Arno is niet meer: bye bye till the next time

Tom Zonderman
24/04/2022

Onder een in neon oplichtend ‘Vivre’ vierde Arno de voorbije maanden een leven vol rock-’n-roll, lust, verwondering en verontwaardiging. Dat leven is hem gisteren, na een lange strijd tegen kanker, op zijn 72e uit handen geglipt. De Lonesome Zorro, de zelfverklaarde chanteur de charme raté, de keizer van Brussel, de koning van Oostende, de pépé van de belpop, onze Man in Black, is niet meer.

“Je veux vivre dans un monde / Sans cholestérol / Avec une overdose de rock’n’roll,” zong Arno op zijn album Human incognito in 2016. ‘Je veux vivre’ was het pleidooi van een oude soixante-huitard voor een wereld waarin rijk en arm niet meer bestonden, waarin katten en honden samen de rumba dansten, waarin God verliefd is.

‘Je veux vivre’ kreeg de voorbije tweeënhalf jaar een nieuwe diepte: het werd Arno’s lijflied in zijn strijd tegen de onoverwinnelijke vijand genaamd kanker. Vorig jaar, op zijn 72e verjaardag, kleedde hij met veel symboliek zijn mooiste songs uit onder de titel Vivre. Die titel werd ook de baken waaronder Arno de voorbije maanden afscheid nam van zijn publiek. In rode neon bungelend boven de scène, als een kloppend hart in een zee van zwart. Met gehavende stem trapte Le Plus Beau zijn laatste ronde langs de podia af met ‘Lonesome gigolo’: “Don’t you worry about me / There’s a crack in everything / That’s how the light gets in.”

arno1_michellegeerardyn-14.jpg

Die boutade had Arno van Leonard Cohen geleend, maar hij verkocht zulke wijsheden zelf ook per strekkende meter. Arno was geen makkelijke prater, en dat loste hij op met arnoiaanse, in West-Vlaamse zeelucht en een lik Belgisch surrealisme gedoopte levenslessen. In elk gesprek noemde hij muziek zijn “eeuwige maîtresse” en vertelde hij hoe hij “verslaafd” was aan optreden. Het podium was zijn favoriete biotoop, de plek waar hij tegelijk woeste orkaan en zoete bries kon zijn. Schaduwboksend tegen de veelkantige grillen van het leven of met een stel grote cimbalen de absurditeit van het bestaan vierend. “Mijn slechtste optredens zijn die wanneer ik begin na te denken, en mijn lichaam en mijn geest niet meer één zijn,” zei hij. Dat was zijn grote kracht: Arno was nooit berekend, maar altijd buikgevoel. Hij maakte muziek op zijn eigen, unieke manier.

Gevangen in de volgspot van de bühne kon Arno ontsnappen aan het alledaagse en mensen verenigen in vreugde en verdriet. Hij tapte er adrenaline om zich te weren tegen demonen of zijn steeds hardnekkiger wordende katers, en zijn ziekte. Begin 2020, toen de kanker al diep in zijn lijf zat, trad hij op terwijl hij aan de chemo hing, zo sterk was de drang om zijn toehoorders en zichzelf in vervoering te brengen. Hij had die plek de voorbije twee jaar veel te hard moeten missen, door die meedogenloze sluipmoordenaar, en door die verdomde pandemie.

We hadden Arno graag nog eens een vlammend ‘Putain putain’ horen brengen, dat in het grauwe schijnsel van nabije oorlogstaferelen een nieuwe dimensie zou hebben gekregen

Op 15 maart zou hij voor het laatst op het podium klimmen in de Ancienne Belgique, maar zijn afgetakelde lijf wilde niet meer mee. De AB was zijn tweede living. Hij speelde er planken tot splinters met TC Matic, Charles et les Lulus, The Subrovnicks, The White Trash European Blues Connection, Tjens Matic, solo of in duet met Adamo en Rocco Granata. In 2015 zagen we hem er met het European Peace Collectif rocken tegen die vermaledijde sloophamer met de grote K, als peter van de AB-teams die meefietsten met de 1.000 km voor Kom op tegen Kanker. “Dans les yeux de ma mère, il y a toujours une lumière,” zong hij met gesloten ogen over zijn moeder, Lucrèce ‘Lulu’ van den Kieboom, die zelf op haar 44e aan kanker overleed. Arno was toen 24. Hij zou zijn leven lang blijven zoeken naar een beschermende moederfiguur. “C’est elle qui sait que mes pieds puent / C’est elle qui sait comment j’suis nu,” klonk het de voorbije weken nog brozer dan anders. “Mais quand je suis malade / Elle est la reine du suppositoire.” Arno koterde waar het pijn deed, maar tegelijk ondermijnde hij te veel sérieux met de ondeugende blik van een schavuit.

