De recente oorlogsverklaring van Turkije aan IS in Syrië en aan de Koerdische PKK in Noord-Irak, rijt bij de gemeenschappen van de Turkse diaspora in Brussel oude wonden open. Velen zijn de aanslagen tegen Koerdische, Armeense en Assyrische organisaties en cafés in Sint-Joost van de jaren 1998 en 2007 lang niet vergeten.
Turkse minderheden tussen hoop en wanhoop
Derwich M. Ferho, directeur van het Koerdisch Instituut, ontvangt ons in de Bonneelsstraat, waar het instituut huist. In dit korte straatje werden tijdens een novembernacht in 1998 verschillende Koerdische panden, waaronder ook het instituut zelf, in brand gestoken door een driehonderdtal extreem-rechtse Turkse nationalisten. Of hij – nog of opnieuw – spanningen gewaar is geworden onder Turken en Koerden en andere Turkse minderheden in het kleine Sint-Joost-ten-Node, nu de spanning is gestegen in Turkije? Ferho haalt zijn schouders op en glimlacht. “Ik let er niet zozeer op. Als we extremisten het gevoel geven dat we schrik hebben, winnen zij. Wij hebben met geen enkele identiteit of overtuiging een probleem. Wat is er mooier dan samenleven in verschillen?” Toch houdt de politie sinds kort weer een extra oogje in het zeil, weet Ferho, “zonder dat wij erom gevraagd hebben.”
Trouw aan Erdogan
“Je kan gerust stellen dat Turkije in staat van burgeroorlog verkeert,” schetst de Turkse journalist en criticus Dogan Özgüden vanuit zijn werkkamer in Schaarbeek de context. Sinds de jaren 1970 verblijft hij als politiek banneling in Brussel. Als hoofdredacteur van Info-Türk laat hij vanop afstand kritische geluiden weerklinken over Turkije, onder meer over de mensenrechten daar. “Bij de parlementsverkiezingen van begin juni heeft president Erdogan zijn absolute meerderheid verloren. De pro-Koerdische partij HDP (Democratische Partij van de Volkeren) heeft de kiesdrempel van 10 procent overwonnen en is in het parlement geraakt. Daardoor ziet Erdogan zijn kans gereduceerd om zijn macht uit te breiden via een grondwetswijziging, waardoor het parlement en een regering naar de tweede rang zouden worden verwezen.”
Özgüden vermoedt dat de Turkse leider zal aansturen op nieuwe verkiezingen in november, en intussen weer voluit de nationalistische kaart trekt. “Erdogan koestert ambities die geïnspireerd zijn op het oude Ottomaanse rijk. Hij wil opnieuw controle over de islamistische regio’s in het Midden-Oosten, maar ook over de moslimgemeenschappen in Europa.”
Dat zijn nationalistische toon aanslaat tot in Brussel, blijkt ook uit de jongste verkiezingsresultaten. Onder Brusselaars geëmigreerd uit Turkije stemde de meerderheid (62,93 procent) in juni voor de AKP, de machtspartij van Erdogan. De HDP eindigde als tweede, met 13,49 procent van de stemmen. Opmerkelijk: in andere Europese landen haalde de pro-Koerdische partij gemiddeld iets meer dan 20 procent. “Je mag niet vergeten dat de meerderheid van de Turkse gemeenschap in Brussel zichzelf blootstelt aan brainwashing door af te stemmen op Turkse mediakanalen. Slechts een kleine minderheid volgt op wat er in België gebeurt. Dus stemt de meerderheid op wat de Turkse lobby hen voorschotelt.”
Emoties kwijt
“Zeer waarschijnlijk zijn er in Brussel minder mensen met open gedachten dan in andere steden,” beaamt ook Derwich Ferho, die ons meeneemt naar een Koerdisch volkshuisje in de Tweekerkenstraat, hartje Sint-Joost. Maar er is ook sprake van een zeker opportunisme. ”AKP-getrouwen kunnen rekenen op een zekere steun, sociaal maar ook in de vorm van goedkope kredieten.” Turkse staatgecontroleerde banken zoals Ziraat Bank, Asya Bank of Halk Bank hebben filialen in West-Europa, sommige in Brussel. Veel Turken, ook in de diaspora, hebben de laatste tien jaar mee geprofiteerd van de economische groei in Turkije.
