Aan de start van het nieuwe seizoen zet de Munt zijn Ring-cyclus verder, daar heeft de nieuwe regisseur Pierre Audi vooral oren naar. Siegfried is een fantastisch meesterwerk dat net iets meer theatermagie had kunnen gebruiken
Voor een gesamtkunstwerk steunt 'Siegfried' wat te nadrukkelijk op de partituur
Een draak die in koelen bloede wordt afgeslacht, een bloederige vendetta op een dwerg, wapengekletter met een oppergod en een bevrijdingsact in een vlammenzee. Je zou denken dat Siegfried alle ingrediënten in zich heeft voor een episch en spectaculair stukje opera. Alleen besloot regisseur Pierre Audi – die het vervolg van Richard Wagners befaamde vierluik Der Ring des Nibelungen overneemt van Romeo Castellucci – het drama voor dit derde deel niet in de handelingen, maar wel in de muziek te zoeken.
Gelukkig heeft hij daarvoor met dirigent Alain Altinoglu een ideale partner in crime. Altinoglu stortte zich vorig seizoen al op Das Rheingold en Die Walküre, en vervolmaakt dit jaar de cyclus. In deze Siegfried geeft hij de stemmen voldoende bewegingsruimte om deze vier uur durende marathon door te komen. Tegelijkertijd weet de chef elke druppel epiek uit deze partituur te persen. Dat doet hij door bepaalde picturale elementen extra te prononceren: het veelvuldige vogelgekwetter, de kabbelende waterstromen, maar uiteraard ook de vele leitmotiven waarmee Wagner zijn partituur doorspekte. Deze melodieën, die belangrijke plotelementen verklanken, krijgen van Altinoglu vaak een extra ruggensteun, waardoor de muziek net dat tikje meer vertelkracht krijgt.
Voor een opera van dit kaliber is het toch iets te vaak “bla bla”, en iets te weinig “boem boem”
Ook de hoofdrolspelers maken met hun straffe stemkarakterisering duidelijk dat het verhaal zich ontrolt in wat ze zeggen en zingen, en niet zozeer in wat ze doen. Magnus Vigilius klinkt als Sigfried ongeremd jeugdig, Peter Hoare zet een kolderieke maar nooit karikaturale Mime neer, en het dragende timbre van Gábor Bretz leent zich perfect tot de mysterieuze en autoritaire Wanderer.
Oren komen voor de ogen
Al zorgt die doorgedreven focus op de dramabeleving via de muziek ook voor een aantal struikelblokken. Zo is het podiumbeeld en het theaterspel in deze Siegfried bijzonder passief. In een opera met best veel opzienbarende voorvallen, moet je het merendeel van de tijd dus dialogen volgen. Op momenten waar de dynamiek tussen twee zangers snor zit, is dat machtsbeluste gebabbel nog vermakelijk. De scène waar Siegfried na een slok drakenbloed plots de moordgedachten van zijn pleegvader Mime kan horen, heeft bijvoorbeeld niet veel beweging nodig om te overtuigen. Maar voor een opera van dit kaliber is het toch iets te vaak “bla bla”, en iets te weinig “boem boem”. Zeker wanneer je de afhandeling van absolute klapstukken – het doden van de draak Fafner en het breken Wotans lans – van mijlenver ziet aankomen en Pierre Audi die acties bovendien allebei nogal anticlimactisch aanpakt.
In het laatste bedrijf lijkt de regisseur de pikorde tussen visueel en auditief nog één keer glashelder te willen stellen. Het redden van Brünnhilde gebeurt in een uitgepuurd, kristallijn decor. Geen vurig inferno, wel spierwit tegenlicht dat de protagonisten tot onherkenbare silhouetten reduceert. Je hoeft niet per se te zien wat er zich afspeelt, als je het maar hoort. En inderdaad, de paniek die Siegfried overvalt wanneer hij zijn Walkure voor het eerst ziet, ontdek je vooral in de symfonische chaos die op dat moment uit de orkestbak komt. Maar toch, dit fantastische meesterwerk had net iets meer theatermagie kunnen gebruiken.
Gezien op 11/9 in De Munt. Opvoeringen nog tot 4/10, meer info op lamonnaiedemunt.be