Terrassen eten in Brussel een recordoppervlakte aan publieke ruimte op, zeker nu de zomer voor de deur staat en horeca-uitbaters massaal om uitbreidingen vragen. Dat blijkt uit cijfers opgevraagd door BRUZZ. “De privatisering van pleintjes leidt tot een nieuw klassenonderscheid.”
| Terrassen nemen de publieke ruimte in: Grasmarkt.
Enkele weken geleden ging Pieter Gijssels naar Cinematek. Omdat hij wachtte op vrienden, zette hij zich op het pleintje schuin tegenover de inkom van het filmarchief, waar ook het terras van het Bozar Restaurant staat. Een ober komt meteen naar buiten en vraagt vriendelijk maar resoluut of Pieter zich wil verplaatsen. De reden? “Mijn uiterlijk. Ik zag er niet klassevol uit, dat was letterlijk het antwoord.”
Pieter, een jonge dertiger met dreadlocks, wilde geen scène maken en vertrok even later. Toch vond hij het voorval van een wrange maar vooral persoonlijke ironie getuigen. Zeven jaar eerder was hij namelijk een van de trekkers van Free 54, een collectief dat zich maandenlang verzette tegen de komst van de terrassen aan het Sint-Katelijneplein. “Ook toen klaagden de horeca-uitbaters zogezegd over overlast en het kwalijke imago van de jongeren. De politie kwam toen systematisch intimideren met GAS-boetes en inbeslagnames van smartphones.”
Die tactiek werkte. De jeugd verliet het plein en Sint-Katelijne veranderde zienderogen van een open ruimte in een enclave van terrasjes, stoelen, statafels en windschermen, die een duidelijke scheiding aanbrengen tussen consumenten en niet-consumenten, betalende en niet-betalende burgers. Op een zonnige dag staat makkelijk de helft tot driekwart van het plein vol horecameubilair.
De massale aanwezigheid ervan noemt Pieter “invasief”. En de ondoordringbaarheid ervan geeft sommige hoekjes de indruk van “een fort”. Maar het past in een tendens die de afgelopen jaren op kruissnelheid kwam en ook andere hoofdsteden als Parijs en Amsterdam kenmerkt: de verregaande privatisering van de publieke ruimte.
“Voor alle duidelijkheid: ik doe ook graag een terrasje met vrienden,” erkent Pieter. “Maar niet als dat leidt tot een soort klassenonderscheid, waarbij de groep die betaalt zich meer welkom voelt én bovendien de beste plaatsen krijgt, in tegenstelling tot wie zich slechts een biertje uit de nachtwinkel kan veroorloven.”
Volgens Pieter gaat er bovendien ook iets wezenlijks kapot als het commerciële het leidende principe wordt in stadsplanning, ook als dat uit de koker komt van een socialistisch en groen bestuur. “Sint-Katelijne was vroeger een soort niemandsland. Een vrijhaven voor zwervers, schoolgaande jeugd, verwaaide zielen; er was zelfs een man die illegaal een soort parkeerplaats uitbaatte. Kortom, op Sint-Katelijne kwam een superdivers Brussel samen. Dat verdween. Wat extra banken vormen geen compensatie voor dat verlies.”
Frisgroen muurtje
De wetenschappelijke literatuur spreekt in dat verband over “drempelwerelden”: een omgeving met één dwingende functionaliteit, waardoor gebruikers of maatschappelijke groepen met afwijkende noden en profielen zich financieel, mentaal en sociaal-cultureel geremd voelen om die (nog) te betreden.
Sint-Katelijne valt onder die definitie, maar bijvoorbeeld ook de voetgangerszone tussen De Brouckère en de Ancienne Belgique, die na het verbannen van het autoverkeer opgevuld raakte met eet- en drinkgelegenheden. Of de waterpartijen op de Vismarkt: bijna volledig omsingeld door parasols, ligzetels, bierbanken – en in de winter: warmteblazers. Of de omgeving achter Muntpunt. Luxehotel The Dominican pakte recent uit met zijn ‘Summer Terrace’ van 36 plaatsen als “de ultieme plaats voor wie de zomer wil vieren.” De uitbreiding, drie bij vijftien meter, wordt “afgezet met frisgroene planten en elegant zomermeubilair.”
