Het is een huizenhoog cliché: de gay maakt de stad. In 2002 schreef de Amerikaanse socioloog Richard Florida ‘The Rise of the Creative Class’, waarin hij een duidelijke link zag tussen een hoog percentage homo’s in een stadswijk en de herwaardering van die wijk. Homo’s als kanaries voor stadsvernieuwing? Best mogelijk.
Homoseksualiteit en stedelijkheid zijn als vanouds aan elkaar gelinkt. In een stedelijke omgeving was de anonimiteit groter, waardoor homo’s en lesbiennes een grotere bewegingsruimte hadden.
Ze hoefden zich amper iets aan te trekken van wat de goegemeente zou zeggen. Bovendien was de kans groter dat ze andere homo’s of lesbiennes tegenkwamen. Dat was niet anders in Brussel, dat in de negentiende eeuw een grote aantrekking uitoefende op holebi’s uit binnen- en buitenland.
Homoactivist en politicus Harry Britt formuleerde het ooit zo: “Wanneer homo’s ruimtelijk verspreid zijn, zijn ze niet homoseksueel, want ze zijn onzichtbaar.” Om zich af te schermen van een toen nog ronduit vijandige heteroseksuele wereld, ontstonden er homowijken, de zogenoemde gayborhoods. Vaak in verlaten wijken.
In Parijs ontstond zo Le Marais en in Madrid Chueca. Het waren wijken in verval. De bewoners trokken er weg naar een beter, ruimer en voorstedelijker leven. Het verval van de wijken liep samen met de emancipatie van de homobeweging, die zich steeds openlijker bewoog in de publieke ruimte.
"De Brusselse homobuurt is te klein om een grote impact te hebben op de stadsvernieuwing"
En Brussel? Voor een stuk zagen we hetzelfde fenomeen, met name in de Sint-Jacobswijk, tussen de Grote Markt en het Fontainasplein, in de jaren zeventig een stadskanker in het hart van Brussel. Beetje bij beetje openden homobars en zelfs een sauna, en de buurt veerde weer recht.
Toch valt de Sint-Jacobswijk niet te vergelijken met Le Marais. De homobuurt is er maar een klein deel van. Ze beslaat zo goed als alleen de Kolenmarkt, een straat van om en bij de 250 meter lang. En er gebeurde nog iets anders. De gayborhoods in verschillende wereldsteden werden zulke geliefde plekken, dat homo’s zelf het slachtoffer waren van wat zij eerder hadden gecreëerd: gegentrificeerde buurten.
In Amerikaanse steden kwam het heel specifieke homoseksuele karakter van bepaalde centrumwijken, met bars, restaurants, clubs en winkels die zich richtten op homo’s, onder druk te staan door verregaande vastgoedspeculatie. There goes the gayborhood, kopte de krant The New York Times in 2017. Het stadscentrum is terug helemaal van weggeweest. Bovendien is door de verregaande normalisering van homoseksualiteit de noodzaak verkleind om een veelvoud aan exclusief homoseksuele plekken te kunnen ondersteunen.
Waar in Le Marais in Parijs vroeger een fetisjbar naast een homobar stond, verdringen chique designerlabels en hippe eettentjes elkaar nu om een plaatsje.
Wacht de Sint-Jacobswijk hetzelfde lot, nu het centrum van Brussel een make-over krijgt? De Kolenmarkt is helemaal opgeblonken, de stadskanker van de jaren 1970 is vergeten, aan de overkant van de Anspachlaan ligt de Anneessenswijk, een van de armste wijken van Brussel. De centrale lanen vormen een breuklijn in de stad.
Of de gentrificatie, de herwaardering van een wijk ten koste van de oorspronkelijke bewoners en handelszaken, na de aanleg van de voetgangerszone ook de centrale lanen zal oversteken, is nog maar de vraag.
“In Brussel gaat gentrificatie trager dan in andere steden, omdat er tot voor kort minder snel werd op ingespeeld door het beleid of door de markt,” zegt Dieter Leyssen, architect en student Urban Theory aan de London School of Economics. Bovendien, zo meent hij, spelen de schaal en versnippering van Brusselse wijken ook mee. De Brusselse homobuurt is te klein om een grote impact te hebben op de stadsvernieuwing.
