Brussel omarmt het donutmodel van bestsellereconome Kate Raworth. Ze wil evolueren naar een sociaal gelijkere stadseconomie die niet ten koste van de planeet gaat. Alleen: hoe breng je dat in de praktijk? De ervaring van Community Land Trust kan misschien de weg wijzen. “Wij herverdelen de grondeigendom al.”
Met haar boek Donuteconomie ging de Britse econome Kate Raworth in 2017 radicaal in tegen het nog steeds overheersende denken in haar vakgebied: het dogma van de economische groei. Achterhaalde theorieën, stelde ze, die niet alleen een wereld van extreme armoede naast exuberante rijkdom hadden gecreëerd, maar ook de natuur zwaar hadden aangetast. Raworth wilde het omkeren: welzijn voor mens én planeet vooropstellen en vervolgens kijken welke economie daarbij past.
Het beeld van een donut visualiseerde het best waar we volgens haar wél heen moeten. Een sociaal rechtvaardige economie die niemand achterlaat in de binnenste ring van de zoete koek, het 'gat' waar mensen basisbehoeften zoals voedsel, wonen, gezondheidszorg, onderwijs of politieke inspraak ontberen. Maar tegelijk een ecologisch verantwoorde economie die ook de buitenste ring van de donut – de draagkracht van de planeet – niet overschrijdt bij de consumptie van natuurlijke grondstoffen. Raworths ideale economie situeert zich tussen die twee grenzen, in het 'deeg' zeg maar.
Haar ideeën sloegen aan. Het boek werd een bestseller en politici, denkers en organisaties over de hele wereld wilden bij haar in de leer. Vooral grootsteden lijken dé plek om Raworths 'zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw' in de praktijk te brengen, Amsterdam sprong als eerste op de kar, dit najaar voegde ook Brussel zich bij het lijstje steden bij monde van Barbara Trachte (Ecolo), staatssecretaris voor Economische Transitie in het Brussels Gewest.
Donutscan
Waar begin je? Een donutscan van de huidige stad maken, kan een eerste aanzet zijn, zegt Tristan Dissaux van Confluences. Die vzw zet samen met de Brusselse managementschool Ichec de schouders onder de Brusselse donut, hierbij geadviseerd door het praktijklaboratorium van Raworth. Dat te veel Brusselaars onder de armoedegrens leven, en de dichtbevolkte stad grondstoffen verslindt en veel CO2 uitstoot is bekend, maar de lens scherper stellen, kan nuttig zijn.
“Kate Raworth biedt een zeer interessante bril om naar ons werk te kijken”
“Neem bijvoorbeeld de toegang tot water,” zegt Dissaux. “Er zijn gegevens verkrijgbaar per gemeente hoeveel water per kubieke meter wordt verbruikt, maar dat zegt niets over de mogelijk ongelijke verdeling ervan. Verbruiken de rijke inwoners tien keer meer dan armere inwoners of twintig keer? Wie heeft geen toegang tot water en waarom? Door die data te bekijken door een donutbril kan je je ook bewust worden van de ongelijkheid in de toegang tot basisgrondstoffen. Soms zijn die gegevens er niet, hoewel ze erg relevant kunnen zijn.”
Dan nog blijft de vraag: hoe vertaal je het naar het terrein? Voor de hand ligt het niet, in haar boek beschrijft Kate Raworth de theorie en de grote principes. “Hoe we het in de praktijk moeten brengen, moeten we zelf uitvinden,” beaamt Dissaux. “De donut is een kompas dat de richting voor onze economie moet aangeven.” Ook bij pionier Amsterdam blijft de vertaling op het terrein vooralsnog beperkt. Na een jaar zijn er slechts drie zogenoemde 'donut-deals' gesloten: één initiatief waarbij kansarme vrouwen hun energierekening naar beneden leren te krijgen door isolatiemateriaal te naaien achter hun gordijnen en in een tweede project verzamelen bewoners groente- en fruitafvalresten voor een biomassa-vergister. Ten slotte is er de Quick Fix-brigade, een klusteam van bewoners die met eenvoudige ingrepen hun woning verduurzamen.
Begeesterd
In Brussel willen ze het anders aanpakken en hebben ze de ambitie om van bij de aanvang mensen te voeden met ideeën vanuit heel concrete praktijkvoorbeelden. Door vanuit een donutbril te kijken naar enkele bestaande Brusselse projecten die uit eigen beweging al zo groen én sociaal mogelijk proberen te werken, willen ze kijken hoever je kan gaan in het uitwerken van de principes. Zo hoopt Brussel onder meer lessen te trekken uit het Arc-en-Cielproject van Community Land Trust en het Masuiproject van Zinneke vzw.