Ook buiten het centrum wint het terras terrein. Op het Sint-Gillisvoorplein komen de tafels intussen langs beide kanten tot aan het midden kruipen; op drukke dagen kunnen wandelaars enkel nog via een smalle strook in het midden het plein doorkruisen. Aan Flagey slokt Café Belga een proportioneel groot deel van het Heilig-Kruisplein op, en dezelfde beweging blijkt ook in Jette te zijn gestart, aan het Spiegelplein, dat zowel aan populariteit als aan interesse van ondernemers wint.
Terrassen of parkeerplaatsen?
De expansie blijkt niet alleen uit de voorbeelden, maar ook uit de cijfers. Stad Brussel, die economisch teert op toeristen, telde dit jaar al 955 aanvragen voor een terras, en 208 voor een terrasuitbreiding. En volgens de woordvoerder van bevoegde schepen Fabian Maingain (DéFI) stijgt dat aantal nog “elke dag”. Afgezet tegen de afgelopen jaren lijkt het zelfs een record: in 2019 werden 746 vergunningen uitgereikt, in 2022 – het jaar waarin de coronamaatregelen finaal versoepelden – 878.
Sint-Gillis, een kleine gemeente met een rijk sociaal leven, kent een gelijkaardige opwaartse tendens. Volgens cijfers van schepen Willem Stevens (Vooruit) werden vorig jaar 259 terrassen belast voor een oppervlakte van 4.383 vierkante meter. Tien procent meer dan in 2019, precovid. Toen betrof het 215 toegekende aanvragen voor een areaal van 3.947 vierkante meter.
Elsene, met zijn vele pleintjes en parkjes, overschrijdt dit jaar voor het eerst de 5.000 vierkante meter vergund terrasgebied. Dat komt niet zozeer door extra inname van het trottoir, verduidelijkt schepen Audrey Lhoest (Ecolo). De groeimarge zit meer in het ombouwen van parkeerplaatsen naar terrasgelegenheden. Die aanvraag moet jaarlijks gebeuren, en geldt telkens voor zeven maanden. In 2021, toen de nood aan buitenruimte, om elkaar veilig te mogen ontmoeten, het hoogst was, besloeg dat soort nieuwe terrassen 3.460 vierkante meter. Dat succes kalfde het volgende jaar af naar 1.628 vierkante meter (goed voor 111 horecazaken), maar bewijst niettemin dat het om een blijver gaat, met nog veel potentieel.
Bas van Heur, VUB-professor en directeur van het Brussels Centre for Urban Studies, bekijkt die laatste evolutie “eerder positief”. Hij verduidelijkt: “Als de privatisering van de open ruimte zich dan toch doorzet, verkies ik puur uit pragmatisme terrasjes boven wagens. Aan een tafeltje kunnen meer mensen zitten en genieten van de omgeving; het belast ook minder de leefomgeving met schadelijke uitlaatgassen.”
“Parkeerplaatsen opgeven voor Good Move? Dan krijg je tegenkanting. Maak er een fraai terras van, en rechts en links vinden elkaar”
Ook politiek ligt het makkelijk, merkt Van Heur op. “Parkeerplaatsen verwijderen in het kader van Good Move? Verwacht dan als lokale politicus maar tegenkanting. Maar maak van diezelfde ruimte een economische winstpost, met oog voor de ontharding of verfraaiing van de stad, en liberaal-rechts en links-progressief vinden elkaar.”
Welwillend bestuur
Die gelijkgezindheid valt ook de horecasector op. Ondanks de verschillende politieke samenstellingen stellen de meeste Brusselse gemeenten zich “flexibel” op, zegt Ludivine de Magnanville, voorzitter van Horeca Brussel en uitbaatster van twee restaurants en een bar in Sint-Gillis. “Bij problemen wordt snel naar een oplossing gezocht, en de afhandeling van een terrasaanvraag gebeurt over het algemeen vrij snel.”
Vooral dat laatste vindt De Magnanville belangrijk. Een terras vormt immers een belangrijke bron van inkomsten voor café-eigenaars. “Het kan de inkomsten aanzienlijk verhogen. Zeker tijdens de zomermaanden, wanneer veel van de vaste klanten op vakantie gaan.”
