Onlangs werd ik bedreigd. Als je schrijft, schijnt dat te gebeuren. Maar ik ben een watje aan wie mensen zelden aanstoot nemen. En ik was er niet goed van. Ik sliep nauwelijks, huilde en als ik met mijn rug naar het raam zat, viel dat me opeens ongemakkelijk op.
Celia schiet met scherp: onveiligheidsgevoel
Was mijn gevoel van onveiligheid reëel? Ik weet het niet. Het vrat me wel op. Opeens begreep ik het ‘onveiligheidsgevoel’. Ons leven wordt al decennia veiliger en risicolozer, maar het onveiligheidsgevoel stijgt zo dat mensen er hun stemgedrag mee duiden. De grootstad is daarin boeman en katalysator. In Brussel durft mijn familie niet te rijden en kennissen zijn ongerust als ik in slaperig Woluwe ’s nachts ga lopen.
Vreemd genoeg deed Brussel me nu veiliger voelen. De stad is groot en anoniem. Had ik me veiliger gevoeld, zichtbaar in een klein dorp, waar ’s nachts alleen de sterren licht werpen op je eenzame enorme tuin? De stad bood me een betere mantel van onzichtbaarheid dan die van Harry Potter. Iedereen is vreemdeling hier, en ja: dat geeft risico op onveiligheid. Maar ook op vanzelfsprekende hulp. Straatagressie gaat hier paradoxaal hand in hand met grotere vrijheid voor vrouwen in doen, laten en kleden. Je mag hier iemand anders worden dan je afkomst in de planning had. Netwerken schieten op hier, van TADA tot Femma, van Brussels Boxing Academy tot Voka.
"Denkt u het ook, als u mensen voorbijloopt? “Waarom neem ik ze niet mee, vraag ik ze niet te komen slapen?"
In die glimp van hoop smakte de actualiteit echte onveiligheid op tafel: de eerste koudedode viel. Op straat overleven vrouwen beter, zei de VRT, maar blijkbaar discrimineert temperatuur niet. Hadden we haar maar binnen genomen, zei een buurtbewoonster, en ze merkte in bijzonder scherpe zelfanalyse op hoe vooral sociale muren ons scheiden, niet de dubbele wand met twintig graden verschil. Denkt u het ook, als u mensen voorbijloopt? “Waarom neem ik ze niet mee, vraag ik ze niet te komen slapen, is het veilig, zouden ze nog weg willen, zou ik het over mijn hart krijgen, natuurlijk niet.”
Het is elk jaar weer Groundhog Day in verslaggeving met de parade van armoede het jaar rond. Lege brooddozen, eerste winterdode, kinderen zonder winterkleren, ouders zonder kerstcadeaus, overbevolkte nachtopvang, onbetaalde schoolfacturen, krottenverhuur, winteropvangsluiting, Maximiliaanpark, vakantie is te duur, et rebelotte. En wat gebeurt er?
Ik ben die carroussel zo beu. Na dit overlijden reageerde ook de Brusselaar met ongeduldig verdriet. Bloemen leggen, wakes houden, een euro geven ... Wij voelen als individuele mieren heel goed dat het symbolisch pappen en nat houden is. Alleen sociale instellingen die sterk en efficiënt genoeg zijn kunnen iedereen warm houden. In het chaotische spinnenweb van Brussel zijn we dan nog eenoog in het land der blinden. Hier gaat Samusocial, met zijn waas van schandaal, toch mooi mensen ophalen in het holst van de nacht. Dokters van de Wereld biedt straatklinieken.
Maar deze week was hoop niet genoeg. Het land der blinden kocht zich een schijn van veiligheid met hyperdure F-35’s. Een dakloze stierf, een kind had honger, een arme woonde in schimmel. Als onze buur bevriest, waar blijft ons gevoel van veiligheid dan?
COLUMN Celia schiet met scherp
Lees meer over: Brussel , Column , COLUMN Celia schiet met scherp , Celia Ledoux , onveiligheidsgevoel
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.