“Ik werd meteen begeesterd toen ik Raworths boek destijds las,” vertelt Geert De Pauw, medeoprichter van Community Land Trust (CLT). “Onze aanpak sluit helemaal aan bij de duurzame economie die ze schetst.” CLT zorgt dat mensen met een laag inkomen tóch een betaalbare woning kunnen kopen. Het basisprincipe? De grond is van iedereen en die moet gebruikt worden om te voorzien in de behoeften van de gemeenschap. Bij hen koop je dus wel een huis, maar niet de grond waarop het huis staat, die blijft van de gemeenschap.
Hun aanpak sluit al aan bij Raworths ideeën. “Een van haar zeven stappen om tot een duurzamere economie te komen is herverdeling, van inkomens, vermogen én grondeigendom,” verduidelijkt De Pauw. “Veel ongelijkheid ontstaat doordat sommigen eigenaar zijn van gronden en anderen niet. De eigenaars, zeker hier in Brussel, kunnen daarmee speculeren. Het gevolg is dat huurders meer en meer moeten betalen, terwijl eigenaars meer en meer verdienen. Die ongelijkheid kan je volgens Raworth aanpakken door te werken met gemeenschapsgronden. Precies waar wij mee bezig zijn! Wat ze schrijft, is niet helemaal nieuw, maar de verbanden die ze legt en de grafische weergave ervan prikkelen wel enorm. Ze biedt een zeer interessante bril om naar ons werk te kijken.”
Samen met Confluences gaat De Pauw nu na hoe zij in hun aanpak ernaar streven om binnen 'het deeg' te blijven. Ecologisch en sociaal duurzaam? Check. “We bouwen niet alleen passief, maar leiden de bewoners ook op, zodat ze die woningen juist gebruiken, waardoor het potentieel ten volle benut wordt.” Handelingsvaardigheid en zelfstandigheid versterken? Check. “We betrekken de bewoners bij het bestuur, laten hen mee nadenken over het beheer en het finale ontwerp van de woningen.” Welzijn voor iedereen, ook voor de zwaksten of minst kapitaalkrachtigen? Check. “Goede huisvesting is de basisgarantie voor je gezondheid en welzijn.”
De donutbril laat hem ook vooruitblikken. “Misschien moeten we modulair bouwen? In plaats van klassiek af te breken en te vernieuwen bij de aanpassing van een huis aan gewijzigde noden, kan je werken met modules die je kan verplaatsen. Als je een gebouw tegelijk gebruikt als een materiaalbibliotheek waarbij je alle gebruikte materialen archiveert, zodat je na zestig jaar nog weet wat je kan hergebruiken, werk je circulair. Maar dat vergt een aangepaste eigendomsstructuur. Ons model waarbij de eigenaar van de gronden – de gemeenschap – zich verantwoordelijk voelt voor een duurzaam gebruik van die gronden leent zich daar perfect voor.”
Enthousiasme genoeg, al blijft de schaal beperkt, beseft De Pauw. CLT heeft tot nu 49 woningen en er staan er 150 op stapel. “Wat kan je leren uit één klein project in Molenbeek? Het kan wél interessant worden als je onze benadering van grondeigendom zou toepassen op grotere delen van Brussel.”
Designmeubels
Brussel hoopt ook te leren uit de renovatie van het Masuiproject, een complex van zes gebouwen dat een einde moet maken aan het nomadenbestaan van Zinneke vzw, een sociaal-artistieke organisatie die vooral bekend is van de tweejaarlijkse feeërieke Zinneke Parade. Coördinatrice Myriam Stoffen van Zinneke koos in 2014 al voluit voor een sociale, groene aanpak. Nu analyseren ze in hoeverre ze daarbij het planetaire plafond en de sociale donutondergrens respecteerden. “Eind april is onze renovatie klaar en kunnen we onze ervaring delen met wie ook zo te werk wil gaan,” vertelt Stoffen. “Die timing valt wonderlijk samen met de vraag om ook donut.brussels te voeden met wat wij geleerd hebben. Dat geeft ons een extra denkkader om ons werk te analyseren.”
Bij hun subsidieaanvraag voor de renovatie in 2014 stond duurzaamheid met een sociaal traject al centraal. Zinneke werkte ook samen met Rotor vzw, die onderzoek doet naar hergebruik van materiaal en een spin-off heeft waar je tweedehandsbouwmateriaal kan kopen. “We wilden zo ecologisch mogelijk renoveren en zoveel mogelijk hergebruiken op grote schaal,” vertelt Stoffen. “Dan bedoel ik niet enkel wat meubels en bakstenen recycleren, maar echt doorgedreven hergebruik van materialen. We wilden weten hoe ver we daarin konden gaan.”
“Als je de zaak écht inclusief aanpakt, werk je zoals wij met Brusselse jongeren en maak je ze volwaardig deel van het project”
Erg ver. Om maar één voorbeeld te noemen: de bekende witte trap uit het vroegere Boudewijngebouw – de Schans van Brussel – heeft Zinneke volledig hergebruikt. “Normaal zou die bij de afbraak gewoon op het stort of bij de ijzerhandelaar zijn beland. Wij zijn die gaan afbreken, hebben die in stukken verzaagd en op verschillende plaatsen in het gebouw hergebruikt. Ook een enorme ventilatie-installatie uit de Brouckèretoren kreeg bij ons een tweede leven, doorgaans is dat absoluut not done voor een technische installatie.”
Raworth spreekt over inclusieve economie. Dat betekent geen verspilling van grondstoffen, maar evenmin verspilling van talent. Op dat vlak wilde het Masuiproject eveneens van bij het begin het verschil maken. “Hoe verloopt een klassieke renovatie? Je kiest een architect, die tekent een plan en een bedrijf schakelt vervolgens doorgaans Oost-Europese werkkrachten in om het uit te voeren,” schetst Stoffen. “Als je de zaak écht inclusief aanpakt, werk je zoals wij met Brusselse jongeren en maak je ze volwaardig deel van het project.”
Zinneke wierf jonge Brusselaars aan, tekende een opleiding in renovatietechnieken uit met zoveel mogelijk aandacht voor hergebruik en betrok ze ook bij alle andere aspecten. “Ongelooflijk wat die nu kunnen maken met oude balken of tweedehandsramen, hun werk kan zo in een designcatalogus. Maar het zijn ook volwaardige partners van de architect en het bouwbedrijf geworden. Als iedereen multidisciplinair werkt, spreek je de collectieve intelligentie aan en vind je meer en betere oplossingen voor elk probleem. Dat is co-creatie.” Een aanpak en opgebouwde kennis die ze hopen elders ook terug te zien en te kunnen doorgeven, zowel voor bouwrenovaties als voor hun eigen artistieke creaties. Toch wil Stoffen bescheiden blijven. “Een economie verander je niet in een vingerknip, dit is een begin. Ons project van vierduizend vierkante meter is slechts een van de vele kleine, maar daarom niet minder ambitieuze experimenten in de stad.”
Hoe dan ook blijft het allemaal nog erg pril. De twee genoemde 'proefprojecten' bestonden al, ze werden niet geïnspireerd door de donuttheorie. Ook de oproep aan Brusselaars om mee te dromen over die groene, sociaal rechtvaardige stad van de toekomst via donut.brussels creëert voorlopig nog weinig animo. Tot nu zijn er slechts een 520-tal virtuele leden. Donut.brussels wil bewust van onderuit groeien. “Veel mensen in Brussel zijn al bezig met duurzaamheid. We willen hen hier zo veel mogelijk bij betrekken en kijken hoe we kunnen samenwerken,” stelde Laure Malchair, directeur Confluences het project eind november verder voor in een webinar. “Economische transitie naar een duurzamere stad zit in het hart van het politieke programma van de Brusselse regering. In deze eerste verkennende fase onderzoeken we hoe de donut de transitie kan versnellen.”
Verregaandere impact valt mogelijk te verwachten als je de donutprincipes als voorwaarde hanteert bij de toekenning van Brusselse subsidies. Dat staat ook op het programma, zegt Tristan Dissaux van Confluences. “Enkele administraties zijn al geïnteresseerd om het uit te testen, maar het is nog te vroeg om al kenbaar te maken welke.” Als de sociale en ecologische impact begint door te wegen bij toekenning van subsidies, heb je mogelijk wel een échte hefboom in handen. Een kompas voor de toekomst.
Lees meer over: Brussel , Economie , Expo , donuteconomie , kate raworth , community land trust , sociale gelijkheid
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.