De nieuwe, jonge natuur komt tevoorschijn. 'April is in my mistress' face' dichtte Thomas Morley in de zestiende eeuw. April is de maand van de jeugdigheid.
Het weer heeft dit jaar de lente een beetje ingetoomd, en daar is niets mis mee. Vóór de tijd van warm geblazen broeikassen en grondverwarming was er in de vroege lente geen verse groente meer te krijgen. De groene kolen waren op, de spruitjes ook. Met wat geluk was er nog een pompoen. Droge ajuinen, ingekuilde knollen en wat aardappelen waren de keukenplanten in grotere hoeveelheid. Maar ook mijn aardappelen in de kelder zien er vandaag al niet meer uit.
Vanaf nu worden de tuinen weer groen. En met dat eerste groen kan men al naar de keuken. De toppen van de uitschietende brandnetels, bijvoorbeeld. Binnen een paar maanden zijn die zo stevig dat je er hemden mee kan weven, maar wanneer ze nog pril zijn, kunnen ze in de stoofpot. De melisse en de zuring, de winterpostelein en de melde, munt, look-zonder-look, pijpajuintjes en bieslook en alles wat de hengelaar aan de kant van de rivieroevers plukt. Ook die vervelende Japanse duizendknoop niet vergeten! Wanneer die uitschiet, lijkt hij op een stevige asperge, groen en zurig. Invasieve exoten moet je opeten.