Een zoveelste halalslagerij duikt op. De authentieke ‘Belgische’ slager-spekslager ziet het met lede ogen aan, en ventileert zijn malaise. Ook Marc Landuyt, provinciaal voorzitter Brussel van de Belgische Landsbond der beenhouwers, slagers en traiteurs, speurt met gemengde gevoelens naar de nieuwkomers. Hoe eentje her en der de stiel begint, lijkt hem niet altijd koosjer.
Steeds meer halalslagerijen in Brussel
De jongste beenhouwersgeneratie heeft al wat tegenwind gehad in Brussel. Eerst zetten grootwarenhuizen eigen slagers aan het werk, om het toogaanbod te diversifiëren. Dan was het opboksen tegen onveiligheid – de op één na laatste Vlaamse slager van de Vierwindenstraat (Sint-Jans-Molenbeek) trok eind jaren 1990 de deur dicht wegens te veel kassaovervallen en bedreigingen. En - vooral - tussen 2000 en 2005 installeerde zich een opvallend fenomeen: de halalslagerij. Sindsdien is het in sommige gemeenten met de loep zoeken naar de authentieke, Belgische keurslager. In Brussel-Stad zijn nog vier Nederlandstalige slagers lid, horen we van de Corporatie van Beenhouwers en Slagers.
Het probleem voor de sinds lang gevestigde slagerijen, is niet de concurrent om de hoek. Want het aanbod is anders. Voor kipkap en zelfbereide bloedpensen moet je niet echt naar de halalslagerij. Het probleem is eerder de malaise, het ongemak van de ‘laatste der slagersmohikanen’ te midden van een ‘andere’, groeiende massa. In een grote kring rond het Dapperheidsplein, de Wayezstraat en de Bergensesteenweg overleven nog twee autochtone slagerijen. “De eerste dag dat onze vernieuwde winkel openging, stond de inspectie van het Voedselagentschap al binnen,” krijgen we te horen. “Ik vraag me af of ze in die halalslagerijen net zo streng zijn, als bij ons. Ik had ergens een vaatdoek hangen (in plaats van alleen keukenrolpapier, red.): een slecht punt en hercontrole. Een lamp hing eens wat te los: een slecht punt en hercontrole. Telkens als de inspectie terug moet komen, kost me dat 250 euro,” stelt Anne Cloetens van D.C. Quality, hartje Anderlecht. “Zo raak ik gefrustreerd. Terwijl ik ze elders op gympies in hun winkel zie staan. Ik ken slagerijen waar de potjes niet eens in de koeltoog staan. Bij mij komt de voedselinspectie tweemaal per jaar langs. En bij hen?”
Gelijke controles
Het FAVV stuurt de Nederlandstalige inspectie naar Nederlandstalige geregistreerden. Dat zijn er voor Brussel een pak minder dan in de tijd van de West-Vlaamse, hoofdstedelijke beenhouwers. De Franstalige inspectie doet ook haar werk, bij Franstaligen en - iets moeilijker - Franskundigen.
Ook bij La Moutonnerie, ruim een halve eeuw speciaalzaak in lamsvlees, en drie jaar terug overgenomen door Bruno Bartholomé, voelen we ontmoediging. “Kijk naar de klant. Er zijn steeds minder Anderlechtenaren die geen halal eten, de autochtone populatie slinkt. Bovendien wil de nieuwe klant de allerlaagste prijs betalen, waardoor kwaliteitsverschil van geen tel is. En ja, het is nu eenmaal goedkoper in de halalslagerij. Maar ik weet dat ze daar al eens merguez verkopen met varken of kip erdoor gedraaid, om goedkoper te zijn (normaal bevat merguez alleen lamsvlees, red.).” Het Voedselagentschap maakt an sich geen verschil tussen een halalslagerij en andere slagerijen. Voor hygiëne en voedselcontrole zijn ze gelijk, als alle normen maar gehaald worden. Trouwens waar staat het label halal voor, op de vitrine van de slager?
Bij de Executief van de Moslims van België (EMB) weten ze meer: “Halal (ritueel geslacht vlees, red.) is geen kwaliteitslabel of prestigelabel voor slagerijen. Alleen het begrip halalslachthuis bestaat, niet halalslagerij.” Wat dan met het vitrinegrote halallabel? “De EMB geeft alleen erkenningen aan offeraars,” horen we. “Zij die de religieuze slachting mogen uitoefenen, zijn werkzaam in de halalslachthuizen (zoals bij Isla-Meat in Roosdaal, de grootste toeleverancier van halalvlees voor Brusselse slagers, red.).
Er zijn wel certificaatorganismes, in Frankrijk en Nederland, en op internet vind je die voor België ook, die halalcertificaten uitreiken aan slagers. Dat staat los van het officiële werk van de EMB. Iedereen kan halal op zijn vitrine zetten, of daar halalvlees verkocht wordt of niet.” De Moslimexecutieve houdt zich dus niet bezig met de slagers. Eigenlijk mag zelfs in de halalslagerij met gemak vlees dat niet halal is, verkocht worden. Al zijn de slagers onderling en naar hun klanten daar wel ‘correct’ in, neemt iedereen ‘officieel’ aan.
