Bruggen bouwen om het antisemitisme te bestrijden. Het was de kernboodschap die Pascale Falek-Alhadeff wou brengen als directrice van het Joods Museum in Brussel dat in 2014 getroffen werd door een vreselijke aanslag. Nu neemt ze na vijf jaar afscheid. Maar haar strijd is niet gedaan.
| "Elke democraat moet de racist van antwoord dienen"
Wie is Pascale Falek?
- geboren in Brussel
- studeert Geschiedenis aan de ULB
- behaalt in 2004 master in Judaic Studies (Oxford)
- 2005 Master of Arts (Warsaw)
- wordt in 2011 doctor in de filosofie (Firenze)
- werkt van 2011 tot 2014 in het Rijksarchief
- 2014-2020 Joods Museum Brussel, eerst als conservator, nadien als directrice
Pascale Falek had haar handen vol tijdens de lockdown met twee jonge kinderen. Tegelijk moest ze de tijdelijke sluiting van het Joods Museum organiseren, er de laatste dossier afronden en de overdracht regelen. “Maar ik klaag niet. Ik woon dicht bij een park en heb een baan. Voor veel gezinnen die klein wonen en financiële problemen hebben is deze crisis vele malen groter. Ook kunstenaars hebben een harde tijd, zonder veel perspectief. Mijn situatie is daarmee vergeleken heel geprivilegieerd.”
Dat ze nu afscheid neemt van het Joods Museum komt als een toeval. Ze vond een andere baan net voor de lockdown: ze gaat werken voor de Europese Commissie die zich sinds enkele jaren specifiek met het stijgende antisemitisme bezighoudt. Falek: “Vooral op het internet zien we joden- en moslimhaat en racisme verontrustend snel stijgen. De EU zet de internationale socialmediaspelers aan om hate speech op hun fora te bannen. De Europese Commissie heeft hierover met de bedrijven een Code of Conduct afgesproken. De resultaten zijn bemoedigend. In 2019 kreeg negentig procent van de aanmeldingen na racismeklachten op het net een beoordeling en werd 71 procent van de aanmeldingen verwijderd.”
U bent bij het Joods museum begonnen, net na de aanslag in mei 2014 door de islamitische terrorist Mehdi Nemmouche. Dat was traumatiserend voor het museum en voor de hele Belgische joodse gemeenschap. Hoe heeft u dat aangepakt?
Pascale Falek: Het museum moest rechtop blijven staan. Het moest blijven leven zodat we de verschrikking konden overstijgen. Niet toegeven aan het terrorisme, dat was de boodschap. Het moest tegelijk een museum blijven waar iedereen welkom was en waar de dialoog kon primeren, zonder enig taboe. Het mocht bovendien ook geen bedevaartplek worden. Mijn uitgangspunt was: iedereen moet zijn meervoudige identiteit kunnen beleven, zonder dat dat het burgerschap in de weg staat. Dat is niet altijd makkelijk in het diverse Brussel met zijn 184 nationaliteiten, maar het is wel noodzakelijk.
Was de joodse gemeenschap zomaar bereid om zo snel opnieuw de dialoog aan te knopen met de moslims? U vond alvast van wel.
Falek: Ik heb alvast geen druk ervaren. Het Joods Museum kan autonoom werken. We hebben eigenlijk vooral steun gekregen om die boodschap van dialoog uit te dragen. Ik wist: c’est un cercle vertueux, het is een positieve spiraal. Hoe meer succesvolle expo’s en projecten, hoe meer steun er komt. In 2019 hadden we 31.500 bezoekers, van wie de meerderheid niet-joods was en onder wie duizenden jongeren en scholieren.
Met de expo’s over Stéphane Mandelbaum en de Superhelden heeft het museum flink wat volk kunnen lokken. Ze kregen ook veel weerklank. Zijn dat ook de expo’s waar u de beste herinneringen aan hebt?
Falek: Ik ben het meest trots op de tentoonstelling die ik in 2017 zelf heb gecureerd (met Bruno Benvindo, red.): Gastvrij Brussel? We hebben hiermee het museum in het Brusselse culturele landschap verankerd. De expo ging over migratie en we hebben aan de hand van getuigenissen aangetoond hoe universeel die is.
