Al vier jaar plakt Erez Brussel vol met stickers. Bij elke nieuwe klever op een lantaarnpaal, brievenbus of metrowagon blijft de adrenaline door zijn lijf gieren. Deze week lanceert hij vier nieuwe ontwerpen, ter ere van zijn verjaardag als straatartiest. “Mezelf overal tegenkomen, dat geeft een kick.”
Ivan Put
| Erez aan het werk in Brussel met het aanbrengen van zijn stickers.
Erez Club, de crew rond straat-artiest Erez, domineert het Brusselse straatbeeld. Wie geregeld door de stad wandelt en naar beplakte lantaarnpalen kijkt, zag ongetwijfeld ergens al het bekendste figuurtje uit zijn portfolio: een mannetje met een dik pak haar, soms in pieken, en met een verbeten trek om de mond. “Deel uitmaken van het culturele patrimonium, dat drijft mij,” zegt Erez, die donderdag zijn vierjarige bestaan als stickerartiest viert met de uitgave van vier nieuwe klevers en drie nieuwe T-shirts. Hij wil, door de aard van zijn activiteiten, liever anoniem blijven voor een gesprek met BRUZZ. “Ik doe namelijk iets illegaals.”
“Privé-eigendommen laat ik ongemoeid. Maar wat overheidsgebouwen betreft, voel ik minder gêne: die besticker ik met veel plezier”
In het magazine van vorige week stond ook een stuk over de 'Je te rembourse lundi'-stickers. De bijbehorende video werd massaal bekeken. Brusselaars vinden het dus een fascinerend fenomeen. Weet jij wie er achter dat project zit?
Erez: Ik heb een vermoeden, de stickerwereld in Brussel is niet zo groot. Maar is het niet veel leuker om het mysterie intact te houden?
Hoe ontstond bij jou het idee om stickers te maken?
Erez: Dat begon tijdens corona. Ik moest, zoals iedereen, een halfjaar binnenblijven. Ik woonde toen nog bij mijn ouders, en ik wilde iets doen waar ik mijn tanden in kon zetten. Een aantal accounts op Instagram wakkerden mijn inspiratie aan, en toen ik mijn bureau vol begon te plakken, raakte ik helemaal overtuigd van de schoonheid van stickers.
Sommige kunstenaars maken beelden of etsen, ik maak stickers. Dat betekent dat ik mijn werk makkelijk kan verspreiden, voor iedereen zichtbaar, op de meest onverwachte plekken in de stad. Ik verzamel ook stickers van anderen, in een grote map. Momenteel telt mijn collectie meer dan 600 ontwerpen. Ja, het heeft wat van de postzegelverzameling van vroeger.
Waar komt Erez, je artiestenaam, vandaan?
Erez: Die is een verwijzing naar Erebos, de god van de duisternis. Hij is ook een personage in Het huis van de nacht, een boekenreeks over vampiers, weerwolven en een meisje dat opgroeit in moeilijke omstandigheden. Ik was verzot op die verhalen, en ik kon mij wel identificeren met het hoofdpersonage.
Erez Club verwijst dan weer naar mijn collectief, dat bestaat uit drie vaste mensen en de fans die mijn stickers kopen, ruilen en verspreiden.
Voel je enige competitie met andere plakkers in de stad?
Erez: In het begin wel. Ik wilde overal hangen en erbij horen. Toch hield ik me aan de ongeschreven regel: niemand overplakken. Wie dat wel doet, is een chien, een laffe hond. Dat doet snel de ronde.
Sommigen kan ik voorlopig niet overtreffen qua naamsbekendheid en populariteit, want ze hangen in elke fucking straat. Toch wil ik een aantal mijlpalen bereiken. Dit interview hoort daarbij: BRUZZ wil met mij spreken, ik voel mij dankbaar en erkentelijk. Maar de ultieme ambitie is toch om deel uit te maken van het culturele patrimonium en van de publieke ruimte, als in: een sticker maken die iedereen herkent. Zoals ook iedereen de sticker met “Klet” erop kent. Ik wil erfgoed worden.
Ambitieus.
Erez: Er komt wat ego bij kijken, dat geef ik toe. Het kan ook niet anders, ik verspreid mezelf.
Maar nu de kernvraag: waarom hang je Brussel vol met stickers?
Erez: Simpel, ik vind het mooi. En ik maak de stad ook minder egaal en grijs door kleur aan te brengen. De stickers verwijzen daarnaast op een zichtbare wijze naar een onzichtbare subcultuur. De vele referenties hinten op een verborgen rijkdom, tenminste voor wie wil kijken. In die zin vind ik stickers een onderschatte vorm van kunst, terwijl ze dezelfde voorbereiding en focus vergen als bijvoorbeeld een schilderij.
Kijk je zelf veel naar stickers wanneer je door Brussel struint?
Erez: Ja. Ik kan soms tien minuten lang aan een paal staan, gefascineerd door de collages en het werk van collega's. Dat maakt dat ik soms te laat op een afspraak kom.
Kan je spreken over trends in het wereldje?
Erez: Absoluut. Bijvoorbeeld in het materiaal. Momenteel zijn Egg Shell-stickers een dingetje, gemaakt van zeer fragiel materiaal dat lijkt op de schil van een ei – vandaar de naam. Ik zie ze steeds meer opduiken in Brussel. Als ze eenmaal zijn aangebracht op een oppervlak, blijken ze maar moeilijk verwijderbaar, zelfs met verf. Die Egg Shell-stickers bijten zich in de materie vast.
Daarnaast zijn ook holografische stickers een nieuwigheid. En veel printbedrijven experimenteren tegenwoordig met ecologisch materiaal.
En op stilistisch vlak?
Erez: Eind jaren 1990 waren stickers vooral een alternatief voor graffititags. In plaats van 's nachts in de weer te moeten zijn met spuitbussen kon je gewoon een plakkertje hangen. Dat ging veel sneller. Vandaag ligt het accent eerder op mannetjes, figuurtjes, cartoons. Veel van de stickerartiesten vind ik grafisch heel sterk, en blijken bijvoorbeeld ook actief in de tattoosector.
Ook de vele politieke boodschappen vallen op.
Erez: Klopt, ja. Over dat onderwerp schreef ik trouwens mijn bachelorproef. Ergens is het ook niet onlogisch: een sticker is een heel efficiënte manier om reclame te maken, veel makkelijker en feller ook dan posters of computerschermen. 20.000 exemplaren printen, een paar dagen plakken, en heel Brussel heeft je boodschap gezien, of je dat nu wilt of niet. De Noordwijk hangt vol met waarschuwingen over het klimaat, Palestina, de mensenrechten. Neem het overbekende voorbeeld van 'Niemand is illegaal': mensen begrijpen dat meteen, de sticker sensibiliseert.
Ook rechts maakt duchtig gebruik van de techniek, met leuzen als: 'Stop islamisering.'
Erez: En die worden dan ook meteen door extreemlinks en partijen als de PVDA overplakt. Er is een stickeroorlog aan de gang.
Hoe beslis je waar je toeslaat? Of gebeurt dat allemaal nogal random?
Erez: Ik ga in de eerste plaats voor plekken met veel passage. Hoe meer wandelaars en fietsers er voorbijkomen, hoe meer bekijks je hebt, natuurlijk. De omgeving moet ook wat trashy aandoen, zeker als ik er later een foto van wil posten op Instagram. Ik zal sneller een sticker naast twee lachgasflessen kleven dan in de straat van mijn ouders in het Pajottenland. Dat laatste interesseert toch niemand. Ik plak meestal mijn stickers ook op plekken waar al andere werken hangen. Dat is trouwens magisch om te zien: hoe een collage organisch groeit. Soms ga je van één of twee stickers naar dertig stuks in een week tijd.
Wat ook meespeelt, is de prijs. Sommige stickers kosten maar twintig cent per stuk, dan maakt het weinig uit waar ik die achterlaat. Maar een duurder exemplaar van vijf euro – speciaal uitgesneden en met een grafisch kantje – gebruik ik eerder om te ruilen als collector's item. Ik kan voorlopig nog niet leven van mijn kunst, daarom ontwerp ik ook T-shirts en petten. Met de winst van die verkoop financier ik mijn stickers.
