Reportage

Welkom in Hotel Hoop: een draaglijke lockdown voor migranten

Michaël Bellon
© BRUZZ
30/04/2020

| Vladimir, de zoon van de hoteleigenaar, aan het onthaal.

Twee hotels in de Vijfhoek stellen momenteel hun kamers open voor dakloze vluchtelingen. In een etablissement in de Marollen is de sfeer relatief ontspannen. “We zijn bang voor de toekomst, maar men zorgt hier goed voor ons.”

Tien uur 's ochtends. Een aantal gasten zitten in een kleine perimeter op het zonovergoten pleintje voor het hotel, waarvan de naam om veiligheidsredenen niet vernoemd mag worden. Ze onderhouden intens contact met hun smartphone, maar niet met elkaar, want ze nemen de social distancing-maatregelen in acht. Hushad* zit op een paaltje.

Hij scrolt sneller dan het ritme van de kabbelende muziek op zijn smart­phone aangeeft. Afgezien van het feit dat hij al maanden op weg is van Eritrea naar het Verenigd Koninkrijk – en dat daar door Covid-19 nog eens heel wat vertraging bij komt – stelt Hushad het wel. Maar voor een uitgebreidere babbel verwijst hij door naar het uitstekende Engels van zijn maatje Paulos, iets meer dan anderhalve meter verderop.

Paulos vertelt hoe ze twee maanden geleden in Brussel belandden na omzwervingen door Italië en Frankrijk. Net voor de lockdown kwamen ze in het Maximiliaanpark terecht, en sinds twee weken verblijven ze in het hotel. “Het Rode Kruis heeft ons naar hier gebracht nadat de politie was komen zeggen dat iedereen die geen slaapplaats had weg moest vanwege de epidemie.

Ze hadden gelijk: met meer dan driehonderd mensen in het park kon je geen afstand houden, en tussen gebouwen slapen was ook geen oplossing. Het Rode Kruis is ons 's nachts komen zoeken. Een goede zaak, want de nachten waren koud. We hebben geluk gehad dat we bij de eerste groep waren, voor wie er nog plaats was.”

1706 hoteleigenaars darker vluchtelingen2

| Vladimir, de zoon van de hoteleigenaar, aan het onthaal.

Savoir-vivre

Bang voor Covid-19 zijn Hushad en Paulos niet. Ze zijn ook goed geïnformeerd. Ze hebben in hun hotelkamer zelfs een masker en handschoenen liggen – opnieuw omdat ze er snel bij waren toen er daarvan een aantal werden uitgedeeld in het park.

“De meeste transmigranten weten genoeg over de ziekte. Sommigen dachten wel dat Afrikanen niet getroffen konden worden, dus dat misverstand moest de wereld uit. We zijn wel bang voor de toekomst.

Dit verblijf is goed. De culturele verschillen en de taalproblematiek tussen mensen uit verschillende hoeken van de wereld veroorzaakt soms wrijvingen, maar er wordt goed voor ons gezorgd. Maar dit is voor ons maar een tijdelijke oplossing.”

“Ik vind het normaal om te helpen. Ik ben ook een kind van de migratie”

Nicolas, hoteleigenaar

Het terrasje net voor de ingang van het hotel wordt opgefleurd door geraniums, Covid-preventieposters in sierlijke wereldtalen, en een grote waterbidon met zeep. Het volgeboekte hotel heeft een capaciteit van 120 bedden, waarvan er 90 worden ingenomen door transmigranten. Het aantal Covid-19-gevallen in de beide hotels die het Burgerplatform voor Steun aan de Vluchtelingen superviseert, is exact nul, en dat wil men graag zo houden.

De sfeer op het terras doet enigszins misleidend denken aan de luchtige romantiek van kleurrijke gezelschappen gestrande hotelgasten die tot elkaar veroordeeld zijn. Moussa uit Mali is ook écht zo'n gestrande gast. Hij is hier al sinds maart voor zaken, maar door het sluiten van de grenzen heeft hij het vliegtuig van Parijs naar zijn thuisland gemist.

“Het is uitzonderlijk dat je me hier buiten treft, want meestal zit ik op mijn kamer rond te bellen of ga ik naar het Zuidstation om een uitweg te zoeken. Ik heb het ondertussen wel een beetje gehad, moet ik eerlijk zeggen. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, maar niet iedereen heeft dezelfde savoir-vivre, waardoor ik deze nacht bijvoorbeeld niet goed heb geslapen.”

1706 hoteleigenaars vluchtelingen

| Een vrijwilliger van het Burgerplatform voor Steun aan de Vluchtelingen.

Tegenover Moussa trekt Hamed van zijn sigaret. De sfeer zit wel goed, vindt hij, maar stoorzenders zijn er altijd. Hij is zelf geen hotelgast, maar een buurtbewoner die de hoteleigenaar al een tijdje kent. “Ik kom zelf uit Marokko, waar ik mijn familie ben verloren. Ik ben in Europa om te werken – schilderen, tegels, roofing – maar dat werk is er nu niet. Daarom kom ik hier poetsen en wassen. Het virus heeft ons stevig te pakken. Ik hoop dat het snel voorbij is.”

Na nog een babbel met een dametje met een caddy die haar naam niet kwijt wil, maar wel haar recepten om mondmaskers uit te wassen en geneeskrachtige siroop te maken, en dat ze haar Nederlands bijspijkert met het BRUZZ-magazine, belanden we aan de receptie bij hoteleigenaar Nicolas. De ouder­wetse, opgeruimde hotelsfeer hier is aan hem te danken. Simpelweg omdat hij er op staat iedereen als hotelgasten te behandelen. Nicolas richtte het hotel in 1992 eigenhandig in met zijn vader en zijn grootvader, en noemde het naar zijn moeder.

Het is altijd wel al een beetje een speciaal hotel geweest. Nicolas: “Wij ontvangen normaal gesproken vooral toeristen, maar vaak ook mensen die via het OCMW naar ons worden doorgestuurd voor tijdelijke opvang. Zo is er op dit ogenblik nog een gezin aanwezig. Tijdens de migratiecrisis van twintig jaar geleden heb ik al met de federale regering samengewerkt om families op te vangen, en ook in deze tijden vind ik het maar normaal om elkaar te helpen.

Ik ben trouwens zelf ook een kind van de migratie. De familie van mijn vader is in 1917 gevlucht voor de Russische revolutie, en de familie van moederskant is tijdens de oorlog uit Oekraïne gedeporteerd om in Duitse kampen te werken.”

Met het Burgerplatform heeft Nicolas een overeenkomst die erop neerkomt dat hij zijn hotelservice aanbiedt en dat het Platform zorgt voor eten en alle extra bijstand. Hij kan daarbij rekenen op Théo, die de nachtdienst doet, Manon, die overal bijspringt, en Hicham, die werkt als receptionist.

Transmigranten in het Maximiliaanpark, nabij het Noordstation

| Net voor de lockdown kwamen Paulos en Hushad in het Maximiliaanpark terecht, en sinds twee weken verblijven ze in het hotel. “Het Rode Kruis heeft ons naar hier gebracht nadat de politie was komen zeggen dat iedereen die geen slaapplaats had weg moest vanwege de epidemie."

“En er zijn ook veel donaties. Van bakkers, restaurantchefs en het collectief Open Free Go in Ukkel, tot vrienden die kleren verzamelen. Want vergis je niet: de meeste gasten komen hier aan met alleen een hemd en een broek. Ook om aan alle noden te voldoen, is het dus belangrijk dat de sfeer goed zit en er veel met elkaar wordt gepraat.”

Net voor hij naar de osteopaat trekt voor een pijnlijke heup, toont Nicolas ons nog de rustiek ingerichte eetzaal en keuken, met decoratieve oude houten meubelen die in geen enkele toeristische gids misstaan, en een koelkast vol maaltijden voor later.

Wat boeken met cyrillisch schrift en een vaantje van Aeroflot herinneren aan Nicolas' Russische roots, net als de naam van zijn zoon Vladimir, die ons even een glimp gunt in een van de grotere kamers voor zes personen. Die zijn eveneens gezellig, met een gezonde dosis rommel, al wil je hier natuurlijk liever niet wekenlang in afzondering zitten.

"Als je geen huis, geen papieren, geen land en geen taal hebt waarin je terechtkan, dan zit je op de bodem"

Nicolas, hoteleigenaar

Het goede weer is een zegen voor wie even naar buiten wil, want andere gemeenschappelijke ruimtes zijn er niet, en zouden ook niet gebruikt mogen worden. Spelletjes spelen of boeken lezen is er niet bij. Om tien uur 's avonds gaat de voordeur dicht en rest alleen een koertje om wat te roken.

Inmiddels is Andrea Curulla van het Burgerplatform aangekomen. Hij werkte voor het Platform eerder al mee aan de nachtopvang in La Porte d'Ulysse in Haren, en coördineert nu de twee hotels in de Vijfhoek. Hij preciseert nog eens de werkwijze: “Alle mensen worden behandeld als hotelgasten.

