Het is belangrijk dat ouders hun kinderen maximaal ondersteunen bij het les volgen van thuis uit. Professor vakdidactiek Gustaaf Cornelis aan de VUB wijst daarbij op het belang van een goede dagstructuur. “Een halve dag vrijmaken voor de begeleiding van de kinderen is voldoende, maar de voorwaarde is wel dat dit ritme aangehouden wordt. Er moet een herkenbaar patroon in zitten.” Hadewijch De Doncker (Hogeschool Odisee) heeft alvast wat tips om dat allemaal in goede banen te leiden.
Tips voor ouders om online les volgen te doen slagen
Om de leerachterstand bij de leerlingen door het coronavirus tot een minimum te beperken, zijn de scholen in Vlaanderen en Brussel overgegaan tot ‘preteaching’, ofwel het online aanreiken van nieuwe leerstof. In Wallonië houden ze het voor de tijd die het schooljaar nog rest op het herhalen van reeds verwerkte lesonderwerpen.
“De beslissing om over te schakelen op preteaching zal zeker zijn vruchten afwerpen. In de manier van lesgeven die vandaag naar voren wordt geschoven, is het de norm dat leerlingen kennis opdoen via verschillende didactische vormen. Bij preteaching wordt dat met zelfstudie thuis en een latere herhaling in de klas beperkt tot twee. Maar dan nog ben ik ervan overtuigd dat we met deze aanpak de meubelen kunnen redden.”
‘Respecteer lesuren van 50 minuten’
Cornelis ziet in deze nieuwe lesvorm een doorslaggevende rol weggelegd voor de ouders. “Zij moeten structuur in de dag van het kind brengen. Ik begrijp dat de combinatie met thuiswerk die opdracht allesbehalve makkelijk maakt. Maar een halve dag vrijmaken voor de begeleiding van de kinderen is voldoende, op voorwaarde dat dit ritme aangehouden wordt. Er moet een herkenbaar patroon in zitten. Dat geldt ook voor de leraren zelf. Zij maken daarbij het best gebruik van een zo eenvoudig mogelijk platform om leerstof te delen of te communiceren met hun leerlingen.”
"Leerlingen zijn niet in staat om zich langer dan 50 minuten aan een stuk door te concentreren. Het is aan de ouders om voldoende pauzes in te bouwen op een online lesdag"
Een voormiddag leren van 9 uur tot 12u30 is volgens de professor dus meer dan genoeg. De grootste valkuil is het gebrek aan pauze. “Leerlingen, zeg maar mensen in het algemeen, zijn van nature uit niet in staat om zich langer dan 50 minuten aan een stuk door te concentreren. Dat verklaart meteen waarom de lesuren op school ook op die manier zijn ingedeeld. Het is aan de ouders om voldoende pauzes in te bouwen en die vooral te respecteren. Er kan ook gewerkt worden met kleinere blokken en meerdere rustmomenten, maar dan moet de lesdag wel doorlopen tot in de namiddag.”
Bij grote gezinnen worstelen de kinderen zich het best elk afzonderlijk door de nieuwe leerstof. “Zeker wanneer er een grote leeftijdskloof zit tussen de kinderen is het beter om hen van elkaar te isoleren. In de klassen op school zitten ook geen leerlingen van pakweg het eerste leerjaar samen met pubers van het derde middelbaar.”
'Een goede voorbereiding is het halve werk'
Hadewijch De Doncker van de cel onderwijsontwikkeling aan de Odisee hogeschool benadrukt net als Cornelis het belang van een goede structuur. En daarvoor heeft ze voor de ouders een aantal tips veil.
"In de eerste plaats is het belangrijk dat ouders begrijpen wat er van de school verwacht wordt. Wanneer dat duidelijk is, kan je aan het begin van de dag samen met je kind een planning opmaken. Dat zorgt voor rust in het hoofd. Je legt best ook al het nodige materiaal op voorhand klaar, want een goede voorbereiding is het halve werk."
