‘Home sweet home’, staat er op de opvallende affiche van het Klarafestival. Vragen die deze baseline oproepen: wat maakt een thuis tot een thuis? Wat betekent het om thuis te zijn? En wat zijn de verschillen tussen een ‘huis’ en een ‘thuis’? Die vragen bieden genoeg materiaal voor alweer een boeiende editie van dit jaarlijkse festival.
Het Klarafestival ging dertien jaar geleden van start als een omroepfestival: een evenement en fysieke plek waarop de klassieke muziekzender van de VRT en het publiek elkaar konden ontmoeten. Een zichtbaar momentum dat de relevantie moest onderstrepen van de klassieke muziek - weleens afgeserveerd als louter interessant voor slechts een handjevol muzikale fijnproevers, en dan nog vanuit een conservatief-museaal standpunt.
Mooi aan het Klarafestival is dat het vandaag toont dat het helemaal anders kan. Door scherpe keuzes te maken. Door na te denken over hoe een actueel en maatschappelijk smeulend thema een muzikale vertaalslag kan krijgen. Voeg daarbij ook nog een gezonde nieuwsgierigheid om te experimenteren op zowel vormelijk als inhoudelijk vlak - toegegeven, een zeldzaam iets binnen de wereld van de klassieke muziek - en je hebt het recept voor het onmiskenbare succes van dit festival.
Met de vluchtelingencrisis die zich onder onze neus afspeelt, ligt de keuze voor een thema als ‘Home sweet home’ voor de hand. Dit jaar is het zwaartepunt van het programma dus de rol van plaats en verplaatsing in de muziek(geschiedenis). Direct en indirect worden onderwerpen aangesneden als ballingschap, muzikale wortels en identiteit, migratie, vluchten, vervreemding, culturele uitwisseling, heimwee en kriebelende voeten, en terugkeer. Maar wie dat wil kan gewoon, zonder meer, genieten van de waaier van concerten: er zijn immers een heleboel orkesten, kamermuziekensembles, events en nog veel meer.
Anderen kunnen zich dan weer laten uitnodigen om na denken over een resem vragen die uit een thema als dit voortvloeien. Bijvoorbeeld: hoe beïnvloeden de roots van een componist zijn creatieve output? En als hij in ballingschap gaat, op welke manier dan ook, vrijwillig of gedwongen, fysiek of innerlijk, kun je dat dan op de een of andere manier merken? Of nog, wat gebeurt er met de identiteit van componisten als ze uit ballingschap terugkeren naar hun vaderland?
Het programma van deze editie is voornamelijk opgebouwd rond de 19de- en 20ste-eeuwse muziek van drie grote geografische gebieden: Centraal-Europa, Rusland en de VS. Omdat er te veel is om op te noemen, doen we jou hier een paar suggesties aan de hand.
Nergens welkom
Het festival trapt op 9 maart af met de Eerste Symfonie van Gustav Mahler, gespeeld door het ensemble Musica Aeterna, onder leiding van publiekslieveling Teodor Currentzis. Mahler, de componist die zowat op zijn eentje het concertritueel zoals wij dat vandaag nog steeds kennen vormgaf, worstelde met zijn identiteit in relatie tot de ‘Duitse kunst’ en het jodendom in het bijzonder.
Veelbetekenend is zijn (vermeende) uitspraak, opgetekend door echtgenote Alma in haar memoires, dat hij “drievoudig thuisloos was: als Bohemer in Oostenrijk, als Oostenrijker tussen Duitsers, en als jood in de wereld – steeds een indringer, nergens welkom.” Bovendien was Mahler joods, maar om directeur van de Staatsoper in Wenen te kunnen worden moest hij zich bekeren tot het Katholicisme. Die complexiteit klinkt ook duidelijk door in de gelaagdheid van die Eerste Symfonie, bijgenaamd ‘Titan’.
Eveneens uit het etnische lappendeken van Centraal-Europa kwam Leoš Janáček. Die was erg gefocust op zijn land en cultuur van herkomst en verzamelde volksmuziek, waar en wanneer hij maar kon. Uit de ritmes en intonaties van de lokale dialecten en liederen van Moravië ontwikkelde Janáček een heel eigen, bijzondere stijl.
Muziektheater Transparant, regisseur Ivo Van Hove en decorontwerper Jan Versweyveld brengen The Diary of One Who Disappeared (op 11 en 12 maart), hun lezing van Janáčeks liedcyclus Zápisník zmizelého, een mysterieus, diep-emotioneel, psychologisch stuk in tweeëntwintig episodes over onthechting, ingrijpende keuzes en identiteit.
Casablanca
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog werd het thema ‘identiteit’ in Duitsland door de nazi’s op de spits gedreven. ‘Niet-arische’ kunstenaars verloren hun job, werden geboycot, vastgezet of veel erger. Het gevolg was een artistieke exodus, voornamelijk richting VS, waar er in Los Angeles een soort ‘Weimar aan de Pacific’ ontstond. Op 12 maart brengt het Klarafestival de filmklassieker Casablanca.
Zowel het onderwerp als de setting is een weerspiegeling van de historiek van zijn makers. Marokko was namelijk in 1939 een protectoraat van Frankrijk. De club waar het verhaal zich afspeelt wordt gefrequenteerd door een gezelschap van ballingen, die allemaal proberen om de VS te bereiken. Uiteraard is er de romantiek van een liefdesverhaal, maar de film behandelt ook thema's als een onontkoombaar verleden, de moeilijkheid van neutraliteit, het noodlot, de droom en belofte van een nieuw leven in Amerika en, last but not least, reizen en ballingschap.
De zoekende, zwervende mens staat ten slotte centraal in de opera Il ritorno d’Ulisse in patria van Claudio Monteverdi. Diens librettist Giacomo Badoaro baseerde zich nauwgezet op de laatste delen van Homeros’ Odyssee. Odysseus (of Ulysses) keert terug naar huis, naar zijn paleis op Ithaka. Daar wacht zijn vrouw, koningin Penelope, al jaren op hem.
In deze opera is niet Odysseus maar Penelope het hoofdpersonage. De toeschouwer maakt kennis met de diepmenselijke emoties die gepaard gaan bij het vertrek en afwezigheid van een geliefde. René Jacobs, B’Rock en een sterrencast staan garant voor een beklijvende uitvoering (op 14 en 16 maart).
> Klarafestival. 09/03/ > 24/03, diverse locaties, Brussel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.