Geen nieuwe bondsleden
Marc Landuyt is erevoorzitter (tot voor kort voorzitter) van de Landsbond der beenhouwers, spekslagers en traiteurs van België, provinciaal landsbondvoorzitter van Brussel, Vlaams- en Waals-Brabant én secretaris van de Corporatie van Beenhouwers en Spekslagers van Brussel. Als 76-jarige rijdt hij nog alle slagers af, en zoekt naar nieuwe vestigingen. De Corporatie telt in Brussel en de Rand nog 97 Nederlandstalige leden. In Brussel-Stad zijn er dat nog drie: Rona in de Plattesteen, Olbrechts (Van Thienen) in de Lakensestraat en Kerkhofs in de Bloemenstraat. Half januari 2017 zal daar Dierendonck - voordien Jack O’Shea, in de Katelijnestraat - bijkomen. Als je het bij de ‘autochtone’ beenhouwers wil houden, komen daar nog even weinig Franstaligen bij, zoals boucherie Sovia Frais, Oualit en Le coq d’or.
Zij moeten zich schrap zetten tegenover 45 halalslagerijen, die het nieuwe slagersimago in het hart van de eurohoofdstad hoog houden. “De nieuwe slagerijen, halal of niet, worden geen lid meer van de corporatie,” zucht Landuyt. “Ze proberen zich op eigen houtje te vestigen, al geef ik wel alle documentatie.” Niet dat er geen lovenswaardige slagers bij zijn. Karim Hassani van bvba Himi (Etterbeek) bijvoorbeeld, komt van een derde generatie inwijkelingen. Zijn vader leerde de knepen bij delicatessenzaak Rob (Woluwe). En Himi levert nu volop vlees aan het Europees Parlement. Maar er zijn andere Charels in het walhalla van de halal.
“Ik kan de speurtocht naar starters niet bijhouden,” stelt Landuyt. “Als ik weet heb van een nieuwe zaak, klop ik aan. Ik moet op mijn knieën vallen om een nieuw lid te maken. Al verdedigen wij ook niet-leden, het zijn nu eenmaal slagers. Maar ik heb wel twijfels over hoe ze begonnen zijn, en of ze in regel zijn met alles.” Harde bewijzen kan de erevoorzitter van de Landsbond niet geven. De ondernemingen die hij opgeeft, vlooien we uit. De Gewestelijke overheidsdienst Brussel Economie en Werkgelegenheid bevestigt de beenhouwer-spekslagervergunningen van enkele van hen. Al is eentje niet langer actief volgens de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Ook het Voedselagentschap doet parallel werk, en controleert zodra er weet is van een slagerij die nieuw zou zijn. Lieve Busschots van het Voedselagentschap: “Af en toe heeft misschien wel iemand - een andere slager of particulier - gelijk dat er iets schort, maar die moet dan maar een klacht indienen.”
Vlees van bij de kapper
Wel zaaien de nieuwe halalslagers zelf de twijfel. Nieuw Badr tegenover de kerk van Scheut is zo een nieuwe zaak. De onderneming verwijst naar twee Badr’s, bekend in Laken. Toch werd de zaak geopend door een totaal andere vennootschap, wat gerust kan. In de statuten staat de officiële zaaknaam en de eigenaarsnaam, maar de ‘roepnaam’ bijvoorbeeld Halal chez Said kan gerust verschillen. Erger is dat we statuten van ondernemingen zien die over de honderd beroepen mogen uitoefenen: van kapper, speelgoedverhuur, slotenmakerij, juwelen, IT, tuinonderhoud, videotheek, antiek, parfumerie en cybercafé tot groot- en kleinhandel in vlees.
Landuyt: “Het begint al met Marokkaanse licenties die niet geschikt zijn voor België. Velen weten de weg om via een circuit van boekhoudkantoren een vestigingsattest te bekomen. Diverse Marokkanen bevestigen me dat er 1.000 tot 2.000 euro gegeven wordt om iemand met een vestigingsattest in te schakelen om een slagerij te kunnen openen. Het probleem komt als die ‘slagersgast’ vertrekt, dan zit de winkel in de nesten. Normaliter moet je drie jaar bij iemand met een slagersdiploma gewerkt hebben om zelf een slagerij te kunnen openen. Europa vindt dat discriminerend, en zou de loopbaantijd voor ervaring tot één jaar willen reduceren. Het lijkt me toch kort om de stiel te leren, en zelfstandig te kunnen beginnen,” luidt het nog. “Of normen strenger geworden zijn, ten goede van het beroep en de consument, hangt van de interpretatie af. In de jaren 1970 ten tijde van ‘Polle Pansj’, roepnaam van ondernemer, Brussels politicus en premier Paul Vanden Boeynants (VDB), mocht een slagerij zelfs geen krab- of vissalade verkopen.”
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.