Enkele weken geleden bracht de Vlaamse inspectie een bikkelhard rapport uit over het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ook nu het stof wat is gaan liggen, blijft VGC-collegevoorzitter Guy Vanhengel (Open VLD) erbij dat het document selectief gelezen wordt. “Zeggen, op basis van dit rapport, dat het onderwijs in Brussel niet deugt, is totaal fout.”
Vanhengel: 'Onderwijsrapport wordt selectief gelezen'
De Onderwijsspiegel, het rapport van de Vlaamse inspectie, is ongenadig kritisch voor het Nederlandstalig onderwijs in de hoofdstad: weinig stabiel lerarenkorps, minder kans op slagen in het hoger onderwijs, leerdoelen die onvoldoende gehaald worden, een onevenwichtig onderwijsaanbod met te weinig TSO en BSO, te veel zittenblijvers, slechte evaluatiepraktijk, krakkemikkige gebouwen, een talenbeleid dat te weinig effect sorteert en ga zo maar door.
In vergelijking met het onderwijs in stedelijke gebieden in Vlaanderen scoort het Brussels Nederlandstalig onderwijs beduidend slechter. Het staat er allemaal.
Guy Vanhengel, bevoegd voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs, haalde vlak na de presentatie hard uit naar de communicatie rond het rapport waarin hij, naar eigen zeggen, weinig nieuwe elementen had ontdekt. Ruim een maand later is hij nog steeds niet onder de indruk van de inhoud. “De Onderwijsspiegel gaat niet over Brussel alleen. Het is een beeld van het Nederlandstalig onderwijs in heel Vlaanderen. Het is merkwaardig dat Brussel daarin een apart hoofdstuk toebedeeld krijgt. Ook vreemd: op minder dan tien jaar hebben we twee volledige doorlichtingen gekregen.”
Ziet u in dit rapport een politiek manoeuvre?
Guy Vanhengel: “Helemaal niet. Wel bij de mensen die het rapport selectief lezen. Wat is de finaliteit van een inspectierapport? Het is geen evaluatie zoals een schoolrapport. De bedoeling is om punten te vinden die verbeterd kunnen worden. Maar zo is de Onderwijsspiegel niet in de pers gekomen.”
“Eén voorbeeld. Een uitstekende school kreeg geen onvoorwaardelijke goedkeuring op vlak van infrastructuur omdat er een brandblusapparaat ontbrak (Sint-Joost-aan-Zee). Dat is een terecht verbeterpunt, maar dat doet geen afbreuk aan de kwaliteit van die school.”
U hebt het nu over een mankement aan de gebouwen. Maar op het vlak van onderwijskwaliteit scoort Brussel eveneens minder goed dan Vlaanderen.
Vanhengel: “Ook daar gaat het over tekortkomingen die soms ernstig zijn maar vaak vrij snel opgelost kunnen worden. Nu is alles op een hoopje gegooid.”
Maar het moet toch hard aankomen. Open VLD is binnen de Vlaamse Gemeenschapscommissie sinds 1999 verantwoordelijk voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Een ongelooflijk succesverhaal, zo klinkt het altijd. En dat klopt ook. Is zo’n rapport dan geen koude douche?
Vanhengel: “Wat is het probleem? Doet dit rapport enige afbreuk aan ons werk?”
Wel, als men dìt leest...
Vanhengel: “Dan leest u dat verkeerd. Dan heeft u het misschien niet gelezen.”
We hebben het gelezen, van a tot z.
Vanhengel: “Dan bent u misschien kwaadwillig.”
Helemaal niet. We vragen ons gewoon af of de Vlaamse Brusselaars zich geen zorgen moeten maken over het onderwijsniveau...
Vanhengel: “U weet dat Brussel de stad is met de grootste kansarmoede van het land. Zelfs met het meest gedegen onderwijs is de kans op doorstroming naar het hoger onderwijs voor kansarmen veel kleiner dan bij de middenklasse.”
“Daaruit afleiden dat de Nederlandstalige middenklasse benadeeld wordt, is te kort door de bocht.”
Hoe beoordeelt u dan de onderwijskwaliteit anno 2015?
Vanhengel: “Als behoorlijk goed voor het overgrote deel van de scholen. Op een aantal punten zelfs beter dan in de rest van het land. Met zeer gedreven, jonge teams, die absolute kwaliteit afleveren.”