"Tijdens het leren zelf is het belangrijk dat een kind voldoende gemotiveerd en bijgestuurd wordt. Het is daarbij geen schande om toe te geven dat je zelf het antwoord op een vraag schuldig moet blijven"
"Tijdens het leren zelf is het belangrijk dat een kind voldoende gemotiveerd en bijgestuurd wordt. Het is daarbij geen schande om toe te geven dat je zelf het antwoord op een vraag schuldig moet blijven. Het is veel beter om toe te geven dat je zelf iets (nog) niet weet, dan rond de pot te draaien."
"In het beste geval komt een antwoord natuurlijk altijd uit het kind zelf. Daarvoor is er de theorie van de vier B's: brein, boek, buddy of buur en baas. Als ouder is het aan te raden om een kind eerst zelf lang genoeg te laten nadenken op een probleem (brein), om vervolgens het zelf te laten opzoeken in een leerboek. Als dat niet lukt kan je aansturen om het te vragen aan een klasgenoot (buddy)."
"Pas wanneer dat niet helpt kan je zelf de oplossing prijsgeven of uitleg vragen aan de leerkracht (baas). Tot slot is het als ouder hulpvol om op regelmatige basis over je eigen bevindingen terug te koppelen met de school", aldus De Doncker nog.
Kansarm versus kansrijk
Cornelis beseft dat de theorie simpeler oogt dan de praktijk. In grootsteden als Brussel leven heel wat gezinnen compact samen en beschikt niet ieder kind over een eigen computer. De vele inspanningen van onder andere de VGC om zoveel mogelijk kansarme kinderen van degelijk materiaal te voorzien juicht hij dan ook toe. Maar dan nog zal niet iedereen geholpen kunnen worden.
"Ik raad leerkrachten af om virtuele klassen op te richten met alle leerlingen samen in een online gesprek. Dat heeft een stigmatiserend effect op kinderen die geen toegang hebben tot het internet"
“Ik raad leerkrachten daarom af om virtuele klassen op te richten met alle leerlingen samen in een online gesprek. Dat heeft een stigmatiserend effect op kinderen die geen toegang hebben tot het internet. Sowieso moet er in september, bij de start van het nieuwe schooljaar, een inhaalbeweging uitgevoerd worden voor de meest kwetsbare jongeren. Vooral bij de overgang van het zesde leerjaar naar het eerste middelbaar zullen er problemen opduiken, zowel bij kansarme als kansrijke scholieren. Want zelfs met het nodige materiaal heeft niet iedereen de capaciteiten om zichzelf nieuwe leerstof eigen te maken.”
“Het zal er dan op aankomen om individuele begeleidingstrajecten op te starten. Daarbij denk ik in eerste instantie aan de uitstromers in het TSO en het BSO. Zij trekken na dit jaar onmiddellijk de arbeidsmarkt op. Bij hen bestaat de kans dat zij door het onderbroken schooljaar bepaalde vaardigheden niet meer aangeleerd krijgen. In het ASO vormt dat minder probleem. Van die leerlingen wordt verwacht dat ze verder studeren. Zij hebben nog tijd om een achterstand in te halen.”
‘Geen eindexamens is niet dramatisch’
De Scholengroep Brussel, ofwel de koepel van 38 basisscholen en 17 secundaire scholen die behoren tot het gemeenschapsonderwijs, heeft ondertussen beslist om in juni geen eindexamens te organiseren. En dat hoeft volgens Cornelis zeker niet nadelig uit te draaien.
“Het is perfect mogelijk om de studievoortgang van een student te extrapoleren vanaf het begin van de lockdown (13 maart, red.) tot het einde van het schooljaar. Dat gebeurt tijdens de klassenraad in juni. In overleg met elkaar kunnen leerkrachten dan zonder problemen een adequaat beeld vormen van de student en oordelen of de verworven capaciteiten stroken met de gevraagde competenties”, aldus Cornelis nog.
Luister hieronder nog eens naar de tips van Hadewijch De Doncker (Odisee Hogeschool):
Lees meer over: Brussel , Veiligheid , Onderwijs , afstandsonderwijs , Gustaaf Cornelis , coronavirus , online leerplatformen
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.