Lucas Catherine: ‘De Vlaamsesteenweg is boeiender dan de Dansaertstraat’

Bettina Hubo
© BRUZZ
10/10/2024

ARB UrbanMedia_4.0 International (CC BY-SA 4.0)

| Een ansichtkaart van de Vlaamsesteenweg rond de eeuwwisseling (Collectie Belfius Bank-Académie Royale de Belgique.)

De Vlaamsesteenweg, een smalle straat met veel hippe restaurants, was eeuwenlang een belangrijke verbindingsweg naar en door Brussel. “Een volkse buurt van middenstanders was het,” zegt Lucas Catherine, die een historisch boekje over de Steenweg schreef. “Mijn overgrootmoeder liep er als melkwijf rond.”

Lucas Catherine schreef eerder boeken over de kolonisering en het Israëlisch-Palestijnse conflict, maar de jongste jaren buigt hij zich vooral over Brussel, de stad waar hij al jaren woont en die hij als zijn broekzak kent. Zo nam hij eerder de Vismarkt onder de loep. Ditmaal dook hij in de geschiedenis van de Vlaamsesteenweg.

Het is een boekje van honderd pagina's geworden met behalve historische feiten ook legendes en verhalen, bijvoorbeeld over de beruchte gravin Olympia Mancini. Zij zou eind zeventiende eeuw de opdracht hebben gegeven voor de bouw van het Bellonahuis, het stadspaleis met de magnifieke gevel, verborgen achter het nummer 46. “Het zijn de verhalen van de straat, van de kasseien,” zegt Catherine, die zichzelf “historicus van Vergeten Zaken” noemt.

BRZ 20241009 1906 Lucas Catherine Vlaamsesteenweg 1

Saskia Vanderstichele

| Lucas Catherine schreef eerder over het Israëlisch-Palestijnse conflict, maar buigt zich nu vooral over Brussel. “Ik vertel de verhalen van de straat, van de kasseien,” zegt Catherine, die zichzelf historicus van Vergeten Zaken noemt.

Waarom hij deze keer voor de Vlaamsesteenweg koos en bijvoorbeeld niet voor de nog bekendere Dansaertstraat? “De Dansaertstraat vind ik veel minder interessant, die kan niet buigen op een verleden. De Vlaamsesteenweg gaat terug tot de negende eeuw. De Dansaertstraat werd pas eind negentiende eeuw aangelegd,” vertelt Catherine. “Bovendien was de Vlaamsesteenweg eeuwenlang de slagader van de stad, gelegen op de oude hertogelijke weg, die Keulen met Brugge verbond.”

De Vlaamsesteenweg heette aanvankelijk gewoon Steenweg, in de volksmond Kassaa. “Het was namelijk de eerste geplaveide weg van Brussel,” legt Catherine uit. Voor hem behoort ook de huidige Katelijnestraat tot de Steenweg. “In dat stukje begon immers de bewoning en bebouwing. Het stopte aan de voormalige Katelijnepoort, het huidige Katelijneplein, waar de eerste stadsomwalling lag.”

Tussen de dertiende en de vijftiende eeuw breidde de stad zich verder uit langs de Steenweg, eerst tot aan de Verlorenkostpoort, die ter hoogte van de huidige Varkensmarkt stond, vervolgens tot aan de Vlaamsepoort. Die was onderdeel van de tweede omwalling, vandaag de kleine Ring.

Opvallend: de armsten, het werkvolk, werden steeds meer naar achteren geduwd, weg uit het centrum. “Een eerste vorm van gentrificatie,” meent Catherine. Dat gebeurde met name in de tweede helft van de negentiende eeuw toen burgemeester Karel Buls het centrum met zijn 'ongezonde' gangetjes en impasses, bevolkt door arbeiders, wilde saneren. Onder zijn impuls werd vanaf 1891 de Dansaertstraat aangelegd als chiquer en breder alternatief voor de smalle Steenweg, die men in het Frans gewoon 'rue de Flandre' ging noemen. Veel steegjes en gangetjes werden in die tijd opgedoekt en het proletariaat verkaste naar het achterste deel van de Vlaamsesteenweg.

Een postkaart van de Vlaamsesteenweg rond de eeuwwisseling (Collectie Belfius Bank-Académie Royale de Belgique.)

ARB UrbanMedia_4.0 International (CC BY-SA 4.0)

| Een ansichtkaart van de Vlaamsesteenweg rond de eeuwwisseling (Collectie Belfius Bank-Académie Royale de Belgique.)