arno1_michellegeerardyn-12.jpg

Un optimiste avec des soucis
Arno bedreef zijn poëzie met de wilde hakken van een beeldhouwer en de dikke klodders van een schilder. Zijn muzikanten moesten er via zijn impressionistische duiding muziek bij bedenken. Zijn Frans was morsig, zijn Cockney-Engels klonk nog smeriger dan dat van Johnny Rotten. Slechts sporadisch zong hij in het Nederlands, dat was hem wellicht te bloot. Het plastische ‘Een boeket met pisseblomme’ was een mooie uitzondering, net als de Randy Newman-cover ‘Je bent een vriend van mij’. In ‘À eux je montre mon derrière’ klonk hij strijdvaardig: “Ah, d’arme zien aan’t creveren / De rieken zien under dood aan’t vreten / De politiekers zien aan ’t discuteren / Ut under valsche moend / Komt er nieks dan stroent.”

Er zaten een punk én een hippie ergens diep in hem, maar die toonde hij niet. Arno was de Lonesome Zorro die, vaak met een kwinkslag, van leer trok tegen gezaghebbers en bobo’s, en zich druk maakte over de mondigheid die hij zag wegebben. Dat er meer revolte in een kapsalon zat dan in de rock-’n-roll, schokschouderde hij toen hij al de tonton van de Belgische muziekscene was geworden, en dat het conservatisme een erectie zo hoog had als de Eiffeltoren. De laatste paar jaar verwonderde hij zich over het nieuwe puriteinse gezeik en het gebrek aan anarchie. “Putain, putain, de Guy heeft la haine,” brieste Zwangere Guy afgelopen maand nog in de AB, knipogend naar zijn geestelijke vader. “Hij krijgt het schijt van die racisten en die politiciens / Putain, putain, d’er is niks zo bien / Dan te slagen op hun bakkes, dat is sûr et certain.” Het zit nog wel goed met die anarchie, Arno.

“We leven in een cowboyfilm, en alles is mogelijk in een cowboyfilm,” orakelde Arno de laatste jaren, een uitspraak die vandaag profetisch blijkt. Er sloop hoe dan ook een lik somberte in zijn rebellie. “Je suis un ancien spermatozoïde qui est devenu un optimiste, un optimiste avec des soucis,” zong hij in 2019 op zijn laatste echte album, het sombere Santeboutique. In het zog van Brel, zijn Bijbel, fileerde Arno genadeloos de santenboetiek van het leven, de chaos en de tegenstrijdigheden, de vervreemding en de onthechting, de zelfingenomenheid en de bourgeoisie. Een vampier noemde hij zichzelf, een voyeur die brave burgers gadesloeg van op een Brussels terras aan Sint-Katelijne of in de Daringman.

Natuurlijk zong hij ook veel over vrouwen. Ze schonken hem lust maar ook geborgenheid. “Ik ben lesbisch,” benadrukte hij steeds opnieuw, omdat hij liever in het gezelschap van vrouwen vertoefde. Ze spraken anders dan mannen, ze konden hun emoties uiten.

De pensenkermis van het leven
Arnold Charles Ernest Hintjens, geboren in een taxi op 21 mei 1949 in Oostende, was een kind van de rebelse jeugdcultuur van de jaren 1960. Hij had een afkeer van alles wat naar elite en gezag rook, maar ook een rechtvaardigheidsgevoel dat hij erfde van zijn vader. Maurice Hintjens was ingenieur bij de Compagnie des Wagons-Lits, maar vooral een onverdroten socialist. De vurige vrouwen rond hem, zijn moeder en haar moeder, leerden Arno dan weer dat hij zich niet hoefde te conformeren.

arno1_michellegeerardyn-15.jpg

Arno stotterde, een handicap die hij wegspoelde in het zwembad of van zich af trapte op het voetbalplein. Op school was hij een rare snuiter. Met zijn afkeer van autoriteit was het geen ideaal oord. Arno vluchtte in zijn dromen en fantasie. Zijn ouders zagen een kok in hem en schreven hem in in de hotelschool van Oostende. Hij werkte een tijd in voorname restaurants, en kookte zelfs ooit voor Marvin Gaye toen die in Oostende aanspoelde, maar het was muziek die zijn hart sneller deed slaan. Hij leefde op toen zijn grootmoeder, die bij stille films in de pauzes optrad, Édith Piaf zong.

Bij zijn vriend Frank kreeg hij “zijn eerste orgasme” toen hij er als achtjarige knul ‘One night with you’ van Elvis hoorde. Begin jaren 1960 verloor hij zijn hart aan Britse r&b-bands als The Kinks. Hij was vijftien toen hem iemand uit het raam van een café in de legendarische Langestraat in Oostende “how does it féééééél” toeschreeuwde. Het was ene Bob Dylan, die met ‘Like a rolling stone’ geesten deed openspatten, ook die van Arno. “Dat nummer heeft mijn leven veranderd,” zei hij daarover.