Als je kijkt naar de weg die mijn grootvader heeft afgelegd om vanuit Polen in 1928, via Duitsland in Luik te raken, dan zie je dat die route niet veel verschilt van de weg die migranten vandaag nemen. De expo ging net zo goed over Paul Panda Farnana, de eerste Congolees die in België heeft gestudeerd (rond 1900, red.) of over een jonge Soedanese die gevlucht is en over het seksuele geweld dat ze in haar eigen land en in Libië moest doorstaan.
Het was ook prachtig om te zien dat twee jonge Syriërs in een joods museum hun migratieverhaal wilden delen. Los van culturele, politieke of religieuze verschillen konden we tonen hoe migranten vaak heel gelijkaardige verhalen vertellen.
De expo moest het gat dichten dat er vandaag nog altijd is: er is geen groot museum van de migratie in Brussel. Daar wordt nochtans al jaren over gesproken.
Falek: Foyer heeft met MigratieMuseumMigration een verdienstelijke poging gedaan. Die tentoonstelling is echt de moeite waard. Daarmee is hopelijk de basis gelegd.
Vandaag staat de dekolonisatie in het centrum van het debat, met onder meer de discussie over het verwijderen van de standbeelden die refereren aan het kolonialisme. Wat vindt u?
Falek: Het is geen nieuw debat. Wetenschappers zijn er al langer mee bezig. Het kolonialisme en de dekolonisatie komen nog niet aan bod in het onderwijs, omdat het niet in de programma’s staat. Ik ben blij dat het debat over de dekolonisatie van de openbare ruimte nu ruimer gevoerd kan worden in Brussel en dat racisme en discriminatie ernstig genomen worden. Vergeet niet dat we hier al jaren over spreken. Of het nu gaat over de racistische koren in de voetbalstadions of de racistische bagger die sommigen op Twitter over zich heen krijgen. Dat is ook vandaag nog de dagelijkse werkelijkheid. Op zo’n moment moet de democraat hen van antwoord kunnen dienen. En als dat niet helpt moet Justitie in actie schieten.
In het museum hebben jullie ook rond vooroordelen gewerkt door jongeren met een jood te laten praten.
Falek: Dat is Let’s Meet A Jew, een project waarmee we duizenden scholieren hebben bereikt. In Berlijn hadden ze een vergelijkbaar project, met een jood in een kelder. Zo provocerend wilden we het niet. Kijk, België telt slechts dertig- tot veertigduizend joden. Het is dus heel normaal dat een Belg in Namen of Brugge geen joden persoonlijk kent. Als ze joden ergens mee associëren, dan is dat vaak in het kader van het Joods-Palestijnse conflict of met de chassidische joden in Antwerpen. Met Let’s Meet A Jew hebben we dat beeld willen doorbreken en geprobeerd om de verschillende facetten van de joodse culturen en het joods-zijn onder de aandacht te brengen.
“Ik ben blij dat het debat over de dekolonisatie van de openbare ruimte ruimer gevoerd kan worden en dat racisme en discriminatie ernstig genomen worden”
Het antisemitisme waar joden slachtoffer van zijn lijkt zich meer op een primair niveau af te spelen, met verbale agressie. Joden lijken minder last te hebben van discriminatie op de arbeidsmarkt of huisvestingsmarkt. Klopt dat?
Falek: Zou kunnen, maar er is bijvoorbeeld wel fysiek geweld tegen joden, met soms de dood tot gevolg. Dus het valt zeker niet te minimaliseren. Het antisemitisme is de laatste jaren fors toegenomen in België, en tegelijk ook de fysieke agressie. Er is ook het banaliseren van antisemitische stereotypes zoals bij het carnaval van Aalst. Dat is niet tot Vlaanderen beperkt, hoor. Aan Franstalige kant zien we een stijgende invloed van antisemitische ideologen als Alain Soral (Frans-Zwitserse publicist, red.).
Antisemitisme is venijniger in de zin dat het joden, ten onrechte, met ‘positieve’ beelden in verband brengt: joden zijn rijk, hebben veel invloed, staan dicht bij de elite, et cetera. Vaak herken je joden niet op het eerste gezicht, omdat ze geen keppeltje of Jodenster dragen, wat paradoxaal genoeg, nog meer de verdenking en de paranoia voedt.