Binnenin het ontmoetingshuisje valt het oog onmiddellijk op een grote poster met de portretten van de 32 linkse jongeren en activisten die op 20 juli in de zuidoostelijke Turkse stad Suruç om het leven kwamen bij een bomaanslag van IS. Het volkshuisje is socialistisch van strekking, maar iedereen is er welkom: arbeidsmigranten, maar ook vluchtelingen. Koerden, Armeniërs, Assyriërs, en ook Turken. “Elke democraat in feite,” zegt Alijan, vrijwilliger hier, “maar het spreekt voor zich dat hier vooral progressieven komen.”
Bezoekers worden wegwijs gemaakt in de Belgische samenleving, maar dezer dagen gaan hier vooral de evoluties in Turkije over de tongen. “Mensen willen hun emoties kwijt,” zegt Vesile Aktas. De jonge vrijwilligster was in Turkije politiek actief voor de pro-Koerdische HDP. Na vier jaar politiek gevangenschap vluchtte ze richting België. “Mijn Turkse nationaliteit is afgenomen, dus ik heb niet mee kunnen stemmen.”
Ziya Ulusoy komt binnengewandeld, barometer op ernstig. De Koerd en voormalig hoofdredacteur van het socialistisch Turkse weekblad Atılım verblijft sinds anderhalf jaar in Brussel, nadat ook hij op de vlucht sloeg voor een gevangenisstraf. Vanop afstand schrijft hij columns voor het politieke Turks-Koerdische dagblad Yeni Özgür Politika. Hij heeft de brandstichting en vernielingen van de extreem-nationalistische Grijze Wolven in Brussel destijds niet meegemaakt, maar sluit niet uit dat zoiets opnieuw kan gebeuren, temeer in tijden van politieke hoogspanning in Turkije. “Nu Erdogan het bevel heeft gegeven om te bombarderen, kunnen extremistische islamisten of nationalisten ook hier (wijst naar de gevel van het volkshuisje, nvdr.) een bom droppen. Vergeet niet dat uit Brussel veel jongeren zijn vertrokken om te vechten aan de zijde van IS.”
“Turkije heeft in Syrië sinds het begin van het conflict een dubbele rol gespeeld,” merkt Özgüden daarover op. “Erdogan koestert enerzijds sympathie voor een bestuur dat islamitisch is, maar daarnaast wil hij vooral een onafhankelijk Koerdistan vermijden. Onder het mom van te strijden tegen IS wil Erdogan de Koerdische eenmaking in Irak en Syrië verbreken.”
Anti-koerdisch sentiment
Dogan Özgüden herinnert zich dat de Koerden begin jaren 1970 niemand echt stoorden in Brussel. De onderlinge spanningen kwamen pas later. “Alle immigranten uit Turkije die hier aankwamen, werden beschouwd als Turken. Veel mijnwerkers bijvoorbeeld hielden hun identiteit ook verborgen uit schrik. In de jaren 1980 is de Koerdische gemeenschap zich beginnen te organiseren, in Turkije maar ook parallel in Europa. Het Koerdisch instituut, dat eerst bestond in de vorm van een studentenorganisatie, maakte klaar en duidelijk zijn aanwezigheid kenbaar en bouwde aan goede onderlinge relaties. Men stoorde de Turkse gemeenschap niet, want in aantallen waren de Koerden niet belangrijk.”
“Na de militaire coup van 1980 zijn er massaal veel Koerden, Armeniërs en Assyriërs in België aanbeland, onder wie sommigen al met enige politieke ervaring op zak. Zij hebben hun organisaties verder ontplooid. Almaar meer werden ze gepercipieerd als een machtsbedreiging.”
“Dan vaardigde generaal Kenan Evren in 1981 een wet uit waarmee de nationaliteit kon worden afgenomen van al wie van antipropaganda werd beticht. De bezittingen van de geëxpatrieerden werden ingepalmd. Vervolgens ontwikkelde de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) zich en geraakten de eerste verkozenen in het parlement. Nadien verloren velen hun indemniteit en werden ze veroordeeld. Het Koerdische parlement in ballingschap kreeg vorm, de voorloper van het Koerdisch Nationaal Congres (KNK). Het hoogtepunt van de spanningen was de arrestatie van de Abdullah Öcalan, de oprichter van de PKK, in 1999. Op dat moment was de nervositeit ook in Brussel te voelen. De Turken beschouwden de Koerden en al wie in ballingschap leefde als landsverraders. Gelukkig is er de laatste jaren de tendens om die visie te herzien.”