Wie Arno’s leven ook veranderd heeft, is Hubert Decleer, zijn leraar Nederlands en zedenleer aan de koksschool. Hij toonde Arno met enkele lp’s waar die jonge Britse r&b-bands de mosterd haalden: bij de blues van oude rotten als Robert Johnson en Sonny Boy Williamson. Arno wist het daarna zeker: hij zou muzikant worden. Een Duitse vriendin gaf hem op zijn achttiende een mondharmonica, hij leek ermee geboren. Een paar bluesmaten later botste hij op Paul Decoutere, die het als bluesgitarist probeerde te maken aan de kust. Het was de start van een levenslang verbond. ‘Couter’ overtuigde Arno om te zingen, ondanks zijn schelle stem. Ze vormden Freckleface, en zo vertrok Arno op zijn reis door de muziek. Arno etaleerde meteen ook zijn zin voor groteske performances, iets wat hij had opgepikt van het cabaret dat hij had gezien met zijn ouders in Het Witte Paard in Blankenberge, en van de liederen van zijn held Kurt Weill.

Zijn hele leven heeft Arno gekoorddanst tussen blues, chanson en levenslied. Stromae, die in Arno een zielsverwant zag en tijdens een van zijn afscheidsshows in de AB ‘Putain putain’ een extra stroomstoot kwam geven, verwoordde het zo: “Dat schlagergevoel, de pensenkermis, ik herken dat. Het maakt deel uit van onze cultuur.”

Luxe is ballast
Arno leerde in die beginjaren met Couter knokken voor zijn kunst. Geen rooie duit op zak, half haveloos, zonder vast adres of wonend in een benepen zolderkamer. Luxe bleef hij altijd als ballast zien. Tjens Couter volgde Freckleface op, tango en reggae voegden zich bij de blues. Arno buskte er Europa mee rond, er waren optredens in Londen. ‘Gimme what I need’ raakte tot in de jukebox van de legendarische New Yorkse punkclub CBGB. Succes heeft Arno nooit gestolen.

Eind jaren 1970 beleefde de muziekscene in het zog van de punk haar beeldenstorm. New wave en postpunk knipten Arno los van de blues. Hij wilde niet meer teren op het verleden, maar nieuwe dingen creëren. Tjens Couter vervelde in het hoekige, kronkelende T.C. Matic, dat op een kubistische manier chanson, blues, elektronica en funk met de energie van James Brown in een grootstedelijke, Europese stoemp draaide. Bluesboy Paul Decoutere koos een ander pad, zijn vervanger Jean-Marie Aerts wakkerde met zijn kregelige gitaren en inventief productiewerk nieuw vuur in Arno aan. Toetsenist Serge Feys zette het klankenarsenaal helemaal onder hoogspanning.

arno1_michellegeerardyn-17.jpg

Niet iedereen bleek klaar voor die withete, radicale hybride, geprangd tussen de elektrische schokgolven van ‘O la la la’ en het morsige schlagerfeest van ‘Viva boema’. T.C. Matic had een wereldband moeten zijn, de Europese Red Hot Chili Peppers, die naar verluidt zelf onder de indruk waren. Maar de groep bleef hangen in Belgische onmacht. Het toeren was hard, de opbrengst karig. Vandaag is de sound van T.C. Matic nog steeds uniek.

Arno koos resoluut zijn eigen pad, in de liefde en in de muziek. En dus ging hij halfweg de jaren 1980 solo, vervelde tot sexy rockbeest en doorleefde chansonnier. Door zijn wilde levensstijl was zijn stem intussen van een piepend vogeltje naar een ruige rochel gerijpt. Het grote succes lag opnieuw in het buitenland. Frankrijk hield van zijn belgitude, zijn mix van de emotie van het Franse chanson, de seks van rock en funk, en het Belgische surrealisme. Door de Adamo-cover ‘Les filles du bord de mer’ werd hij dan toch die ster. Le Plus Beau, zoals hij werd genoemd, werd geridderd in de Ordre des Arts et des Lettres. Daar werd de Arno geboren zoals hij bij het brede publiek bekend zou staan, Johnny Cash, James Brown en Jacques Brel in één persoon.

