De boeken mogen even toe. Het zevende Passa Porta Festival zit erop. Voor de meer dan honderd schrijvers uit meer dan twintig landen kwamen liefst tienduizend lezers opdagen. Nog eens tweeduizend meer dan twee jaar geleden. Ook op zondag zaten de zalen vol.
10.000 bezoekers voor Passa Porta Festival
Na de invoering van het zomeruur begonnen wij onze zondag op het middaguur met een potje Winteruur. In Muntpunt hing de geur van koffie en muesli. Wim Helsen - zonder hond Swami Bami - ontving er op korte termijn een paar hooggeplaatste gasten, waardoor er al gauw (veel) stoeltjes moesten worden bijgezet.
Paolo Giordano koos geen fragment uit zijn eigen nieuweling De hemel verslinden, maar voerde een verkennend gesprek over de psychologische betekenis van een mens zijn vroegste herinneringen. Dat deed hij aan de hand van een fragment uit De behouden tong van zijn landgenoot Elias Canetti, zijn eigen herinnering aan het wijkende blauwe nachtlampje in zijn slaapkamer, en de leeuw die in Wim Helsens eerste ‘herinnering’ over de tuinmuur van de buren kwam gesprongen.
Ilja Leonard Pfeijffer, op tour met zijn roman Grand Hotel Europa, recycleerde daarna het gedicht Iets over Holland, iets van Menno Wigman uit 2002 over de opkomst van de Lijst Pim Fortuyn. Dit naar aanleiding van de opkomst van de nieuwe volksmenner Thierry Baudet, die de inmiddels overleden Wigman in zijn overwinningsspeech misbruikte. “De wereld wankelt / De horde kankert,” schreef Wigman. Er is in ‘het zich schor schreeuwende Nederland’ dus nog niets veranderd.
Een geluid van hoop kwam van de Nederlandse Simone Atangana Bekono en het gedicht Orfeo Negro van de dit jaar op 83-jarige leeftijd overleden Surinaamse dichter Michaël Slory, die zong tegen het “zwart dat zich niet langer staande kan houden als mijn zon aankomt, de gele boodschap voor allen die nog liggen te slapen in hun kampen.” Daar had de gevatte Helsen voor een keer niet van terug.
Verfbommen
De buren van Muntpunt zijn DeBuren. Daar presenteerden de Nederlandse schrijver en journaliste Marja Pruis, de Brusselse schrijver en lid van de feministische actiegroep De bovengrondse Bregje Hofstede, en de directeur van RoSa vzw Ciska Hoet de essaybundel De nieuwe feministische leeslijst. Ook al voor een volle zaal. In de bundel laten feministen en activisten van nu hun licht schijnen op de feministen van de eerste en vooral de tweede golf. Pruis gooide in de jaren zestig en zeventig nog verfbommen, en bracht met de noodrem treinen tot stilstand voor de goede zaak. Hofstede toonde kraakhelder formulerend de weg tussen de valkuilen en mogelijkheden van Beyoncé-feminisme, post-feminisme, light-feminisme, en instap-feminisme. De twee vertegenwoordigden dus zelf twee generaties activisme, en zochten naar de juiste synthese in een beschaafd en al bij al optimistisch gesprek.
Een te laat ingezette sprint naar het spreekuur van de Noorse wonderboy Johan Harstad eindigde - wegens te veel succes - voor gesloten deuren. Maar een verdiep hoger bleek Jeroen Olyslaegers op de hem geëigende wijze een exposé te geven over de Brueghel-roman die hij aan het schrijven is. Brueghel zal wel voorbijkomen in die roman, maar er niet het hoofdpersonage van zijn. Wel een uit Antwerpen naar Amsterdam gevluchte herbergier, die ons rondleidt in de rijke maar woelige tijd in de Scheldestad waarin Brueghel zijn Dulle Griet schilderde, net voor hij naar Brussel verhuisde. Olyslaeghers research levert alvast enorm boeiend materiaal op over religieuze onrust, migratie, muren (stadsomwallingen) die worden gebouwd, klimaatverandering (Kleine Ijstijd), enzovoort.
Voor wat bespiegelingen over tekst en muziek konden we nog terecht in de AB.Tijdens Sounds like literature mochten drie muzikanten komen vertellen welke rol boeken speelden in hun leven en werk. Misschien lag het aan ons vol hoofd, maar de gesprekjes met Raymond van het Groenewoud en Benjamin Desmet van SX kwamen niet echt van de grond. Raymond noemde Pessoa en Reve, Desmet Cortázar en Borges, maar de tijd ontbrak om daar dieper op in te gaan. Raymond sloot wel krachtig af door het gedicht Een oude man van de Griekse schrijver Kaváfis voor te lezen. Ook de conversatie met Rufus Wainwright, die morgen in het Koninklijk Circus speelt, bleef aan de oppervlakte. Omdat hij recht van Japan kwam, voelde Wainwright zichzelf een beetje in een boek, maar we geloofden hem op zijn woord toen hij zei dat zelfs lezen op vliegvelden en in de backstage heilzaam was in deze tijden Facebook en permanente nieuwsstromen. Op het leeslijstje van Wainwright staan Gustave Flaubert, Thomas Mann, Thomas Hardy, Marguerite Yourcenar en de sonnetten van Shakespeare. Dat Bob Dylan de Nobelprijs voor Literatuur had gekregen, vond hij niet kunnen. Die had naar Leonard Cohen moeten gaan.
Ten slotte kregen Lola Lafon, Olga Tokarczuk en de Brusselaars Thomas Gunzig en Lize Spit nog de eer om het festival af te sluiten. Bij wijze van coda kwamen zij allen een veelbelovend fragment voorlezen uit nog ongepubliceerd werk. Spit uit De uiversnipperaar, Thomas Gunzig uit Feel Good. Beide lijken trasi-komedies, maar dat leest u dan zelf wel een keer.
Een vraag die je soms overvalt als je voor een weekend staat met gesprekken over boeken, is of je die tijd niet beter gewoon al lezend door kan brengen. Maar de snelle opeenvolging van inspirerende gedachten en gezichten, de nabijheid van medelezers, en de internationale conversatie die zo’n festival te bieden heeft is veel waard. De debatten tijdens het Passa Porta waren altijd welwillend, constructief en niet echt tegensprekelijk, maar voor conflict, tegenkanting en dovemansgesprekken kan u wel elders terecht. Zoals Reni Eddo-Lodge het al had geformuleerd in haar brief aan de lezer op donderdag: het geschreven woord brengt je tot het diepste gevoelsleven van wildvreemden en tot in de verste hoeken van het menszijn. Die verbondenheid in het woord was het afgelopen weekend onmiskenbaar voelbaar in de stad.
Lees meer over: Brussel-Stad , Expo , Passa Porta festival
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.