Ulusoy heeft het als intellectueel altijd als zijn taak gezien om anti-Koerdische gevoelens te bestrijden. “Daar wordt al zo’n 30 à 35 jaar hard aan gewerkt, bijvoorbeeld binnen de jeugdbewegingen of de vakbonden in Turkije, maar ook in het buitenland. Er is ook vooruitgang geboekt.” Maar de weg is nog lang, beseft hij, zeker nu Erdogan het vredesproces ten einde heeft verklaard. Een debat op de lokale Brusselse radiozender Gold FM in de aanloop naar de jongste verkiezingen, waaraan Ulusoy deelnam als vertegenwoordiger van de HDP, illustreert dat pijnlijk: Ulusoy kreeg een lawine van boze reacties over zich heen.
Enkele huisnummers verderop houdt Nahro Beth-Kinne al 25 jaar een kapsalon open. De Assyriër, een christelijke minderheid in Turkije, is ook voorzitter van het Assyrisch Instituut. Hij waarschuwt ons als we willen polsen naar het sentiment onder de immigrantengemeenschappen uit Turkije in Sint-Joost: “Ik krijg wel Koerden, Assyriërs en Turken over de vloer, maar 70 procent van mijn cliënteel zijn Europese expats. Ik ben dus niet de kapper van de Turkse gemeenschap.” Zijn er Turken die zijn salon mijden omdat hij een bepaalde etnische minderheid in Turkije vertegenwoordigt? “Vast en zeker,” knikt hij. Heeft hij schrik voor nationalistisch geïnspireerde aanvallen in Brussel? “Natuurlijk, maar de schrik creëert gelukkig ook een soort motivatie.”
Een gelijkaardig geluid is te horen bij de familie Akçay, die een appartement betrekt op enkele passen van de kerk op het Sint-Joostplein. Nieuws uit Turkije komt de huiskamer binnen via de Koerdische zender Nûçe. Een portret van de Koerdische leidersfiguur Öcalan hangt prominent aan de muur. Het gezin maakt zich zorgen om hun achtergebleven familieleden, “maar ook hier zijn er mensen die Daesh (Arabische naam voor ‘IS’, nvdr.) of de AKP steunen. We hoeven onze Koerdische identiteit niet te verstoppen, maar echt vrij zijn we niet,” vertaalt dochter Zozan de woorden van haar moeder Emine. Het gezin stapt zoveel het kan mee in manifestaties.
Ook steevast present in pro-Koerdische optochten is Diril Cemil. Hij is de uitbater van cafe Le Bon Samaritain, op de hoek van de Braemt- en de Verbiststraat. Ook zijn bar was destijds het decor van de agressie van ultranationalisten tegen Turkse minderheden in Brussel. De forse man, Chaldeëer, herinnert zich hoe hij met de hulp van aanwezigen een twintigtal extreem-nationalisten kon overmeesteren en in de kelder vasthouden tot de politie hen kwam inrekenen. Hij kan er nu om lachen, maar de betonnen muur die hij rond zich heeft opgetrokken, raakt niet gesloopt: “Mijn bar is open voor iedereen, maar verboden terrein voor Turco-Turken. Turken hebben fascistische ideeën,” veralgemeent hij. Zijn burgemeester Emir Kir (PS), die zich verborgen houdt telkens wanneer hij zich moet uitspreken over de Armeense genocide en daardoor omstreden bij Turkse minderhedengemeenschappen, is er niet welkom. “Het zou me plezier doen mocht Kir verklaren dat hij de burgermeester is van iedereen,” zo klinken de woorden van kapper Beth-Kinne na.
Even later zwiert Diril zijn arm vriendschappelijk om de schouder van Bedroyan Nerses, een oudere Armeense man die vroeger in de Liedekerkestraat Le Jardin Babylon uitbaatte. Na de brandstichting heeft de man nooit meer de moed gehad opnieuw te beginnen. “Hij is geen Koerd, hé,” knipoogt Diril Cemil. “Koerden hebben van niemand schrik,” zegt hij stoer, maar met een klein hart.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.