Het Grondwettelijk Hof heeft vrijdag beslist dat ook Uber-chauffeurs die na 15 januari 2021 een Brusselse VVC-vergunning (vervoer van voertuigen met chauffeur) hebben aangevraagd taxidiensten in het Brussels Gewest kunnen verlenen via UberX. Het Hof vindt de scharnierdatum in de noodordonnantie ongrondwettelijk.
Uber-chauffeurs die vergunning na 15 januari 2021 aanvroegen, mogen blijven rijden
De noodordonnantie of 'sparadraps-ordonnantie', kwam er nadat Uber het UberX-platform op 26 november 2021 afsloot na een arrest van het hof van beroep, waardoor de naar schatting 2.000 VVC-chauffeurs (verhuur van voertuigen met chauffeur) niet meer konden werken.
De tijdelijke oplossing van de Brussel regering maakte het mogelijk dat de uitbaters-chauffeurs van de VVC-sector hun werk in het Brussels Gewest konden hervatten binnen een juridisch kader. Maar de chauffeurs moesten werken op basis van een exploitatievergunning die uiterlijk op 15 januari 2021 was aangevraagd.
Verschillende chauffeurs die na 15 januari 2021 een VVC-vergunning hadden aangevraagd stapten naar het Grondwettelijk Hof om de schorsing van die scharnierdatum te verkrijgen omdat die strijdig zou zijn met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en de vrijheid van ondernemen.
Het Grondwettelijk Hof volgt hen nu en stelt dat de datum van 15 januari 2021 (die samenvalt met datum van een arrest van het Hof van Beroep te Brussel in een andere procedure) niet pertinent is. De Brusselse wetgever had met zijn keuze voor de datum van 15 januari 2021, beoogd om de overgangsregeling enkel ten goede te laten komen aan exploitanten die te goeder trouw zijn, maar het Hof wijst erop dat exploitanten die nadien een aanvraag indienden ook ter goeder trouw kunnen zijn. Voorts is er volgens het Hof ook sprake van een moeilijk te herstellen nadeel.
Het Grondwettelijk Hof dient zich wel nog uit te spreken over het beroep tot vernietiging.