Tijdens zijn ontroerende afscheidsconcerten van de voorbije maanden oogde Arno broos, getekend door de gewetenloze woekeraar in zijn vege lijf, maar ook gelukkig en vastberaden

Brute diamant
“They say I’m this / They say I’m that / They say I’m mad,” zong Arno op zijn soloplaat Charlatan, “See how they laugh / When I’m sky high.” Veel mensen zagen hem na verloop van tijd als de losgeslagen rocker met een hoek af, de dronken clown van de rock-’n-roll die zijn kostbaarheden van het moment met zich meedroeg in een plastic zak, de rebel die in talkshows opstapte als het hem niet beviel. “Mensen denken dat ik constant aan de dope ben,” lachte hij zijn imago weg. “Als ik alles had gepakt wat ze zeiden, was ik al vier keer gestorven.”

Was hij een personage geworden, de zelfverklaarde charlatan? “Hij is een oude bluesman, onze Tom Waits,” vatte zijn ‘kleine zusje’ Melanie De Biasio hem ooit treffend samen in een dubbelgesprek in De Standaard. “Geen crooner die een rol speelt, geen geformatteerde paljas, maar een brute diamant.” “Iemand anders zijn, dat is werken,” had Arno geleerd van zijn grootmoeder. Vorig jaar deed Dominique Deruddere, die samen met Marc Didden, Josse De Pauw, Jan Decorte en Le Plus Beau ooit de hombres complicados van de Dansaertwijk vormde, een geslaagde poging om hem te doorgronden in het even ontroerende als onthullende portret Charlatan. “Wij vertellen niet de waarheid, wij liegen constant, we creëren,” duidde de filmmaker de titel. “Omdat we zo in elkaar zitten. Omdat we dat schoon vinden. Omdat we dat nodig hebben.”

arno1_michellegeerardyn-5.jpg

Arno woonde in Oostende, Londen, Parijs en Amsterdam, maar in het gehucht in een moeras genaamd Brussel vond hij de drive en de voeding die hij nodig had. “In Brussel mag ik gezien worden, want hier moet je niet de star uithangen,” zei hij. Hij leefde er een tijd als huisvader, samen met de Franse zangeres Marie-Laure Béraud, met wie hij twee kinderen kreeg. Toen zijn stad in 2016 platgeslagen werd door terreur, vertikte hij het om mee te gaan in het negativisme. “Brussels, the capital of terrorism? Ik weiger dat te denken.”

Con, mais content
Naarmate hij ouder werd, lonkte de melancholicus in hem weleens naar het oude Brussel. Zijn dromen werden fantasierijker, zijn hoofd vulde zich met flashbacks. Op aanraden van zijn twee zonen stopte hij met roken en drinken. “Sèches sont mes larmes, mouillés mes rêves,” mijmerde hij op Santeboutique, “Et la vie parle de la mort / Et la mort parle de la vie / Aujourd’hui, j’suis naturel / Con, mais content.”

“Ik moet blijven optreden, anders ben ik dood,” zei hij nadat pancreaskanker hem in november 2019 in de klauwen kreeg. Hij bleef zen onder zijn ziekte. “Ik wil doodgaan als de blommen in solden zijn,” vertelde hij met fonkelende oogjes in een van zijn laatste interviews voor BRUZZ magazine. “Ik wil niet dat ze zeggen: Arno is dood, maar de blommen zijn zo duur.” Dat aanvaarden had hij opgestoken van Hubert Decleer, die na zijn tijd aan de hotelschool naar Kathmandu was getrokken en zich er omschoolde tot boeddhist. “Hubert heeft me geleerd hoe ik mezelf moest zijn,” zei hij. “De maatschappij schrijft voor hoe je moet zijn: doe dit, doe dat, werk en ga dood. Dankzij Hubert ontdekte ik andere dingen om gelukkig te zijn in het leven.”

Arno was een monument. Een rots. Een strijder. Tijdens zijn laatste ereronde langs concertzalen in Brussel en Oostende oogde hij broos, getekend door de gewetenloze woekeraar in zijn vege lijf. Zijn stem klonk frêle, maar met de ingetogen begeleiding door piano en bas wonnen zijn woorden aan kracht. Toen de gitaren en drums invielen, zag je de adrenaline door zijn bloed stromen. “Give me power, de la force,” brulde hij, rechtgeveerd van zijn stoel.

Zijn laatste show konden zijn knoestige knoken dan toch niet meer aan, maar de afgelopen weken boekte Arno wel nog studiotijd voor een nieuw album, waarop hij voor het eerst samenwerkte met zijn jongste zoon Felix en zijn broer Peter. Tot het allerlaatste moment bleef Arno geloven in de kracht van muziek. “My body is dead / But I’m alive and flipping / Keep the dead rocking / Keep the dead rolling,” blikte hij jaren geleden vooruit in ‘I’m just an old motherfucker’. Het rode neon is gedoofd, maar die old motherfucker treedt voor eeuwig op in onze herinnering. C’est magnifique.

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni