Ik zag een mand staan met droge witte wortels bij de Roemeen. Pastinaak? Peterseliewortel voor in de waterzooi? Neen, het was mierik. “Ja,” zei de winkelier bijna verontschuldigend, “iemand had mij gevraagd er binnen te doen.” Een hele mand vol? Oost-Europeanen houden duidelijk van mierik.
Er zijn nu zoveel Roemenen in Brussel dat ze de tweede nationaliteit vormen in het gewest, na de Fransen en voor de Marokkanen. Dat merk je ook in het straatbeeld. Op zondag zie je ze hier naar de evangelische kerk trekken. De mannen in pak en das (die zie je anders alleen nog bij stofzuigerverkopers), de vrouwen met een piepklein hoofddoekje over het haar gespannen, de kinderen zondags uitgedost, een zangboek of twee onder de arm. Er zijn natuurlijk nog meer orthodoxe Roemenen, maar die gaan waarschijnlijk naar een andere wijk.
Er komen ook steeds meer Roemeense restaurants en winkels. Zo zorgen zij opnieuw voor varkensvlees en gerookte worsten in een wijk waar verder dertien halalslagers in een dozijn gaan. De vermenigvuldiging van het aantal halalslagerijen, nieuw of overgenomen, was de laatste decennia niet bij te houden.