Wie daar wel een grote impact op heeft, zijn de toeristen. Na gentrification, zo vrezen critici van het proces, volgt de disneyfication. De transformatie van een wijk gericht op bewoners in een wijk gericht op toeristen. Zoals Le Marais of zelfs Chueca in Madrid, een van Europa’s grootste en meest levendige homowijken.
Pride-succes
Steden beseffen dat er in grote evenementen als de WorldPride en EuroPride toeristisch potentieel zit. Toen de WorldPride in Madrid landde, richtte het stadsbestuur zich op de markt van de LGBT-toerist, goed voor maar liefst 420 miljoen potentiële toeristen, die jaarlijks zo’n 73 miljard euro uitgeven.
Het tweejaarlijkse evenement waarin holebi- en transdelegaties van over heel de wereld afzakten naar Madrid, lokte uiteindelijk twee miljoen bezoekers, wat tegelijk een boost voor de lokale horeca betekende.
Ook Brussel wil een graantje meepikken van dergelijke successen. Zo vormden de lokale overheden, de stad en het gewest een tandem met de Brusselse Pride-organisatoren om samen de EuroPride binnen te halen. Zonder succes evenwel: de Griekse stad Thessaloniki ging met de eer lopen.
Toch blijft de gewestelijke toeristische dienst Visit.Brussels niet bij de pakken zitten. Frederick Boutry, de in 2010 speciaal aangestelde consulent die zich uitsluitend bezighoudt met holebitoerisme, wil Brussel in de markt zetten als de Europese holebihoofdstad. “The gay capital of Europe. Klinkt goed, niet?” zegt hij enthousiast.
Het potentieel van de holebitoerist is enorm, zo klinkt het. Vorig jaar waren de holebi’s die Brussel kozen als gay-bestemming, goed voor één procent van het totaal aantal overnachtingen in het gewest. Dat cijfer moet stijgen. Daarom peilt visit.brussels regelmatig naar de wensen en verzuchtingen van holebitoeristen in Europa, promoot het actief de stad in buitenlandse media en steunt het de lokale handel, zoals de homobars. Een van die succesverhalen is het feestconcept La Demence.
Liefde voor la Demence
La Demence ontstond in een kasteeltje in de rand rond Kortrijk in 1989, maar verkaste in 1992 naar Le Fuse in de Marollen. Het maandelijkse feest werd jaar na jaar populairder. Op een gewone avond verwelkomt het ongeveer 1.600 mannen. In 2015 was dat feest alleen al goed voor vijftig- tot zeventigduizend extra overnachtingen in Brussel. Geen wonder dat Brussel er als de kippen bij is om het feest te steunen.
“Toen ik begon in 1992, kon ik op weinig steun rekenen van de overheid of van de lokale horeca,” zegt Thierry Coppens, de bezieler van La Demence. “Nu is dat anders. Nu staat iedereen achter mij.” Ook de overheid. Toen Coppens het feest twee keer per jaar wilde verhuizen naar een gigantisch complex, vond hij eerst een thuis in wat nu de Madeleine is in de Duquesnoystraat en later in Paleis 12. Daar komen halfjaarlijks zo’n 8.000 mannen samen. Dit jaar valt dat feest bovendien samen met de Belgian Pride Parade op zaterdag 19 mei.
“Vandaag komt twee derde van de feestgangers uit het buitenland: van het Midden-Oosten tot Canada, van Argentinië tot Rusland. En die blijven hier allemaal slapen. We werken samen met de MIVB om de metro’s op die momenten langer te laten rijden, we informeren de taxichauffeurs dat er veel klanten zullen komen, we sensibiliseren de hotels om het onthaal te optimaliseren.
"Een gay laat zich duidelijk minder snel afschrikken dan een klassieke toerist"
Aan alles is gedacht,” zegt Boutry, die zijn liefde en steun voor het feest niet onder stoelen of banken steekt. Het is de verzinnebeelding van het succes van zijn gay Brussel, dat een toeristische trekpleister wordt.
De aanslagen in Parijs, de daaropvolgende lockdown en de aanslagen in Maalbeek en Zaventem niet eens een half jaar later, deden de toeristische sector in Brussel op zijn grondvesten daveren.
“We hebben de gevolgen van die aanslagen gevoeld,” zegt Coppens.