Maak je een onderscheid tussen privébezit en openbare gebouwen?
Erez: Ik vermijd zoveel mogelijk privé-eigendommen, al kreeg ik al enkele keren kwade mailtjes van particulieren met de vraag of ík de factuur voor het verwijderen van mijn stickers ga betalen. Als ik dan opzoek waar die mensen wonen, weet ik zeker dat ik die stickers niet zelf heb aangebracht, maar dat het een van mijn fans moet zijn geweest. Dan is het mijn verantwoordelijkheid niet, want ik moedig niemand aan om stickers te kleven.
Wat gebouwen van de overheid betreft, voel ik minder gêne – daar ligt niemand echt wakker van. Hetzelfde geldt voor lantaarnpalen, brievenbussen, elektriciteitscabines. Soms hang ik ook stickers in de metro of op bussen, een beetje afhankelijk van het moment.
Het kost de overheid wel geld om personeel op pad te sturen en die stickers te verwijderen. Lig je daar nooit wakker van?
Erez: Niet echt. Ik vind het eerder jammer voor de persoon die de stickers moet verwijderen. Die is namelijk langer bezig met het afschrapen van de sticker dan dat ik erover deed om hem aan te brengen. Laat die dingen toch hangen, en reserveer die overheidsmiddelen voor nobelere projecten.
Heb je enig idee hoeveel stickers je eigenhandig al in Brussel kleefde?
Erez: Makkelijk meer dan tweeduizend. Soms kom ik nog exemplaren tegen van in mijn beginperiode, of zie ik nog net de plakafdruk, het silhouet. Dat is heerlijk. Naar sommige plekken trek ik heel bewust, om te checken of ik er nog hang.
Wat is de opvallendste plaats in Brussel waar werk van jou te zien is?
Erez: Misschien het dak van het Justitiepaleis. En om sentimentele redenen de Sint-Rochusstraat, bij De Brouckère. Dat was de eerste straat waar ik een sticker kleefde.
En waar hang je buiten Brussel overal?
Erez: In Florida. New York. Canada. Mexico. Japan. Zuid-Korea. Ook in heel wat skigebieden. En op het bordje dat in Afrika zegt: “Het meest zuidelijke punt van Afrika.” Vrienden en familie nemen vaak een stapeltje mee. Maar ook andere stickerartiesten helpen met die internationale verspreiding, net zoals ikzelf hun werk hier in Brussel ophang.
Ben je al eens betrapt geweest?
Erez: Ja, al twee keer. De ene keer zei de politie dat ik ermee moest stoppen. De andere keer stonden ze met z'n drieën op mijn vingers te kijken, terwijl ik de stickers weer verwijderde. Toen heb ik zitten sukkelen, die overmacht was nogal impressionant. Een boete kreeg ik nog niet, hout vasthouden ...
Hoe reageren omstanders?
Erez: Dat varieert. Ik kijk eerst naar hun gedrag. Zijn ze nieuwsgierig, vriendelijk of eerder agressief? Sommigen vatten het helemaal niet en worden boos. Eén keer begon een vrouw mij zelfs te filmen met haar smartphone, toen voelde ik mij heel kwetsbaar. Ik trachtte het niet te laten escaleren.
Anderzijds: het blijft wel kicken, het blijft wel iets heel underground. De adrenaline verdwijnt niet. Ik krijg nog steeds kriebels in de buik als ik ergens een sticker plak. Soms zoek ik het ook op, zoals die keer dat ik een politiecombi viseerde. Ik deed het bijna in mijn broek, putain.
Sommige lezers zullen nu zeggen: “Crapuleus gedrag.”
Erez: En dat begrijp ik. Alle begrip daarvoor. Die mensen ga ik ook nooit kunnen overtuigen om stickers als een vorm van kunst te zien. Anderen vinden dat een aan de muur geplakte banaan mooi is. Ieder zijn ding. Leef en laat leven, ik doe tenslotte niemand kwaad.
Lees meer over: Brussel , Cultuurnieuws , Samenleving , stickercultuur , zelfklever , Erez , Street Art , immaterieel erfgoed
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.