Mijn dochter heeft mij gekozen voor in het reuzenrad. De jongste heeft evenveel hoogtevrees als ik en wacht bij hun vader.
Celia schiet met scherp: de laatste zomeravond
Met mijn handen niet té opvallend rond de middenpaal geklemd wijs ik haar met mijn kin Atomium, basiliek, Zuidpaleis. De groene ruimte in het midden ervan leidt even af van de absolute doodsangst. Hoogtevrees schijnt de angst te zijn dat je zal springen, angst voor jezelf. Is dat ouderwetse open rad van Brussel iets om trots op te zijn? Als je geen hoogtevrees hebt wel.
De kinderen gaan met hun vader mee. Ik drink muntthee in La Ruche, het mooiste theehuis van Brussel. Het kijkt uit op mijn lievelingsgevel van Brussel, de Perle aan de overkant. In de Brüsel-stripwinkel vond ik een tekening van François Avril waarop hij ‘Perle’ verving door de naam van mijn dochter. Puur toeval. De tekening wacht nu tegen mijn muur op iemand die kan boren. Ik moet het zelf maar leren. Een artikel over de Berlijnse clubscene leidt me af van werk en maakt me melancholisch. Ik ben dat nooit.
"In het chiquere stuk van de stad zitten mensen op terrassen mooi en duur te zijn. Hier is weinig nodig om je gelukkig te voelen"
Brussel lijkt zeldzaam mooi vanavond. Ze is meestal ‘mooi ondanks’ en lijkt nu oprecht ontspannen. Als een vakantieoord dat zich na een lange dag feesten uitrekt, nog één drankje wil, zich ontschminkt met een glimlach en het douchen tot de volgende dag laat. Ik loop het Zuidpaleis door, hopend op een ingang naar de groene binnenplaats. Tevergeefs. Een kennis trekt mijn aandacht met een wapperende hand terwijl ik in vitrines kijk. Ik ga niets mee drinken, nee, ik moet werken. We lopen in tegenovergestelde richtingen. Een straat verder maak ik een foto van de laatste kermislampen boven de daken. Het alleen zijn begint onprettig te ruiken. Maar ik weet wie ik bij me wil. Ander gezelschap zou meer eenzaamheid betekenen. Ik bestel op goed geluk mijn allereerste Too Good to Go, en rij alvast in die richting.
In het chiquere stuk van de stad zitten mensen op terrassen mooi en duur te zijn. Hier is weinig nodig om je gelukkig te voelen. De omgeving is op comfort afgesteld. Twee meisjes steken traag en zonder voorzorg de boulevard over. Het gemak van de rijkdom straalt van hen af. Aan het Zuid kijken mensen rond en rennen behoedzaam over. De reling aan het Justitiepaleis hangt vol mensen. In impuls parkeer ik en wandel naar de trappen van het Paleis. Het stond al in de steigers toen ik als zestienjarige thuis wegliep. Na de eerste bus zat ik uren op deze trappen, dagboeken en knuffelbeesten in een zak naast me, terwijl de magistraten in vol ornaat binnen druppelden. Toen was het koud, maar nu zomer.
In het gebouw zijn de Romeinse pilaren verlicht. Het valt ons niet meer op hoe mooi het is. De reling is nu geknutseld uit stukken stelling. Ik leun ertegenaan, klap mijn laptop open en begin te schrijven. Er glipt uit de schaduwen een paartje weg. Zij heeft een hoofddoek aan. Waren ze bang voor betrapt worden? De autoradio springt aan op Hooverphonic. ‘Just take me back home. I’m not romantic.’ I’m really not. Ik ga ook niet huilen. Het is gewoon dat soort nacht.
COLUMN Celia schiet met scherp
Lees meer over: Brussel , Column , COLUMN Celia schiet met scherp , Celia Ledoux , Brusselse foor , Zuidkermis , hoogtevrees
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.