De gelijkvloerse etage en kelder van het Brunfautgebouw in de Zandstraat waarin tot voor kort het Marc Sleen Museum huisde, worden verkocht. De verkoop luidt het einde van de Stichting Marc Sleen in.
Het Marc Sleen Museum wordt ontbonden.
Lees ook: Einde verhaal voor Marc Sleen Museum
Het Stripmuseum Brussel, een private vzw die voorheen Belgisch Stripcentrum heette, mag het pand kopen voor een bedrag ver onder de marktprijs. Hiertegenover staan wel een aantal voorwaarden, zegt politiek commentator en stripkenner Noël Slangen, die sinds een jaar voorzitter is van de Stichting Marc Sleen. “Het pand zal de komende acht jaar Huis Marc Sleen heten, in die periode vinden er stripgerelateerde activiteiten plaats en moet de tekenstudio van Marc Sleen in de kelder op afspraak en bij evenementen toegankelijk zijn.”
Na die tijd kan het Stripmuseum vrij beschikken over de ruimte. “Voor hen is het een ideale oplossing, want zij kampen al lang met plaatsgebrek,” vertelt Slangen, die ook bestuurder is van het Stripmuseum.
Met de verkoop wordt het verhaal van het Marc Sleen Museum na vijftien jaar afgerond. Dat museum kwam er destijds op aandringen van Marc Sleen zelf. Begin jaren 2000 maakte de auteur van de bekende Nero-albums, toen in de tachtig, zich grote zorgen over het lot van stripfiguren na zijn dood. Kinderen had hij niet en zijn artistieke nalatenschap dreigde versnipperd te raken.
Hij probeerde een akkoord te bereiken met toenmalig Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux (in die tijd Spirit) en toen dat niet meteen lukte klopte hij in Brussel aan bij Guy Vanhengel (Open VLD), minister bevoegd voor het Imago van Brussel en grote Nero-fan. Die hapte wel toe. “Er was wat concurrentie tussen de overheden. Brussel zag het als een trofee,” legt Slangen uit.
Petoetje en Petatje
Met het Stripjaar 2009 in het vooruitzicht maakte de Brusselse regering 725.000 euro vrij en werd de Stichting Marc Sleen opgericht. Sleen bracht zijn archief en 15.000 originele tekenplaten in in ruil voor een lijfrente. Vervolgens kocht en renoveerde de Stichting, met het geld van het Gewest, de mooie lokettenzaal en de kelder van de vroegere socialistische krant Le Peuple in de Zandstraat, een ontwerp van Fernand en Maxime Brunfaut gelegen vlak bij de plek waar Sleen in 1947 zijn eerste Nero-schetsen maakte.
Op 18 juni 2009 ging het museum open. Bij de inhuldiging wandelden koning Albert II en Sleen arm in arm naar binnen. Het museum gaf een overzicht van het leven en werk van Sleen en toonde zijn populaire figuren, behalve Nero ook Adhemar, Madam Pheip, Petoetje en Petatje, en detective Van Zwam. Voorts waren er tijdelijke expo's. In 2017, een jaar na het overlijden van Sleen, werd zijn atelier overgebracht vanuit zijn villa in Hoeilaart naar de kelder in de Zandstraat. (Lees verder onder de foto)
Het kleine museum was geen groot succes. Het leidde een onopvallend en kwakkelend bestaan, onder meer omdat er, op een jaartje na, nooit een eigen beheerder was en de jongste generaties Nero nauwelijks nog kennen. De eerste jaren kwamen er amper 3.000 bezoekers per jaar en ook later bleef het bezoekersaantal ver onder de vooropgestelde 25.000.
Aan het begin van deze legislatuur maakte de nieuwe bevoegde minister Sven Gatz (Open VLD) duidelijk dat hij het museum nog wel wilde steunen tot 2022, het jaar waarin de honderdste verjaardag van Marc Sleen en 75 jaar Nero zouden worden gevierd. Daarna zou de subsidiekraan dichtgaan. De Stichting kreeg jaarlijks 200.000 euro.
Er moest ook een transitieplan komen. In 2020 lanceerde de Stichting daarom De Knalgele Kubus: jonge afgestudeerde stripauteurs kregen een plek in het museum om te werken aan een album en konden zo de permanentie van het museum verzekeren.
Midden vorig jaar kwam er na drie jaar een eind aan De Knalgele Kubus en werd de ruimte voor een symbolisch bedrag verhuurd aan het Stripmuseum, dat er nu artiestenresidenties en expo's in organiseert. Het vrolijke Nero-uithangbord is intussen verdwenen en het pand heet nu Huis Marc Sleen.
De Stichting kreeg in 2024 voor het laatst subsidies, 100.000 euro nog. “Hiermee ondersteunen we onder meer de expo Brecht Evens, gepland voor volgend jaar, en twee uitgaven van jonge auteurs,” zegt Slangen. Ook de opbrengst van de verkoop van het vastgoed zal gebruikt worden voor de ondersteuning van jonge striptekenaars, expo's en events.
Het is de bedoeling dat de Stichting wordt opgeheven. Begin volgend jaar zullen de auteursrechten en de rechten op de figuren van Sleen vrijgegeven worden. “Die brachten jaarlijks tussen de 20.000 en 60.000 euro op.” De Stichting zal omgezet worden in een fonds van de Koning Boudewijnstichting, dat de originele platen zal beheren.
Wat er op termijn met het atelier van Sleen in de kelder zal gebeuren is niet duidelijk. Sleens weduwe, Catharina Kochuyt, hoopt dat er een plek kan gemaakt worden in het gemeentehuis van Hoeilaart. De huidige burgemeester is een schaakvriend van Sleen. Maar volgens Slangen valt dat allemaal nog te bezien. “Je moet lucide zijn. In België zijn er veel striptekenaars en die hebben allemaal een atelier. Zelfs voor de tekenstudio van Edgar P. Jacobs is er geen plaats te vinden.”
Dat het doek valt over het Marc Sleen Museum, is geen ramp, vindt hij. “We hebben honderd jaar Marc Sleen nog uitgebreid gevierd, met verschillende expo's en nieuwe boekuitgaven. Nu krijgt hij een plaats bij het erfgoed. Op een bepaald moment moet je kunnen afsluiten. Dingen evolueren.”
Lees meer over: Brussel-Stad , Cultuurnieuws , Marc Sleen , Marc Sleen Huis , Stripmuseum Brussel , Belgisch Stripcentrum , zandstraat , Nero , Stichting Marc Sleen , Guy Vanhengel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.