Qua faciliterend beleid vallen ook de relatief lage belastingen voor een terras(uitbreiding) op, zo blijkt uit de offertes die BRUZZ opvroeg.
Elf vierkante meter in Elsene kost 700 euro per jaar, een dubbel zo grote oppervlakte 1.750 euro. Etterbeek vraagt 23 euro per vierkante meter, en voor een seizoensterras 100 euro retributie per maand. In Stad Brussel varieert het bedrag van de grootte en de ligging. Een vierkante meter op de Grote Markt kost 34 euro, in de voetgangerszone 21 euro, en elders 17 euro per jaar, als het tenminste om een gewoon terras gaat. Het minimumbedrag is sowieso 170 euro.
Ukkel spant op dat vlak de kroon: een terras plaatsen kan geheel gratis, bevestigt schepen Valentine Delwart (MR). Dit past naar eigen zeggen in het nul-procent-taksbeleid op alle “economische activiteiten”. Ook voor Sint-Gillis en Elsene gaat het om relatief beperkte inkomsten, rond de 80.000 euro bij beide. Stad Brussel int ongeveer 600.000 euro, op een begroting van één miljard euro inkomsten. Nog geen 0,06 procent.
Dialoog boven boete
Bij die inkomsten zitten niet de cafés of restaurants die, afhankelijk van de weersomstandigheden, stiekem een paar extra rijen stoelen of tafels zetten en zo hun handelsruimte illegaal oprekken. Soms in de hoop om die sluipende expansie permanent te maken. Volgens activisten zoals Pieter Gijssels treden besturen redelijk coulant op tegen overtredingen, of toch minder fors dan tegen de bezetters van Sint-Katelijne destijds. “Wat ook een belangrijke indicator is voor de prioriteiten van een bestuur.”
Stad Brussel voerde vorig jaar 1.158 controles uit, waarbij 188 GAS-boetes werden opgelegd van maximaal 350 euro. Maar dat gebeurt pas na twee bezoeken waarbij een inbreuk werd vastgesteld. Bij recidive moet de eigenaar in extremis het terras verwijderen, wat in de praktijk nauwelijks of niet gebeurt. Het bestuur, in samenwerking met de Cel Horeca, ziet namelijk meer heil in “pedagogische controles”, waarbij de partijen in gesprek gaan met elkaar.
Eenzelfde filosofie in Elsene. “Boetes uitschrijven komt zelden voor,” weet Lhoest. “De voorkeur gaat uit naar dialoog.”
Nieuwe publieke ruimte
Blijft de vraag: verdwijnt de publieke ruimte definitief door de terrassenexpansiedrift? Gaat er iets fundamenteels verloren?
Neen, zegt De Magnanville van de sectorfederatie. “Schoonheid blijft iets subjectiefs. Een terras zoals dat van vishandel Noordzee geeft de omgeving net een echte identiteit. Buiten een garnalenkroket eten, een wijntje drinken: dat is Brussel. Bovendien geeft een terras in donkere straatjes een groter gevoel van veiligheid wanneer de avond valt.”
Ja, zeggen urbanisten zoals Van Heur. “Een plein zoals Sint-Katelijne vervult niet meer dezelfde functie als vroeger, waar een democratie vorm kreeg door protesten en acties. Vandaag kunnen bezoekers nog steeds discussiëren, zij het door eerst iets te bestellen.”
Toch ziet Van Heur ook een interessante tegenbeweging, in de hoedanigheid van organisaties als vzw Toestand en Communa, die leegstand weer in gemeenschappelijk gebruik brengen. “Door nieuwe ruimtes te creëren en te ontsluiten voor het brede publiek, al is dat tijdelijk, ontstaat evengoed zoiets als openbare ruimte en een stedelijk weefsel. Wat maakt dat de publieke ruimte niet zozeer verdwijnt, maar van het centrum naar de periferie verschuift. Letterlijk en figuurlijk.”
Lees meer over: Brussel , Economie , Stedenbouw , heropening terrassen , Publieke ruimte , Brusselse horeca
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.