“Op de party die we vlak na de aanslagen in Parijs hadden gepland, was minder volk dan verwacht, maar niet uitzonderlijk veel minder. Bij de volgende editie zaten we weer zo goed als op het normale peil. We hebben gemerkt dat we veel sneller recupereerden dan de hotels. Een gay laat zich duidelijk minder snel afschrikken dan een klassieke toerist.”
Maar de holebigemeenschap is natuurlijk veel meer dan enkele tienduizenden toeristen. De lokale homohoreca handhaaft zich volgens Visit.Brussels in tegenstelling tot die in andere grote steden zoals Londen of New York.
Het is gissen naar de populatie holebi’s die zich als dusdanig identificeren in Brussel, daarover bestaan geen cijfers. Maar het is niet uit te sluiten dat door de verregaande normalisering van homoseksualiteit, de traditioneel sterke band tussen de stad en de holebigemeenschap wat verslapt.
Buiten de grootstad
Waar de stad vroeger de enige plek was die genoeg anonimiteit verzekerde en de kans vergrootte om een partner tegen te komen, kan dat nu ook buiten de grenzen van de grootstad. Het is niet meer zo uitzonderlijk om in landelijkere gemeenten of kleinere centrumsteden gezinnen te vinden met ouders van hetzelfde geslacht.
De wereld buiten de stad staat vandaag veel minder vijandig tegenover homoseksualiteit dan vroeger. Bovendien is het door de schaal van België, en het gebrek aan echt grote steden, helemaal niet nodig om te verhuizen naar een grootstad om een gezond en gevarieerd (homo)sociaal leven te hebben. Je kan met andere woorden perfect in Roeselare wonen en werken, maar in Brussel uitgaan.
Natuurlijk, de holebi- en transgemeenschap is geen homogene groep. Zeker voor de transgemeenschap, historisch nauw verbonden aan het holebimilieu, heeft het verdwijnen van exclusieve ‘veilige’ plekken, grote gevolgen (zie kaderstuk).
Kaderstuk: Holebi is meer dan homo alleen
Op 2 mei ging Mothers & Daughters open, een pop-upbar voor lesbiennes. Het is de enige bar in Brussel die zich expliciet richt op lesbiennes.
Het rijke homoleven in Brussel is voornamelijk tot uitsluitend op mannen gericht, die met andere woorden de publieke ruimte inpalmen. Volgens de Spaanse socioloog Manuel Castells is dat niet verwonderlijk.
“Wanneer homomannen zich proberen te bevrijden van culturele en seksuele onderdrukking, dan hebben ze een fysieke ruimte nodig om zich te kunnen uitleven. Lesbiennes van hun kant, hebben de neiging om een rijkere, meer private wereld te creëren en relaties te onderhouden met andere sociale middens. Ze zijn daarom dus ‘minder plaatsgebonden’ en veel radicaler in hun strijd,” schrijft hij.
Nog minder zichtbaar, maar daarom niet minder kwetsbaar, zijn transpersonen. Hun identiteit is lang niet zo genormaliseerd als die van homo’s, waardoor een grotere noodzaak bestaat voor veilige zones.
Door de verregaande opwaardering van de Sint-Jacobswijk, traditioneel de meest gayfriendly zone van de stad, lijkt het haast onmogelijk dat daar nieuwe plekken zullen bijkomen.
Na herhaaldelijke gewelddadige incidenten van homofobie aan de Beurs, pal naast de Sint Jacobswijk, is het duidelijk dat de publieke ruimte nog niet voor iedereen even veilig is.
In Parijs verplaatst het homoleven zich nu van Le Marais, dat veeleer een toeristenwalhalla is geworden dan een veilige plek voor homo’s, naar de wijk Pigalle, aan de andere kant van de stad. En als het regent in Parijs, druppelt het dan ook in Brussel? Wie weet ziet Kuregem er binnenkort wel helemaal anders uit. Met enkele jaren vertraging, op zijn Brussels.
De Brusselse gayscène: 10 hotspots
Tien tips voor wie de Brusselse gayscene wil ontdekken: van Le Belgica tot La Réserve
Lees meer over: Brussel , Analyse , Samenleving , Pride , Pride Festival , homo , holebi , lgbt
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.