zijn er ook nog, net als de kleine flatscreens, inclusief de internationale zenders. Alleen de piccolo is vervangen door een sans-papier in fluohesje die de wacht houdt.
'Grote familie'
“We houden het hier proper”, vertelt Ibrahim trots. We wandelen de hotelkeuken binnen, waar een struise Senegalees, Billy, enkele kippen met kruiden bestrooit. “Wij koken voor iedereen in het gebouw.” Dat zijn iets meer dan 120 mensen zonder papieren, uit landen als Guinee, Mauritanië, Senegal, maar ook Marokko. “Onderling zijn er geen verschillen”, benadrukt mijn ‘gids’, “we zijn een grote familie.”
Via de trappenhal, die vroeger als nooduitgang fungeerde, bereiken we de eerste verdieping. Hier ogen de gangen ietwat slordig door het speelgoed dat overal rondslingert. Twee peuters spelen op de grond en kijken niet op wanneer ik over hen stap. Hier wonen de vrouwen en families, met in totaal een tiental kinderen. Meer krijg ik hier niet te zien. Ibrahim begeleidt me meteen naar de tweede verdieping.
Op de eerste deur klopt hij aan, voor hij die op een kier opent. Een “salam aleikum” wordt beantwoord met een vrolijke “waleikoum as-salam”. Binnen zitten drie mannen naar MTV te kijken. Twee van hen duiken weg zodra ze mijn camera zien, maar Ibrahim, die uit Mauritanië komt, blijft op zijn bed zitten. “Ik ga me niet verstoppen”, lacht hij.
Iedereen in de kamer vindt het jammer dat de sans-papiers het gebouw moeten verlaten voor 28 februari. Ook Ibrahims glimlach verandert in een melancholische blik wanneer het ultimatum ter sprake komt. “Elke keer als we moeten weggaan, veroorzaakt dat stress.” Het is de derde keer in zes maanden dat de groep moet verhuizen, de negende keer op twee jaar tijd. Toch blijft Ibrahim, die al tien jaar in België verblijft, hoopvol. "Wij geven niet op, we blijven hier.”
'Hongerstaking'
Op materieel vlak hebben de sans-papiers het goed in Hotel Scandic. Elke kamer telt twee bewoners. Sommigen hebben een televisie of zelfs een koelkast, en ze hebben allemaal een eigen badkamer. Ik word uitgenodigd op een andere kamer, waar drie mannen samen thee drinken. “Ik hoop dat we een ander gebouw vinden, maar het is niet gemakkelijk”, zegt Mohammed, die een kopje thee voor me zet.
“Weet je, wij begrijpen niets van de criteria voor regularisering”, vertelt hij verder. “Het zou beter zijn als ze ons papieren geven, zodat we kunnen werken en belastingen betalen.” De twee anderen reageren met niet meer dan een knik.
Ondertussen krijgt Ibrahim een bericht vanuit de keuken. “Het eten is klaar.” Suleyman, een Mauritaniër die de hele tijd gezwegen heeft, geeft aan dat hij geen honger heeft. “Ah, hongerstaking”, grapt Ibrahim, “dan gaan we Francken bellen!”
'Opgesloten'
In de lobby zitten enkele tientallen mannen op de grond te eten. Verschillende handen duiken haastig in de grote schalen vol met kip en rijst. Verderop zit een vrouw op een bankje, samen met haar twee zoontjes van drie en bijna twee jaar. Zij komt uit Senegal, haar kindjes zijn in België geboren. Sinds afgelopen zomer trekt ze rond met la Voix des Sans-Papiers.
“Daarvoor zat ik in een open centrum in Charleroi”, vertelt ze. Daar kreeg ze luiers voor haar kinderen, lekker eten en tickets voor het openbaar vervoer. “Hier voel ik me opgesloten. Ik heb niets en kan amper naar buiten gaan.” Ze voelt zich verplicht om hier te zijn. “Want dat is beter dan op straat leven.”
Haar drie jaar oude zoon gaat naar school en daar volgt een psycholoog hem op. “Die zegt dat mijn zoontje niet zoals de andere kinderen is, dat hij psychologische problemen heeft.” Het kindje lijkt niet te beseffen dat we over hem praten. Haar stem klinkt emotioneler en haar ogen worden waterig terwijl ze verder praat. “Ik wil gewoon dat mijn kinderen het beter hebben dan ik”, zegt ze, maar hoopvol is ze niet. “Wanneer we verhuizen, ondergaat mijn zoontje nog meer stress. Het wordt onleefbaar.” (Lees verder onder de kaart)
Bezoek van de koning
Ibrahim pikt me terug op om onze toer door het hotel verder te zetten. We kloppen aan bij nummer 216. Op zijn bed zit een vriendelijk ogende man een jas te strijken. Kandé komt uit Guinee-Bissau. “Fala português?”, vraag ik, waarop hij glimlacht en me uitnodigt om plaats te nemen op een stoel.
