Zelfs 101 jaar na de Wapenstilstand blijkt het verhaal van de Grote Oorlog nog niet helemaal uitverteld, ook niet in Brussel. Geen 54 in Duitsland gestorven krijgsgevangenen van de Britse Commonwealth liggen te rusten in Plot 10 van de Brussels Cemetery in Evere. Neen, bijna al deze Canadezen stierven na 11 november 1918. Dat onder elke steen een jonge man ligt die de oorlog ‘overleefde’, maakt de tristesse om elk graf nog schrijnender.
| Het Military Cemetery in Evere: hier liggen Canadese oorlogsslachtoffers van 1914-1918 begraven.Ze stierven bijna allemaal na 11 november 1918. Dat onder elke steen een jonge man ligt die de oorlog 'overleefde', maakt de tristesse om elk graf nog schrijnender.
Lees ook: Einde WOI herdacht in Molenbeek en Ukkel
Je zal maar 28 jaar zijn en onder meer de gruwel van de Slag om Passendale (1917) meemaken, waar 16.000 Canadezen gewond, gedood of vermist werden. Daarbij zelf ook gewond raken, door nat van het slijk van het kanon te vallen om camouflagenetten beter omhoog te hangen. Verder moeten met een verstuikte enkel, maar een jaar later op 11 november 1918 toch de vrijheidsvreugde vieren. En dan kort voor eindejaar in het Sint-Janshospitaal in Brussel sterven aan een longontsteking.
Het is het droeve lot geweest van Gunner Frederick Bateman, een gewezen bankbediende in Ontario. Only son of Mary E. & dr. Richare Bateman (Toronto), zo staat het gebeiteld in zijn steen, te vinden in Perk 10 op de militaire begraafplaats in Evere, onderhouden door de Commonwealth War Graves Commission (CWGC). Bateman is een van de 54 lichamen die in april 1919 als overleden krijgsgevangene uit Duitsland werden overgebracht door de Canadian Corps, zo valt te lezen op de website van de CWGC die het militaire ereperk beschrijft. Maar Tom Bruelemans uit Merchtem weet beter.
Bruelemans is fotograaf en al twintig jaar gespecialiseerd in reportages en Battlefield Photography. Hij maakte er de website tombruelemans.be/battlefield over en houdt in december in Asse een expo. Gegrepen door het menselijke verhaal achter hen die als pionnen op het slagveld stierven, heeft hij een ‘gezicht’ gekleefd achter menig grafsteen.
Na een lange rij van begraafplaatsen kwam hij ook in Brussel terecht. “In een deel van de immense begraafplaats van Evere liggen gerepatrieerde krijgsgevangenen uit WO I verzameld, zo las ik op de website van de CWGC. Ik speurde in de archieven van elke gesneuvelde van wie de naam bekend is. Zijn beroep, zijn afkomst, zijn medisch dossier, het parcours dat hij doorliep tijdens de oorlogsjaren, getuigenverslagen, soldijfiches, een testament, brieven van familie ...,” stelt de onderzoeksfotograaf, die zichzelf historic addict noemt.
Dood in vredestijd
Al na enkele dossiers viel er Bruelemans een ‘eigenaardigheid’ op. Van de 54 soldaten waren er vijftig Canadezen, één Newfoundlander (later Canada) en drie Britten. Toen hij van de 51 Canadezen het archief van vaak vijftig bladzijden dik had doorgenomen, zag hij het. “Het gros van de gesneuvelden bleek gestorven te zijn in 1919, of althans na de Wapenstilstand van 1918. Ik kwam bij veertig naoorlogse Canadese doden uit, of anders gezegd, de Commonwealth Commission misrekende zich voor tachtig procent van de gestorvenen.”
"Het gros van de gesneuvelden bleek gestorven te zijn in 1919, of na de Wapenstilstand van 1918"
Net als de Australische militairen werden de Canadezen na de Wapenstilstand tot in de lente van 1919 in dienst gehouden, om tot in Duitsland een verdediging te verzekeren tegen een gevreesd tegenoffensief van de Duitsers. De Canadezen hielden de wacht aan de Rijn tussen Keulen en Bonn, naast de Fransen, Britten, Amerikanen en Belgen.
In de winter 1918-1919 sloeg de Spaanse griep hevig toe in onze contreien. Daar getuigt Matthew Haultain-Galls doctoraatsthesis Soldier to civilian: the 1st Australian Division transition from war to peace in Belgium, 1918-1919 van, dat we vonden via het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Cegesoma).