De vooroordelen kunnen heel gewelddadig overkomen. Bij Let’s Meet A Jew vragen we de jongeren wat het beeld van een jood bij hen oproept. Het zijn nog altijd dezelfde stereotypen: de haakneus, het geld, de geniepigheid. De beste manier om dat beeld te ontkrachten, is educatie en tonen wat het joods-zijn inhoudt. Zoals vandaag iedereen weet wat de ramadan is of het Suikerfeest, dankzij de media die er aandacht aan besteden, is het ook goed om die joodse geschiedenis en tradities in de kijker te zetten.
Jammer genoeg krijg je dan een succesvolle serie als Unorthodox (op Netflix, over een meisje dat vlucht uit de heel gesloten chassidische gemeenschap in New York, red.) die op zichzelf wel goed gemaakt is, maar slechts een minuscuul deel van de joodse gemeenschap toont. Wat dan weer antisemitische reacties heeft uitgelokt.
Brussel kent een kleine maar levendige joodse gemeenschap, maar ze is minder zichtbaar dan in Antwerpen. Is daar een historische verklaring voor?
Falek: Er zijn wel enkele chassidische families in Brussel, maar die zijn inderdaad veelal in Antwerpen te vinden. Dat komt omdat het om een andere migratie gaat. De chassidische joden zijn na de Tweede Wereldoorlog naar Antwerpen verhuisd en kwamen voornamelijk uit Hongarije. Dat is een andere migratie dan die van het interbellum, toen vele voornamelijk linkse joden uit Poolse steden als Warschau en Łódz naar België zijn verhuisd. Die hadden al een deel van hun traditionele geloof laten varen toen ze in Antwerpen, Brussel en Luik aankwamen. Het is vandaag ook best moeilijk om als strikt gelovige jood in Brussel te leven. Je moet te voet naar de synagoge kunnen gaan, je moet koosjer eten kunnen kopen, de vrouwen moeten naar de mikvé (rituele badplaats, red.) kunnen gaan, kinderen moeten in een yeshiva studeren et cetera.
Toch is die joodse gemeenschap nog behoorlijk actief in Brussel.
Falek: Het Brusselse verenigingsleven is dynamisch en veelkleurig. Het Centre Communautaire Laïc Juif van wijlen David Susskind is de grootste joodse vereniging. Ze belijden een unieke niet-gelovige en vrijzinnige vorm van het judaïsme, met respect voor de traditie. Ze geven joden de kans om hun cultuur te beleven, zonder gelovig te zijn, zonder naar de synagoge te gaan, koosjer te eten of de sabbat te respecteren. Tegelijk kunnen ze zich heel doordrongen voelen van de joodse cultuur en die doorgeven aan hun kinderen. En dan is er ook nog de Cercle Ben Gurion, die zich politiek ter rechterzijde bevindt of de Union des Progressistes Juifs de Belgique, die in een communistische traditie wortelt. Op zich is dat wel bijzonder. Voor de Tweede Wereldoorlog had je in Brussel ook een heel sterk ontwikkeld joods verenigingsleven met een heel spectrum aan organisaties van links tot rechts.
U zwaait af als directeur van het Joods Museum op een moment dat men eindelijk de architect zal aanduiden voor de broodnodige renovatie die al lang is aangekondigd. Vindt u het jammer dat u de heropening niet kan meemaken?
Falek: Het is een prachtig project dat tussen nu en 2024 door voorzitter Philippe Blondin en de nieuwe directrice Barbara Cuglietta in goede banen wordt geleid, in samenwerking met Beliris. De curator van POLIN, het Joods Museum van Warschau, heeft me aangeraden om in die aanslepende renovatiediscussie een opportuniteit te zien. Door dingen uit te proberen, door de beleving centraal te stellen. Musea evolueren en die ervaringen kunnen helpen om het nieuwe museum vorm te geven.
Neen, als ik van een ding spijt heb is het van onze laatste Museum Night Fever die jammer genoeg niet is kunnen doorgaan door corona. Ik wilde echt een toenadering tussen de museumbezoekers en het Brusselse nachtleven. Het zijn werelden die op het eerste gezicht ver van elkaar staan. Ik wou die mengen. Eerst het museumbezoek en vervolgens fuiven. Want op de dansvloer is iedereen echt gelijk.
Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , Pascale Falek , Joods Museum , joodse gemeenschap , dekolonisatie
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.