De tv staat aan, een of andere Franstalige talentenjacht, en naast de tv hangt een poster van de Rode Duivels. Nu pas merk ik dat er iemand in het bed naast me ligt. “Hij is ziek”, verklaart Kandé. Dit is de man waarvoor de ziekenwagen was uitgerukt. Met een luide kreun draait de man zich om en probeert hij zich recht te zetten.
“De ambulanciers zeiden dat er niets met me aan de hand is.” Taslim zit nu rechtop, maar een grimas verraadt dat hij nog altijd pijn heeft. In 2015 kreeg hij tuberculose, waardoor hij acht maanden in het Sint-Pietersziekenhuis heeft gelegen, waarvan vijf maanden in quarantaine. “De dokters vertelden me toen dat ik mogelijk verlamd zou geraken, omdat de ziekte mijn beenderen had aangetast.” Taslim werd uiteindelijk geopereerd. Hij trekt zijn T-shirt uit en toont een litteken op zijn rug. “Enkele schroeven houden mijn rug samen.”
Als revaliderende patiënt kreeg Taslim zelfs bezoek van koning Filip. Die luisterde naar zijn verhaal. “Maar de koning wilde mij niet helpen.” En dat kan Taslim moeilijk aanvaarden. “Mijn grootvader heeft aan de kant van België meegevochten tijdens de wereldoorlog, en mij behandelen ze zo?” Hij zegt dat nog eens verhuizen moeilijk wordt. “Ik heb medische hulp nodig dus als het moet, ga ik naar een ander land.”
Maldegems
Een andere man komt binnengestormd. De dertiger is opgewonden, een beetje dronken en niet blij met mijn aanwezigheid. “Kerel, wat doe jij hier”, brult hij met een bijna West-Vlaams accent. “Zie je dit hier?”, terwijl hij naar Taslim wijst. “Honden worden beter dan ons behandeld!” Nu grijpt hij mijn knie vast: “Dat is toch niet normaal, kerel!”
Kandé en Ibrahim wijzen erop dat sommigen hier gek worden door de uitzichtloosheid, door steeds te moeten verhuizen. “Maar hij heeft gelijk hoor”, zegt Kandé met een glimlach. Ondertussen is de andere man gekalmeerd. Zijn accent blijkt niet West-Vlaams, maar Maldegems te zijn. Daar heeft hij zijn eerste jaren in België doorgebracht.
“De Vlamingen hebben mij opgevoed”, lacht hij met enige trots. Zijn naam is Dia. “In Maldegem had ik alles”, gaat hij verder. Hij had er een appartement, een job en zelfs een wagen. Dia toont me een foto van hem uit Maldegem, met naast hem een groep blanke kinderen. Hoe hij uiteindelijk in dit kraakpand terecht is gekomen, wil hij niet kwijt. Zijn stemming slaat terug om en Ibrahim neemt me mee naar buiten.
Negende keer verhuizen
De sans-papiers bezetten Hotel Scandic met toestemming van de eigenaar én van burgemeester Close. Maar op 28 februari moeten ze vertrekken, want de eigenaar wil het hotel renoveren. Dit wordt de negende keer in minder dan twee jaar tijd dat de groep moet verhuizen, maar een nieuwe bestemming hebben ze nog niet.
Een week geleden heeft la Voix des Sans-Papiers een oproep gelanceerd aan “publieke functionarissen” om leegstaande gebouwen te melden. “Maar voorlopig hebben we nog niets gevonden”, zegt Ibrahim. De nieuwe anti-kraakwet maakt het voor de sans-papiers nog moeilijker om een gebouw te bezetten.
“Als we op voorhand geen toestemming van de eigenaar en de gemeente hebben, zullen we geen enkel gebouw betreden”, legt de gids uit. “Als we niets anders hebben, gaan we ons niet verzetten. Dan staan we op straat.”
Lees meer over: Brussel , Samenleving , sans-papiers , migranten , kraak , Astridhotel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.