“Het gekke is dat ik in die beoordeling niet alleen sta. De Brusselaar oordeelt ook zo. Anders zou die niet zo massaal voor het Nederlandstalig onderwijs kiezen.”
“De Brusselaar maakt namelijk een heel andere afweging: wat heeft het Nederlandstalig onderwijs te bieden in vergelijking met die veel grotere speler, het Franstalig onderwijs?”
Het rapport vergelijkt met Vlaanderen en komt tot andere conclusies.
Vanhengel: “Het rapport zegt meer over de moeilijkheden waar we voor staan dan over de kwaliteit van het onderwijs. We vertrekken van een andere omgeving: meertalig, veel kansarmoede, een grote stad, enzovoort. Ook dàt staat in het rapport. Alleen heeft niemand dat willen lezen.”
“Hoe moeilijker de context, hoe moeilijker om te scoren. Dat is ook binnen Brussel zo. Witte scholen doen het hier beter dan concentratiescholen. Dus zeggen, op basis van dit rapport, dat het onderwijs in Brussel niet deugt, is totaal fout.”
Het doel van het onderwijs is juist die kloof tussen kansarmen en middenklasse te dichten...
Vanhengel: “De vraag is: maken we die kloof kleiner? Wat is het antwoord daarop?”
Wellicht. Maar die afweging maakt het rapport niet.
Vanhengel: “Het is een rapport voor onderwijsdeskundigen. De belangrijkste conclusie voor mij is de volgende. Als flankerende overheid werken wij vraaggestuurd. We gaan naar scholen die om ondersteuning vragen, zowel infrastructureel als pedagogisch. Dat moet anders. We zouden naar de scholen moeten stappen waar het fout loopt. Proactief.”
“Alleen stuit ik tussen wil en daad op praktische bezwaren. Ik kan vaststellen dat het misloopt in een school, en vriendelijk een aanbod doen. Dat heb ik bijvoorbeeld al herhaaldelijk gedaan bij Anneessens-Funck, een probleemschool. Maar als de inrichtende macht, Stad Brussel dus, niet openstaat voor hulp, kan ik niets doen. Om echt in te grijpen heb ik geen enkele macht. Alleen Vlaanderen kan ingrijpen.”
In de Onderwijsspiegel van 2007 stond dat er dringend BSO en TSO-scholen moesten bij komen. Vandaag zitten nog evenveel leerlingen in het ASO als toen. Ook daar is het rapport erg kritisch over.
Vanhengel: “Het rapport zegt iets anders. We moeten meer leiden naar TSO en BSO. Ik probeer dat te doen door elk jaar een studiekeuzebeurs te organiseren. Maar driekwart van de ouders wil nog steeds dat hun kinderen start met ASO. Dat is een probleem in heel Vlaanderen. Met de bekende waterval tot gevolg.”
Uit een studie van VUB-professor Mark Elchardus uit 2003 bleek dat in West-Vlaanderen de studiekeuze juister werd gemaakt. Brussel en Vlaams-Brabant scoorden hier het slechtst in. Te veel kinderen kiezen voor ASO, waardoor er meer school-
uitval is.
Vanhengel: “(Blaast) Die studie ken ik niet.”
Vraag is waarom Brussel het slechter doet? Volgens de Onderwijsspiegel is er onvoldoende aanbod.
Vanhengel: “Er is onvoldoende vraag. Ouders willen blijkbaar geen TSO en BSO. Ons technisch en beroepsonderwijs zit niet vol. Ik heb dus niet meer TSO en BSO nodig.”
Christel Verhasselt (kabinetschef): “De nieuwe beroepsschool Spoor West heeft slechts 47 nieuwe leerlingen, terwijl er plaats is voor vierhonderd.”
De twee nieuwe secundaire scholen die de VGC plant in Schaarbeek en Koekelberg krijgen dus geen TS0- en BSO-richtingen?
Vanhengel: “Daar beslist de inrichtende macht over. Ik zou pleiten voor een zo breed mogelijk onderwijs: ASO, TSO en BSO op één campus.”
Er komen ook weer een aantal nieuwe basisscholen bij.
Vanhengel: “Pas op! Als ik de statistieken van de onderwijskwaliteit wil opkrikken, waar moet ik die scholen dan bouwen? In de rijke gemeentes! Geen probleem, ze lopen toch vol. Maar waar zijn die scholen het nuttigst? In de wijken waar plaatstekort is. Dat zijn dezelfde wijken waar de kansarmoede groot is. Mag ik een kleine voorspelling doen? In de volgende legislatuur zal u me opnieuw vragen waarom het onderwijsniveau erop is achteruitgegaan?”
Dat is inderdaad het spanningsveld. Moet Vlaanderen nog massaal scholen bijbouwen als het de kwaliteit moeilijk onder controle kan houden?
Vanhengel: “Moeten die kinderen niet naar school, of zo?”
Het is maar een vraag.
Vanhengel: “Alleen de vraag stellen vind ik...”
Toch hadden wij de indruk dat u iets minder enthousiast pleit voor meer scholen, nu Open VLD zelf deel uitmaakt van de Vlaamse regering, die het geld op tafel moet leggen.
Vanhengel: “Ik ben niet van gedacht veranderd. Ik ben mezelf alleen een beetje beu gehoord. En ik stuit ook op de limieten van wat haalbaar is. Je moet het allemaal kunnen behappen, zowel ambtelijk, bouwfysisch als financieel. Maar deze legislatuur vliegen we er weer in voor 100 miljoen euro, hé. Dat is bovenop de reeds bestemde middelen.”
“Ik besef wel dat er een zekere fataliteit aan ons verhaal zit: we zullen altijd met een plaatstekort zitten. Zolang het verschil in kwaliteit tussen Franstalig en Nederlandstalig onderwijs groot blijft, gaan steeds meer Brusselaars voor het Nederlandstalig onderwijs kiezen.”
Dus blijft het nodig om scholen te bouwen.
Vanhengel: “Dat is de keuze van de huidige Vlaamse regering. Die staat, meer dan de vorige (met onderwijsminister Pascal Smet, SP.A, SVG/HUB), open voor capaciteitsuitbreiding. Zowel minister voor Brussel Sven Gatz (Open VLD) als onderwijsminister Hilde Crevits (CD&V) zitten op dezelfde lijn als ik.”
Crevits heeft zopas groen licht gegeven voor de tweetalige normaalschool, die u wil laten starten in september 2016.
Vanhengel: “De tweetalige opleiding wordt de Champions League van het bachelors-onderwijs. Het is voor studenten die zeggen: ik wil straffer dan straf doen, ik wil als perfect tweetalige les kunnen geven in het Franstalig en Nederlandstalig onderwijs. Ik denk dat de tijd hier nu rijp voor is. Ik voel ook dat er vraag naar is.”
Wanneer en hoe kreeg u dat inzicht? Vroeger stond u eerder afkerig tegenover tweetalig onderwijs.
Vanhengel: “Ik kreeg vroeger vaak vragen van ouders naar tweetalig onderwijs. Vele van die ouders willen voor hun kinderen wat ze zelf niet hebben: doorleefde tweetaligheid. Dat is een gevaarlijk uitgangspunt. Dat wil zeggen dan je meer verwacht van je kinderen dan jezelf kan. Meer ook dan wat de leerkrachten kunnen. Wat is er dus eerst nodig? Een onderwijssysteem met perfect tweetalige onderwijzers.”
U moet voor die tweetalige normaalschool wel samenwerken met de Franstalige overheid. Geen evidentie.
Vanhengel: “Het volstaat dat twee normaalscholen samenwerken en via bidiplomering, een tweetalige lerarenopleiding organiseren. Er is zelfs geen wetswijziging nodig.”
De N-VA, uw coalitiepartner in Vlaanderen, ziet het nochtans niet zitten.
Vanhengel: “Het mag wettelijk. En als de wil er is op het terrein, wat houdt ons dan tegen? Ik ben een liberaal, hé”
De volgende stap is tweetalig basisonderwijs?
Vanhengel: “Pas als er voldoende tweetalige onderwijzers zijn. Ten vroegste over vijf à tien jaar dus.”
“Weet u, deze stad is de laatste tien jaar in een razend tempo gewijzigd. Het gaat bijna zo snel als de evolutie van de informatietechnologie.”
En de politiek kan nauwelijks bijbenen.
Vanhengel: “De politiek is altijd de laatste, hé? De eersten in de samenleving die bijbenen zijn de mensen uit de cultuursector. (Snuift) Ze ruiken perfect wat er leeft. Dan komt de business. Die voelt aan waar er geld te verdienen valt. Pas dan komt de politiek. Die verandert pas als er draagvlak is. En het draagvlak is er maar bij gratie van de eerste twee.”
Lees meer over: Samenleving , Politiek
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.