Als de oorlogstijd al moeilijk was voor de ontheemde soldaat, dan was de vredestijd daarna niet minder onzeker. Wanneer mocht hij terugkeren? Wat en wie zou hij terugzien? Welke survivor guilt, het schuldgevoel, droeg hij mee? Welke onzekerheden stonden hem nog te wachten, niet alleen thuis, maar om de hoek, elke dag. Het is in die context dat de ‘gerepatrieerde Canadezen’ zijn bijgelegd in Brussel bij de overige graven van de teruggehaalde, eerst in Duitsland begraven krijgsgevangenen.
De foto’s van Bruelemans zijn dus meer dan een grafsteen met een naam. Hij vertelt voor het eerst van elke dode een persoonlijk verhaal. Want welke soldaat sterft in vredestijd, en waaraan? “Zo blijkt uit de dossiers van James McGregor (kleermaker van beroep) dat hij geen Britse krijgsgevangene was,” vertelt Bruelemans. “In diensttijd krijgt hij wel toestemming om te trouwen in Glasgow.
Daarna moet de 31-jarige terug naar het front. Hij overleeft de oorlog, maar zijn jonge bruid Annie kijkt hij nooit meer in de ogen. Zijn tragische lot is dat hij een longontsteking krijgt, en daaraan sterft op 18 februari 1919.”
“Anderen overwinnen zware veldslagen: de eerste Slag om Ieper, de eerste gasaanval (zoals Cleveland Booth, met zijn hernia), het Somme-offensief (J. Randall en Samuel Parker) of de Slag om Passendale (G.W. Cameron en Frederick Bateman). Het bezwaart hun levensverhaal als soldaat, om na al dat uithoudingsvermogen alsnog in vredestijd te moeten sterven.”
Zo onthult ieder graf, dankzij Bruelemans’ research, het intrieste van het noodlot van elke jonge soldaat. Bijna de helft sterft aan de Spaanse griep of een longontsteking, anderen aan tbc, complicaties van wonden. Soms ook trivialer: Robert Prior (25) wil op een tram springen op 24 januari 1919, maar komt eronder terecht en sterft. William Brooke (23) van de Canadese infanterie blijkt vermist in mei 1915.
Dan volgen heel wat overplaatsingen. Hij is betrokken bij een muiterij van oorlogsgevangenen. Ze pikken het niet om zwaar werk en overuren te presteren zonder brood op tijd. In Bremervörde wordt hij daarvoor veroordeeld en sterft in gevangenschap. Arthur Elcon (23) overlijdt op de vooravond van oudejaar 1918 aan een gesprongen appendix.
De twintigjarige G.F. Hargrave sterft op 15 januari 1919 aan de gevolgen van een hersenschudding. Die loopt hij op bij een onfortuinlijke stamp tegen het hoofd tijdens een rugbyspel. Rugby hoorde al eens bij de conditietraining onder militairen.
En dan is er nog W.T. Sherman, die in het station van Düren (Duitsland) nog snel de trein wil halen, maar op het spoor terechtkomt. De stationswachter en anderen getuigen in een ‘beeldrijk’ verslag dat zijn benen overreden worden. Sherman overlijdt aan zijn verwondingen op 21 januari 1919. Zijn moeder en zuster krijgen een jaar later zijn eretekens toegestuurd.
En zo gaan de persoonlijke lotgevallen maar door, altijd met die wrange smaak van tegenslag, en nooit gedacht of gezocht.
Laatste dodelijke shot
In de medische verslagen van de soldaten staat heel hun oorlogswandel te lezen en hun doodsoorzaak. In januari 1919 sterft Ernest Talmadge Kindree (29) aan een overdosis cocaïne (op de foto hierboven het middelste graf). Die shot neemt hij net als de rebelse Eloi Piche (18) op een hotelkamer in Bonn.
De mannen laten het goedje bereiden bij een apotheker in de stad, maar hun roes wordt hun dood. Dat hotel in Bonn bestaat trouwens nog steeds. De jonge Piche is al een zestal keer gestraft voor AWL of Absent Without Leave, afwezig zonder toestemming. En meerdere keren drunk on duty, dronken tijdens de diensturen.
Lees meer over: Evere , Samenleving , Military Cemetery Brussels , commonwealth , grote oorlog , tom bruelemans
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.