Behalve het historische belang speelt ook een persoonlijke reden mee bij Catherines interesse voor de Steenweg. Zijn overgrootmoeder verkocht er voor de Eerste Wereldoorlog melk en eieren. “Ze was een melkwijf. Ze liep met haar stuutkeir en trekhond door de straat. Het woord wijf had toen geen negatieve bijklank, het betekende vrouw met een zelfstandig beroep. In de oorlog namen de Duitsers haar trekhond en ketting in beslag en moest ze stoppen. Ze heeft er achteraf 110 frank schadevergoeding voor gekregen.”

Inspiratie voor Elsschot

De Steenweg was van meet af aan een volkse straat van middenstanders. Vanaf het jaar 1000 deden volgens Catherine de brouwers hun intrede. Ze brouwden in hun eigen staminees en gebruikten het water van de nabijgelegen Zenne. Al snel kregen ze het gezelschap van bakkers, slagers, kleermakers, kantwerkers en timmerlui. De middenstand zou het karakter van de Steenweg bepalen tot het eind van de twintigste eeuw. Niet voor niets koos Willem Elsschot, die een tijd kantoor hield in de buurt, de Vlaamsesteenweg als decor voor zijn dubbel­roman Lijmen/Het Been. De smederij waar het personage van de oude mevrouw Lauwereyssen belazerd werd door reclameoplichter Boorman lag wellicht in een gangetje achter het huidige nummer 62. Een kunstwerkje van Benoît Van Innis tegen de gevel herinnert de voorbijganger aan deze opmerkelijke literaire episode.

Stootkar melkronde Vlaamsesteenweg

“Mijn overgrootmoeder liep met haar stuutkeir en haar trekhond door de straat met melk en eieren”

Lucas Catherine

Rond de eeuwwisseling begonnen de kleine middenstanders de concurrentie te voelen van de nieuwe, grotere winkels als Delhaize en later de Sarma, het eerste echte grootwarenhuis.

Om zich tegen deze concurrenten met hun grote reclamebudgetten te wapenen organiseerden de commerçanten van de Vlaamsesteenweg in 1923 een grote braderie, een bierkermis, gecombineerd met koopjes, die twee weken duurde. In de loop der jaren werd de braderie geleidelijk aan ingekort, maar ze bestaat na meer dan honderd jaar nog steeds, nu onder de naam brocante en beperkt tot een weekend. De editie 2024 is net voorbij en was weer een succes. “Een bewijs,” aldus Catherine, 'dat de Steenweg leeft.”

Lucas Catherine, Als kasseien konden spreken

Uitgeverij EPO

| Lucas Catherine, Als kasseien konden spreken. Negen eeuwen Vlaamsesteenweg in Brussel. Mammoet (EPO), Antwerpen

Naar aanleiding van de verschijning van zijn boek opent er op 11 oktober overigens ook een kleine expo over Negen eeuwen Vlaamsesteenweg in La Buanderie/ Passa Porta in de Dansaertstraat. En er is meer: in januari zal acteur Jamal Boukhriss een monoloog over de Steenweg spelen in enkele staminees van de kassaa.

1. Executies aan de Vlaamsepoort

Lucas Catherine, Als kasseien konden spreken. Negen eeuwen Vlaamsesteenweg in Brussel. Mammoet (EPO), Antwerpen

Een van de belangrijkste historische gebeurtenissen aan de Vlaamsesteenweg is de repressie na de val van de Brusselse republiek, een korte episode in de Brusselse geschiedenis waarin de protestanten de macht overnamen. De protestantse geuzen in Brussel waren eind zestiende eeuw in opstand gekomen tegen het roomse gezag en het terreur­bewind van de Spaanse hertog Alva. Ook de veelal protestantse middenstanders van de Vlaamsesteenweg deden mee. Toen Alva in 1572 een extra belasting op de handel hief, sloten ze hun zaken. Uiteindelijk wist de Stad Brussel zich in 1576 te ontworstelen aan het Spaanse gezag en werd de Brusselse republiek gesticht, die negen jaar zou duren. In 1585 moest het protestantse gezag zich overgeven. “De aanhangers van de republiek die niet waren gevlucht werden aan de Vlaamsepoort opgehangen of onthoofd,” zegt Catherine. “Dit hele verhaal is weinig bekend omdat het door het katholieke onderwijs, dat de protestantse republiek als een smet beschouwde, onder de mat is geschoven.”

2. ‘Bollekes, Maria'

Nadat België in 1908 Congo als kolonie had overgenomen van koning Leopold II, arriveerden ook de eerste Congolezen in Brussel, doorgaans ex-matrozen van de Congoboten of boys die tijdens een vakantie in België waren gaan lopen of waren ontslagen. Velen vestigden zich in de buurt van de Steenweg. Op nummer 14 was een opvangtehuis. Daar verbleef ook Simon Lisasi. Het verhaal gaat dat hij suikerbakker Vos, gevestigd op nummer 146, op het idee bracht om de suiker die overbleef na het maken van maskesvlies (spekjes) te bakken tot een harde, zwarte suikerplaat. Die werd gearomatiseerd met anijs en vervolgens met een hamer in brokjes geslagen. Karabougia (Swahili voor brok snoep) heette dat nieuwe snoepje dat eigenlijk een recyclageproduct was en 'chocolade voor de armen' werd genoemd. Simon Lisasi en andere zwarte verkopers liepen ermee rond in de wijk. “Mijn ouders zagen hen nog de staminees binnenkomen, met een grote rieten schotel op hun schouder,” vertelt Catherine. “'Bollekes, Maria,' riepen ze, want ze noemden elke vrouw Maria.”
Na de oorlog, in 1919, richten die Congolezen de Union Congolaise op, die al gauw als gevaarlijk beschouwd werd. In 1930 verbood koning Albert I dan ook aan kolonialen op verlof om nog zwarten mee te brengen.

3. Geen vitrines met rood licht, maar een paling op een stok

In de kroegen tussen de Vismet en de Vlaamsesteenweg, in het Naam Jezusstraatje of Het Land van Luikstraatje bijvoorbeeld, tierde de prostitutie welig. “Vitrines met rode of blauwe lichten bestonden nog niet. Bazinnen van staminees die bereid waren om met klanten 'naar boven' te gaan, hingen een paling op een stok aan hun gevel,” vertelt Catherine, die het verhaal hoorde van de dochter van een prostituee uit de buurt.

4. Klooster dicht wegens wangedrag

Nog meer lichte zeden. Aan de linkerkant van de Steenweg, tussen de Katelijnepoort (nu Katelijneplein) en de Papenvest, zat eeuwenlang het Jerichoklooster, een groot domein omringd door kloostermuren. De ingang lag waar nu gemeenschapscentrum De Markten zich bevindt. Het klooster werd rond 1235 gesticht door de Orde van de Witte Joffrouwen, een orde van boetedoende publieke vrouwen. “Maar de Witte Joffrouwen waren niet onbesproken,” zegt Catherine. “Er wordt gezegd dat er naast veel bedden twee paar pantoffels stonden.”
Het klooster raakte zodanig in opspraak dat de Witte Vrouwen midden vijftiende eeuw vervangen werden door de reguliere kanunnikessen van Sint-Augustinus. “Ook toen lukte het niet helemaal met de tucht en uiteindelijk heeft keizer-koster Jozef II het klooster, dat hij bestempelde als een 'nutteloze orde', in 1783 opgeheven.”

5. Te weinig rijken voor een pissijn

De hygiënische toestanden in de dichtbevolkte impasses en steegjes langs de Vlaamsesteenweg waren slecht. In een gang met verschillende huizen was vaak maar één toilet. De mensen pisten op straat in een hoekje. Regelmatig werd de wijk en de rest van de stad dan ook getroffen door besmettelijke ziekten. Daarom bedacht het stadsbestuur in de negentiende eeuw dat er pissijnen moesten komen. Aanvankelijk waren het eenmanspissijnen ingewerkt in het onderste deel van de gaslantaarns. Met de opkomst van de elektrische straatverlichting kon dat niet langer, wegens elektrocutiegevaar. Pissijnen voor twee wilde het gemeentebestuur niet. Die schaden het fatsoen, want ondeugd gebeurt met twee. Dus werden het constructies voor vier. In de Vijfhoek werden 120 urinoirs geïnstalleerd, vooral in de rijkere straten. “Maar in de Vlaamsesteenweg kwam er geen,” zegt Catherine. “Daar passeerde te weinig chique volk.”

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Literatuur , Lucas Catherine , Vlaamsesteenweg

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni