Deelwagens, elektrische steps en voortaan ook fietsenwinkels. Hoewel de verkoop van auto’s een belangrijke activiteit blijft voor D’Ieteren, rukken andere mobiliteitsoplossingen op in het aanbod van de beursgenoteerde groep. Verrassend? Wie de geschiedenis van het iconische familiebedrijf kent, weet dat D’Ieteren al sinds 1805 meedanst op het ritme van de Brusselse tijdgeest.
| In 1873 verhuist D’Ieteren naar de Charleroisesteenweg. Daar begint het bedrijf in 1897 carrosserieën voor auto’s te bouwen.
Het verhaal van de Elsense holding is ouder dan België zelf. In 1805, slechts een jaar nadat Napoleon Bonaparte zich tot keizer van Frankrijk heeft gekroond, gaat Jean Joseph D’Ieteren in Brussel aan de slag als wagenmaker en fabrikant van wielen. Het 217 jaar oude D’Ieteren is daarmee een van de enige twee Belgische bedrijven die zich vandaag lid van Les Hénokiens mogen noemen, een prestigieuze vereniging van tweehonderdjarige familiebedrijven.
Leden van het illustere clubje moeten aan een aantal buitengewone eigenschappen voldoen. Zo moet het bedrijf niet enkel ten minste tweehonderd jaar geleden zijn opgericht, ook moet de meerderheid van het kapitaal of de aandelen nog steeds in handen zijn van de stichtende familie én moet het bedrijf geleid worden door een afstammeling van die familie. Bij D’Ieteren is met Nicolas D’Ieteren inmiddels de zevende generatie aan zet en controleert de familie ruim de helft van de aandelen.
D’Ieteren is in België in de eerste plaats actief als importeur en verdeler van de merken van de VW-groep, zoals Volkswagen, Audi, Porsche, Skoda, Seat, Lamborghini en Bentley, maar focust de laatste jaren meer en meer op mobiliteitsoplossingen. Niet enkel het lot, maar ook het vermogen zich aan te passen, brachten het Elsense bedrijf tot op het punt waar het vandaag staat.
De beste paarden van Brussel
Jean Joseph D’Ieteren leert als veertienjarige leerjongen de kneepjes van het vak in het atelier van koetsenmaker Mommaert. Zodra hij voldoende ervaring en kapitaal vergaard heeft, besluit hij een kleine werkplaats in de Broekstraat over te nemen. De keuze van de locatie is uitstekend. Niet alleen bevindt zijn atelier zich dicht bij het centrum van de stad: ook de beroemde Groendreef, waar de mooiste rijtuigen worden getrokken door de beste paarden van de stad, ligt vlakbij. Zijn atelier groeit en hij neemt vier arbeiders in dienst.
“We investeren onder meer in deelauto’s en fietsen, we geloven dat we mee moeten gaan met de maatschappelijke evolutie”
Na zijn dood nemen zijn zonen Guillaume Adolphe en Alexandre François het bedrijf over. In 1857 verhuist Alexandre D’Ieteren zijn atelier naar de Nieuwstraat in Brussel, waar het een stevige reputatie verwerft. Zonen Alfred en Emile leren het vak en maken hun intrede bij het familiebedrijf in 1872. Niet lang daarna wordt de werkplaats onteigend als gevolg van het saneringsplan voor de Zenne. De familie D’Ieteren verhuist naar de Charleroise Steenweg in Sint-Gillis.
Tegen het einde van de negentiende eeuw luidt de opkomst van de automobielindustrie echter een ingrijpende verandering in de sector van de koetsenbouwers in. De familie D’Ieteren volgt de trend op de voet en richt zich steeds meer op een nieuw beroep: dat van carrosseriebouwer. De assemblage van chassis en carrosserieën vergt meer ruimte en in 1906 begint het bedrijf aan de bouw van de inmiddels iconische ateliers in de Maliestraat in Elsene. Daar beleven de D’Ieteren-telgen een periode van grote bloei: van 125 arbeiders in 1910, groeit het bedrijf uit naar 300 werknemers in 1913. De twee zonen van Alfred D’Ieteren, Lucien en Albert, raken geïnteresseerd in het familiebedrijf en richten zich resoluut op de productie van luxewagens.
Moeilijkste beslissing
De Eerste Wereldoorlog brengt de expansie tot een halt, maar leidt tot een belangrijke beslissing. Tijdens de oorlog wordt Lucien D’Ieteren door de Belgische regering afgevaardigd om een afdeling voor fabricage, reparatie en onderhoud van militaire voertuigen in Le Havre te leiden. In die werkplaats komt Lucien voor het eerst in contact met gestandaardiseerde, Amerikaanse voertuigen. Lucien bedenkt dat de Amerikaanse auto na de oorlog weleens een geduchte concurrent zou kunnen worden van de Europese en werkt het plan uit om de distributie van die auto’s over te nemen. In nasleep van de crisis van de jaren 1930 en in een periode waarin de carrosserie-industrie sterk lijdt onder de concurrentie van de import van volledige wagens uit het buitenland, verschuift D’Ieteren de focus van carrosserie maken naar de invoer van de Amerikaanse auto’s van de merken Studebaker, Pierce-Arrow en Auburn.
“Dit wordt in de geschiedenis van D’Ieteren als één van de moeilijkste beslissingen beschouwd,” vertelt de woordvoerder van D’Ieteren, Jean-Marc Ponteville. “Het is geen toeval dat we onze nieuwe fietsenwinkels vandaag Lucien hebben genoemd. Lucien durfde deze beslissing te nemen, die gepaard ging met personeelsverlies. Vandaag durft D’Ieteren opnieuw te ondernemen op een manier die tegen onze eigen business lijkt in te gaan. We investeren immers onder meer in deelauto’s en fietsen, terwijl we weten dat een deelauto gemiddeld een tot acht auto’s vervangt. Maar we geloven dat we mee moeten gaan met de maatschappelijke evolutie.”
“Vandaag durft D’Ieteren opnieuw te ondernemen op een manier die tegen onze eigen business lijkt in te gaan. We investeren immers onder meer in deelauto’s en fietsen, terwijl we weten dat een deelauto gemiddeld een tot acht auto’s vervangt"
Na de Tweede Wereldoorlog voert Pierre, de zoon van Lucien, opnieuw enkele wijzigingen door. Omdat hij het gevoel heeft dat de autosector een nieuw tijdperk ingaat, wil hij een merk vertegenwoordigen dat zijn weg zou vinden naar het grote publiek. In 1948 sluit hij een overeenkomst met Volkswagen. Om die plannen uit te voeren, koopt het bedrijf in Vorst een terrein naast de spoorweg, waarop het een fabriek bouwt die initieel zal dienen voor de assemblage van Studebaker-voertuigen. Het geluk zit hem mee: in 1952 beslist de Belgische regering de invoerders van motorvoertuigen te verplichten om hun voertuigen in België te laten assembleren. De fabriek van Vorst stort zich op de assemblage van Volkswagen-voertuigen.
Onder Roland D’Ieterens leiderschap zal D’Ieteren zich bovendien ook op het internationale toneel laten gelden. Met de overname van een aandeel in autoverhuurder Avis in 1989 – dat in 2011 alweer verkocht wordt – en met de overname van Belron in 1999, diversifieert het bedrijf verder de activiteiten. Voertuigbeglazer Belron is vandaag ontzettend rendabel en daarmee de parel op de kroon van D’Ieteren.
Tanende autoverkoop
Het lot helpt het Brusselse bedrijf hier en daar een handje. Waar veel familiebedrijven ten onder dreigen te gaan aan versnippering, vormde opvolging binnen de familie D’Ieteren nooit echt een probleem. Er was altijd een directe mannelijke lijn beschikbaar. Zelfs toen Emile en Alfred samen aan het hoofd van het bedrijf stonden, bleek toevallig dat slechts één van hen – in dit geval Alfred – zou trouwen en kinderen krijgen. Maar daarnaast toonde het bedrijf zich geregeld voldoende flexibel om zich aan te passen aan de tijdgeest. Vandaag blijft de verkoop van auto’s uit de Volkswagen-groep een belangrijke activiteit, maar andere mobiliteitsoplossingen stoten steeds meer door in de activiteiten van D’Ieteren. Dat gaat van startende mobiliteitsbedrijven in de start-upincubator Lab Box tot de nieuwe fietswinkelketen Lucien. Een reactie op een tanende autoverkoop?
"Vandaag zien we dat de autosector minder snel verandert dan we dachten. Het resultaat is dat het bedrijf nog steeds winstgevend is, maar dat we tien tot vijftien procent van die winst investeren in Lab Box"
“Wij realiseerden ons dat er momenteel een belangrijke evolutie gaande is op het vlak van mobiliteit,” vertelt Michael Grandfils van Lab Box. Lab Box, met hoofdkwartier in het Flageygebouw, bezit niet enkel autodeelsysteem Poppy, mobiliteitsapplicatie Skipr of fietsleasebedrijf Joule: onlangs kocht D’Ieteren via Lab Box ook de Brusselse taxicentrale Taxi Verts. Die taxivloot wil Lab Box op termijn elektrificeren. “Van auto’s en openbaar vervoer evolueren we meer richting gedeelde wagens, steps … Op zich gaat het vandaag niet zo slecht met de autosector. Ik zou het geen paniek noemen, maar we dachten dat het erg snel zou gaan. Vandaag zien we dat de autosector minder snel verandert dan we dachten. Het resultaat is dat het bedrijf nog steeds winstgevend is, maar dat we tien tot vijftien procent van die winst investeren in Lab Box. Op een bepaald moment zullen de verhoudingen misschien kantelen, maar momenteel helpen de resultaten ons te investeren in andere sectoren.”
Brussel vormt daarbij het levende laboratorium voor de groep. “Veel van onze werknemers wonen hier en het is natuurlijk een stad waar veel te doen is rond mobiliteit. Vanuit deze proeftuin willen we de rest van het land veroveren en ook internationaal gaan,” aldus Grandfils.
Nieuwe bestemming showroom
Niet elke investering bij D’Ieteren is overigens meteen een schot in de roos. Zo kondigt D’Ieteren in 2016 de overname aan van Moleskine, een Italiaans beursgenoteerd bedrijf dat vooral bekend is om zijn notitieboekjes. Opvallend is dat de sector nauwelijks iets te maken heeft met de traditionele activiteiten. Pas vorig jaar klom Moleskine weer uit de operationele rode cijfers.
“Af en toe zijn er ook ideeën die niet lukken,” geeft ook woordvoerder Ponteville toe. “Durven te ondernemen is gekoppeld aan de mogelijkheid om er niet in te slagen iets te verwezenlijken. Maar zolang D’Ieteren blijft innoveren, gaan we vooruit.”
Die innovaties verlopen niet altijd rimpelloos. In september 2021 worden de garages van D’Ieteren getroffen door een staking. Het werk wordt neergelegd na een aankondiging van de directie dat ze de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers er wil terugschroeven. Vakbonden en arbeiders aan het stakingspiket sparen hun kritiek niet. “Wijlen Roland D’Ieteren wilde de rijkdom altijd verdelen. Het nieuwe management focust enkel op cijfers, cijfers, cijfers. Wij horen al jaren dat er problemen zijn, terwijl er in de media winstcijfers worden gepubliceerd en het bedrijf blijft investeren,” klonk het toen.
De sluiting van twee D’Ieteren Centers, waaronder dat op het hoofdkantoor van de groep in Elsene, kost uiteindelijk honderd mensen hun job. “Op lange termijn zijn wij ons ervan bewust dat we minder wagens zullen verkopen,” aldus Ponteville. “We zien minder auto’s in de steden. Hoewel we geloven dat de auto centraal zal blijven staan, zal hij slechts één van de vervoermiddelen worden in een hele reeks. Wij evolueren meer naar een concept waarbij mobiliteit een service is. Daardoor hebben we ook minder mensen nodig om die business uit te voeren. Dit is een structurele evolutie die niets te maken heeft met een overgang van generaties. Het is bovendien niet de eerste keer in de geschiedenis dat D’Ieteren dergelijke beslissingen moet nemen. Die worden niet met plezier genomen, integendeel. Maar het betreft een kritische periode en die gaat gepaard met moeilijke momenten.”
De showroom in Elsene heeft in ieder geval niet lang leeggestaan. Begin mei opende D’Ieteren de eerste vestiging van zijn nieuwe fietsenwinkelketen er onder de naam Lucien. Tegen 2025 moet die minstens 25 vestigingen in ons land hebben. En D’Ieteren als mobiliteitsleverancier, eerder dan als autoleverancier, mee op de kaart zetten.
Lees meer over: Elsene , Economie , Mobiliteit , D'Ieteren , deeleconomie , fietsenwinkel , auto , elektrische steps , Lab box , fietswinkelketen Lucien
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.