Het Burgerplatform probeert in te gaan op de specifiekere noden door kleding, voeding, praktische, juridische, administratieve of psychologische hulp te voorzien. Daarvoor steunen we op een netwerk van burgervrijwilligers die twee keer per dag in shifts van een paar uur de aanwezigheden opnemen, nakijken of de sanitaire aanbevelingen worden gerespecteerd, en helpen bij het verdelen van de maaltijden, die vanwege de Covid­-maatregelen niet in de refter kunnen worden gegeten. We brengen ook een bezoekje aan elke kamer om te vragen of alles nog in orde is.

Als iemand symptomen vermoedt, hebben we een quaran­tainekamer ter beschikking. Bij twijfel kunnen we uitwijken naar het triagecentrum in Thurn & Taxis, dat is ingericht in samenwerking met Bruss'help, het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen en Samusocial.”

Wat Andrea het meeste zorgen baart, is het aantal mensen die nog op straat leven. “We denken dat dat er nog 350 zijn. Voor hen moeten we voortdurend improviseren door in contact te blijven met de andere organisaties die hulp verlenen.”

Netflix noch luxe

Een kleine bijzonderheid is dat onder de vrijwilligers van het Burgerplatform die in de hotels actief zijn een vrij significant aantal Brusselse kunstenaars zit. Curulla kent hen ook.

“Misschien heeft het te maken met het feit dat ze goed geïnformeerd en gesensibiliseerd zijn en zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe mensen en omstandigheden?” We kunnen het twee van hen vragen, al willen zij liever anoniem blijven.

“Misschien heb je als artiest inderdaad wel sterk ontwikkelde voelsprieten, maar evengoed blinde vlekken,” zegt een theatermaker.

“Sinds de besparingen in de kunsten is de slogan 'Kunst=solidair' al vaak gereproduceerd, maar je kan je afvragen waar velen van ons dan waren toen eerder de verpleegsters of het personeel van De Lijn staakten. Ik vind het vreemd om in tijden van algemene politieke crisis pas in actie te komen wanneer je eigen sector wordt geraakt.

Voorts voel ik me er niet goed bij om mijn symbolisch kapitaal te vergroten door iets te zeggen in de plaats van de mensen hier.

De hotelgasten die je hier ontmoet, zijn geen slachtoffers van abstract geweld, maar van een van overheidswege georganiseerd systemisch geweld. Daar ben ik ook medeplichtig aan, als belastingbetalend burger, maar ook als onbeperkt mobiel kunstenaar die van dat systeem de vruchten plukt.”

Corona is daarbij niet de grote gelijkmaker. “Als besmettingsgevaar moet worden ingedijkt, maar daarbij zo weinig mogelijk wordt geïnvesteerd in mensen die niet in de van overheidswege 'prioritaire' zorgkaders vallen, dan krijg je in het beste scenario mensen samen in isolatie die niet voor elkaar hebben gekozen en niet over Netflix of andere luxe beschikken. Maar veel mensen hebben nog steeds niet eens een veilig onderkomen.

In theorie is de bewegingsvrijheid tijdens deze pandemie voor iedereen dezelfde, maar je merkt dat geprecariseerde mensen in deze situatie nog meer geviseerd worden. Een perverse dynamiek: enerzijds worden mensen aan hun lot overgelaten, maar anderzijds wordt wel een politie­apparaat ingezet om hen te verdrijven uit de enige ruimte die ze kunnen innemen: de publieke ruimte.”

De choreografe die we spreken is al langer betrokken bij het Burgerplatform. “Er is ook precariteit in kunstenaarskringen, maar precariteit heb je in gradaties, en in België valt de toestand nog mee. Als je geen huis, geen papieren, geen land en geen taal hebt waarin je terechtkan, dan zit je op de bodem. Ik help dus niet omdat ik kunstenaar ben, maar omdat ik ontzet ben over de toestand in de wereld. De eigenaar van dit hotel en de vrijwilligers zijn fantastisch.

Het is dus een warme plek, maar ook een harde. Je ziet alleen maar beter de wanhoop van mensen met veel potentieel die zich niet kunnen ontplooien en van wie er nog velen op straat leven. Hoewel het echt niet zo'n big deal zou zijn om dat als overheid op te lossen.”

www.bxlrefugees.be

* Hushad is een schuilnaam

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Samenleving , hotelsector , dakloosheid , vluchtelingen , coronavirus

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni