Terwijl De Mens een jaartje uithijgt, springt frontman Frank Vander linden in de spotlights met zijn tweede soloalbum. Het intieme Nachtwerk bundelt wijze woorden over de liefde en de hordes die ze zo vaak moet nemen. “Nee, ik ben er niet depressief van geworden.”
Kan je wat luider spreken? Als ik eet, hoor ik niet goed.” Frank Vander linden heeft net zijn brooddoos opengegooid, die het verrassend genoeg zonder bokes moet doen. “Ik eet geen boterhammen meer. Al een jaar of zo.” Daar gaat onze amuse-bouche voor zijn passage op Boterhammen in het Park. “Zo kan ik mijn lijf toch wat in vorm houden, want ik snoep nog veel en zweer de drank niet af.”
Het gekraak van krokante stukjes selder, knisperige paprikareepjes en een handvol knapperige nootjes dat het gekwetter van parkieten en kirrende kinderen in het Egmontpark vergezelt, is gelukkig net zo smakelijk.
De oase tussen de kleine ring en de Zavel is Vander lindens geheimtip. Het paleis ernaast roept belangwekkende politieke pacten in gedachten, het aan wolken krabbende The Hotel werpt een lange, aangename schaduw terwijl de zon de rest van het park nog wat verder verschroeit. “Het lijkt alsof de stad haar best doet om deze parels verborgen te houden. Je kan dat betreuren, omdat dan in de eerste plaats de lelijkheid in het oog springt. Maar voor de echte Brusselaars is dat wel deel van waar je je aan optrekt.”
Vroeger kwam Vander linden hier wel eens langs, als jogger. “Tien jaar geleden was ik een fanatieke loper. Ik draag daar nog altijd de gevolgen van, mijn achillespezen zijn helemaal kapot. Ik ben moeten stoppen op doktersadvies. Jammer, want ik mis dat heel hard.” Op zijn 56e is hij op een saaie manier met zijn gezondheid bezig, vertelt hij.
Hij benijdt mijn kleermakerszit op het rode picknickdekentje dat ik heb meegebracht voor onze déjeuner sur l’herbe. “Daar ben ik te oud en te stram voor,” zegt hij, dus wisselt hij af tussen languit liggen en op de knieën zitten. “Of ik rock-’n-roll geleefd heb? Ja. En nu nog. Maar het is te complex om daar iets zinnigs over te zeggen.”
Was muzikant worden voor jou een noodzaak?
FRANK VANDER LINDEN: Ik moet altijd lachen om het pathos van muzikanten die zeggen dat ze zonder hun muziek seriemoordenaar zouden zijn geworden. Of dat ze helemaal niks anders kunnen. Ik ben wel blij dat ik muzikant ben. Ik ben opgegroeid in een tijd waarin beroepsmuzikant worden een even absurde ambitie was als doelman bij Real Madrid - wat ik eigenlijk ook had kunnen ambiëren, want ik wás doelman.
Er bestonden ook nog geen opleidingscentra, we hadden geen ouders die ons op ons veertiende een dure gitaar gaven en zeiden: “Ga vooral naar de rockschool, jongen.” Pas op mijn 29e, toen ik samen met Michel De Coster de eerste liedjes van De Mens in elkaar knutselde, dacht ik: dit zou iets kunnen zijn.
"Beroepsmuzikant worden was een even absurde ambitie als doelman bij Real Madrid."
Dat ik mijn bestaan als journalist daarvoor opgaf, was achteraf gezien best gewaagd, maar ik nam die beslissing heel gedecideerd. Ik kon niet dagelijks andermans platen bespreken en zelf liedjes uitbrengen. En ik vond dat ik pas goed muziek kon maken als ik dat niet alleen met heel mijn hart, maar ook met heel mijn agenda deed. Het is een goede gok geweest. De truc was wel om nooit verder dan twee jaar vooruit te denken.
Nick Cave schrijft liedjes om te weten te komen wát hij wil zeggen, niet omdát hij iets wil zeggen. Hoe zit dat bij jou?
VANDER LINDEN: Dat is eigenlijk meer een praktisch snoer dan een filosofisch. Je kan met een ganzenveer in de hand gaan neerzitten bij het venster in je in kaarslicht badende mansarde met de gedachte dat je iets kan toevoegen aan de wereld. Maar dat werkt enorm blokkerend. Je schrijft liedjes omdat dat is wat je doet, en omdat je die liedjes nodig hebt om op te treden. Je kan voor de aardigheid een theorie over het leven en over de kunst bedenken, maar het is toch ook wel handig om er een praktijk over te hebben.
Ik heb een geweldige angst voor pretentie en het grote gebaar. In denk dat dat een soort rebelsheid is die ik van de punk heb meegekregen. Het moet niet te pretentieus zijn. In het begin minimaliseerde ik ook alles wat ik deed. Maar na een tijd zie je dat die liedjes goeie dingen voor je doen. Nu besef ik – ik heb nog altijd schroom om het uit te spreken – dat ik hiervoor geboren ben. Dit wérkt voor mij.
Mensen verwachten van een artiest een diepere wijsheid die ze zelf niet denken te hebben.
VANDER LINDEN: Hm, ja. Diezelfde mensen zeggen mij dat mijn liedjes hen geraakt hebben. Maar dat is niet wat je wilt horen. Want anders volstaat het gewoon om iets mee te maken wat miljoenen anderen ook hebben meegemaakt. Je wilt natuurlijk dat ze zeggen dat die chromatisch afdalende bas in ‘Mensen zijn vervelende machines’ écht geniaal is, en hoe je dan naar b-mineur zeven met een verminderde kwint gaat. (Lacht) Soms gebeurt dat wel. Meestal zit daar het woord ‘eigenlijk’ bij. “Eigenlijk zijn dat wel knappe liedjes.”
Eigenlijk speel jij wel goed gitaar.
VANDER LINDEN: (Lacht) Een van de grote vreugdes van deze tournee is dat ik mijn gitaarspel weer wat heb kunnen uitbouwen.
Ik hoor Nick Drake, maar ook Richard Hawley.
VANDER LINDEN: Vroeger heb ik veel naar folkgitaristen als Bert Jansch en Mississippi John Hurt geluisterd. Ik wilde bij Nachtwerk ook vertrekken van die akoestische gitaar, heel oldskool. Maar om er meer ruimte in te stoppen, heb ik wat galm toegevoegd. Galm is een instrument op zich, iets wat Richard Hawley heel goed weet. Maar hij werkt veel meer met een band, ik hou het veel kleiner.
Terug naar die knappe liedjes: ze gaan over de liefde, maar wel “van een soort die ik niet meer wil beleven.”
VANDER LINDEN: Ineens is er zo’n zin, en die is heel zwaar. Maar het leuke aan liedjes is dat je er tussen haakjes altijd ‘of niet’ kan bij denken.
Zoals bij ‘Elke dag een beetje wijzer (denk ik)’.
VANDER LINDEN: Precies, die “denk ik” zijn ook de twee belangrijkste woorden. Dat klinkt als op safe spelen, maar zo is het echt. Die openheid aan liedjes schrijven trekt me enorm aan. Ik verander voortdurend van idee, over gelijk welk onderwerp. Zoals zoveel mensen. Dat ongrijpbare is net de essentie van rock-’n-roll, vind ik, die klanken en woorden doen iets met je dat constant kan wijzigen. Het is een ideaal medium voor draaikonten.
Statler & Waldorf
“Mogelijk is dit de meest intense plaat die Frank ooit maakte,” verkondigde Vander lindens site toen hij in januari, negen jaar na zijn eerste soloplaat, een vervolg uitbracht. Mogelijk zijn dit ook de persoonlijkste songs die hij ooit geschreven heeft. “Ik vind van niet,” zegt hij terwijl hij het laatste stukje selder aan een krokantheidstest onderwerpt. “De liedjes zijn in een periode tot stand gekomen waarin het leven mij bepaalde situaties had aangereikt...”
Vander linden heeft het over zijn huwelijk met televisiemaker Kat Steppe dat vorig jaar aan splinters ging en de dood van zijn vader. “Maar het hadden ook vrolijkere songs kunnen zijn. De stempel zit in de bundeling. Als je die nummers dan in een nachtblauwe hoes steekt en ze Nachtwerk noemt, heb je het voordeel van de duidelijkheid. En duidelijkheid is handig, zeker in deze tijden.”
