Op een avond in mei 1914 geeft de Duitse ambassadeur, Karl-Konrad Von Below-Saleski, een diner in zijn residentie in de Belliardstraat. De Amerikaanse ambassadeur Brand Whitlock is een van de gasten. Na het diner vertrouwt de gastheer de Amerikaan toe dat hij een echte onheilsbode is: “Ik heb nooit een post gehad waar er geen problemen opdoken. Ik kwam aan in Turkije en de revolutie brak er uit, in China waren het de Boksers. Ik ben een echte onheilsbode.”
WO I in Brussel (2): ‘De huiseigenaar is een Belg’
“Maar nu”, ging De Duitse ambassadeur verder, “heb ik de rustigste post van Europa; er kan hier in Brussel niets gebeuren.”
Enkele maanden later, op zondagavond 2 augustus 1914, zou hij aan het ministerie van Buitenlandse Zaken in de Wetstraat het Duitse ultimatum overhandigen.
De Belgische regering kreeg twaalf uur de tijd om hierop te antwoorden. Er bestond niet de minste twijfel over het antwoord dat de Belgische regering aan de Duitse ambassade zou overmaken. Alleen minister van Staat Charles Woeste suggereerde die nacht tijdens de kroonraad dat het Belgische leger alleen symbolisch wat verzet zou plegen om zich dan snel achter het Antwerpse bolwerk terug te trekken. Alle andere ministers en niet in het minst koning Albert waren het erover eens dat alleen een categorieke weigering mogelijk was: toegeven aan de Duitse vraag voor een vrije doortocht zou neerkomen op het opofferen van de eer van de natie en zou een verraad zijn ten aanzien van de plichten die het land in Europa vervult. Het antwoord op het Duitse ultimatum werd de nacht zelf opgesteld en om zeven uur ’s ochtends overhandigd aan de Duitse ambassadeur.
Zwarte zijde
Door het Duitse ultimatum werd ook de bijeenkomst van Kamer en Senaat vervroegd: op 4 augustus zouden volmachten worden gestemd. Koning Albert zou zijn troonrede houden voor de verenigde kamers. Op 4 augustus, om zes uur ’s morgens, informeerde de Duitse ambassadeur het antwoord van de keizerlijke regering op de weigering om in te gaan op het Duitse ultimatum: men zag zich genoodzaakt om gewapenderwijs veiligheidsmaatregelen te treffen ten aanzien van de Franse dreiging. Die ochtend werden al de eerste Duitse soldaten op Belgisch grondgebied gesignaleerd.
Het Parlement maakte zich op voor de komst van de koning. De burgerwacht vormde op de trappen van de Kamer een erehaag. De diplomatieke tribune zat afgeladen vol, alleen de ambassadeurs van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije zijn afwezig. Voor het Parlementsgebouw, in de Wetstraat en rond het Warandepark is een grote menigte toegestroomd. Eerst betreedt koningin Elisabeth vergezeld van haar drie kinderen, prinses Charlotte, prins Leopold en prins Karel, het paleis der Natie. De koningin draagt een jurk van zwarte zijde. In het parlementaire halfrond wordt ze geflankeerd door haar twee zonen, elk uitgedost in een zwart matrozenpakje. Prinses Charlotte is helemaal in het wit. Als vanuit één mond roepen de parlementsleden “Vive la reine”. Enkele minuten na de koningin vertrekt ook koning Albert te paard aan het Koninklijk Paleis. Het traject tussen het paleis en het parlement krijgt de allures van een blijde intrede. Hij is gekleed als luitenant-generaal voorzien van sabel en witte handschoenen. Zijn toespraak in de Kamer is eigenlijk al gedateerd op het moment dat hij hem uitspreekt: er is nog sprake van hoop dat het gevreesde toch niet zal doorgaan. Hij nodigt de politici uit om zich te voegen bij het elan van het volk. Op de vraag of zij vastbesloten zijn om het heilige patriottisme van de voorvaderen intact te houden, reageert het hele parlement met oorverdovende toejuichingen.
Samenscholingsverbod
In de benedenstad gaat het er iets minder verheven aan toe. Er ontstaan spontaan betogingen. Een groep trekt en masse naar het Martelaarsplein: bij het monument van de gesneuvelden van 1830 wordt de Brabançonne ingezet. Overal op balkons en in etalages verschijnt de Belgische driekleur.
Aanvankelijk verloopt alles waardig, maar naarmate de dag vordert wordt de sfeer grimmiger en het loopt helemaal uit de hand. Bij het Muntplein wordt een Duitse brasserie vernield. Ook in de Schildknaapstraat slaat een woedende bende de inboedel van twee Duitse cafés kort en klein. Op de Guldenvlieslaan moet een Weinstube er aan geloven. Op en rond het De Brouckèreplein is het vandalisme buitensporig groot. De brandweer besproeit de menigte, een burgerwacht geraakt zwaargewond. Er gaan bendes rond in de stad die eisen dat particulieren de tricolore aan hun gevel hangen.
Sommige eigenaars nemen hun voorzorgen zoals de gerant van een brasserie bij de Beurs die in zijn etalage twee grote Belgische vlaggen plaatst met daartussen het bordje: “Le propriétaire de la maison est belge” (De huiseigenaar is Belg). In de kranten wordt ’s anderendaags opgeroepen om Duitse burgers met rust te laten. Pas wanneer burgemeester Max op 5 mei een samenscholingsverbod afkondigt, komt de stad tot rust.
Volgende week: 20 augustus 1914, de Grote Markt
Herinneringen aan '14-'18
Lees meer over: Samenleving , Herinneringen aan '14-'18
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.