Die hoes deed me denken aan Late for the sky van Jackson Browne, zijn ode aan L’empire des lumières van René Magritte.
VANDER LINDEN: Dat is niet zo gek want mijn graficus, Luc Schreurs, heeft zich ook op Magritte gebaseerd. Nachtwerk is gegroeid in het schrijfhuis van Jan Eelen, met wie ik goed bevriend ben. Na de scheiding ben ik daar gecrasht, in een kamer net onder het dak. Bijna die mansarde, maar dan zonder kaarslicht. (Lacht)
Doordat ik de kinderen maar om de week had, had ik plots veel meer tijd om te schrijven. En vooral ook ’s nachts. Alsof ik weer een student was zonder verplichtingen. Ik had Luc de opdracht gegeven om iets donkers te maken, mét een lichtpuntje erin. Waar hij mee op de proppen kwam, was exact hoe het er daar uitzag. Soms heb je van die happy accidents.
In ‘Trotse pijn’ zing je ook: “Net voorbij de horizon schijnen nieuwe lichten.”
VANDER LINDEN: Ik hou er niet van als er niet één lichtstraal is. “There’s a crack in everything, that’s how the light gets in,” weet iedereen dankzij Leonard Cohen, een van zijn vele slimme zinnetjes. Het is vooral heel goed gerijmd, en het is ook wel waar. Je moet altijd naar het licht gaan, daarom zitten we hier, hé.
Dat nummer zet alles in perspectief: “Niets van wat je nu denkt, denk je volgend jaar.”
VANDER LINDEN: Die zin heb ik rechtstreeks van Jan Eelen. Wij hebben veel aan zijn keukentafel zitten praten, hij heeft ook een scheiding meegemaakt. Niet dat we elkaar raad zitten te geven, maar die gedachte vond ik treffend: over een jaar zal je je weer helemaal anders voelen.
“Het is maar verdriet”, om het met een van je andere nummers te zeggen.
VANDER LINDEN: Mensen zitten soms echt te huilen terwijl ik dat zing. Net wanneer ik zeg: het is maar dat. Dat is iets heel raars.
Stop je er tijdens concerten daarom zoveel kwinkslagen in?
VANDER LINDEN: Je kan je helemaal in die donkerte onderdompelen en het publiek daarin meenemen. Maar dat is niet gezond, niet voor jezelf en niet voor de toehoorders. De try-out van deze tournee heb ik in Steenokkerzeel gedaan, waar mijn 82-jarige moeder nog steeds woont. Niet slim, want de volgende dag hing ze natuurlijk aan de lijn met haar recensie, geheel in Statler & Waldorf-stijl.
Haar vriendinnen van de serviceflat waren gedeprimeerd naar huis gegaan, zei ze. (Lacht) Maar dat zijn nuttige waarheden. Ik besefte dat ik de show wat moest verluchten, zonder er stand-up van te maken. Richard Thompson doet dat meesterlijk. Dylan ook. En kijk naar Urbanus, die is komiek geworden omdat zijn bindteksten het overnamen.
Als solomuzikant kan je de sfeer in de zaal goed proeven en herformuleren. Dat is fijn, het is meer dan alleen maar liedjes spelen.
Heeft Nachtwerk je uiteindelijk geholpen om de donkerte te kunnen plaatsen?
VANDER LINDEN: Nee. Het leven helpt mij. Muziek is natuurlijk een deel van mijn leven. (Denkt na) Eigenlijk is dat een vraag die ik niet meer kan beantwoorden. Voor mij is het zo normaal om wat er in mijn leven of dat van mensen dicht bij mij gebeurt, te gebruiken.
Ik krijg weleens de vraag of dit therapeutische liedjes zijn. Maar dat zou betekenen dat ik therapie nodig heb en dat is niet het geval. (Lacht) Ik ben gescheiden, en ik vond en vind dat heel moeilijk. Maar ik ben daar absoluut niet depressief van geworden.
Je gelooft nog in de liefde.
VANDER LINDEN: Natuurlijk. Meer dan ooit.
Lees meer over: Brussel , Muziek , Events & Festivals , Boterhammen in het Park , Frank Vander Linden
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.