Fin de Siecle Burne Jones 7350

Fin-de-Siècle Museum opent vrijdag: 'Tijdperk van versnelling zoals nu'

Jean-Marie Binst
© Brussel Deze Week
04/12/2013

Precies twee jaar en tien maanden na de sluiting wordt het Museum voor Moderne Kunst (KMSKB) een internetzoekterm. Uit zijn as herrijst het Musée Fin-de-Siècle Museum, in dezelfde lichtput van het Museumplein. Het is het eerste van twee nieuwe, complementaire musea over de ‘moderniteit’ in onze kunstgeschiedenis. Goed voor de periode 1868-1914. Het concept wil ons confronteren met een tijdsgeest waarin onstuitbare versnellingen optreden, als vandaag.

E n avant. Als de minister niet langer treuzelt en de Regie der Gebouwen een strakke planning nastreeft, krijgen de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) in 2016 een Postmoderne Kunst Lab in het Vanderborghtgebouw. Een adres voor de collecties ‘nieuwe moderniteit’, beginnend bij de Groote Oorlog tot vandaag (met fauvisme, kubisme, abstracte kunst,...). Nogmaals, als de overheid dit jaar nog beslissen wilt. Daarmee zullen de federale, moderne kunstcollecties vanaf 1868 (daar begint Fin-de-Siècle) volledig herschikt zijn. En chronologisch en conceptueel veel leesbaarder worden voor het publiek. De herstructurering kan een wervend effect genereren. Hoog tijd. Want in een kwarteeuw werd aan de setting van de moderne kunstcollecties niet meer geraakt. Meer nog, het keldergebouwconcept bleef door de Regie der Gebouwen onaangeroerd - er konden zelfs geen veiligheidscamera’s opgehangen worden, alle aanpassingswerken bleven uit. In 2011 drukte hoofdconservator Michel Draguet mano dura de vernieuwing door. Wat kostte dat? Veel ergernis, van korte duur, door protestacties van ‘conservatieve’ beschermers van het Moderne Kunst Museum dat dichtging. En investeringen. De verbouwing van de lichtputzalen heeft 7,5 miljoen gekost. Waarvan 2,6 miljoen uit inkomsten van de KMSKB (vooral van de Magrittemuseumtickets) en 1,3 miljoen van het echtpaar Gillion-Crowet, dat zijn eigen zaal ‘art-nouveau-objecten’ mocht inrichten. Dit sluit het parcours, als feestgebak na het chronologische museummenu.

Fin-de-Siècle zelf start in 1868, datum waarop de Brusselse kunstenaarskring La Société Libre des Beaux-Arts het debat lanceerde van de moderniteit. Ze keert de rug naar het academisme en de historieschildering. Alle aandacht komt aan de werkelijkheid toe. De beleving van het hier-en-nu. Het zich niet meer laten meeslepen door de sneltrein van industrialisering. Het zoeken naar ‘een zin’ voor het bestaan. Het begraven van de oude Psyché. Een klimaat waarvan gezegd wordt dat het vergelijkbaar is met dat van de (technologische) snelheden die vandaag op ons afkomen, en waartegen tegenstromen ontstaan (in de kunst, sociale media, p2p-economie, het ecologische besef, de religies-revival).

Vernieuwing
In de Belgische kunst, zoals Fin-de-Siècle dit etaleert, begint dat offensief met het breken van een lans voor het realisme (met Charles De Groux en Alfrred Stevens, die de Franse Gustave Courbet volgen). De stromingen toetsen de interesses verder af: van sociaalrealisme, impressionisme, de Cercle Les XX, neo-impressionisme, post-impressionisme, Belgisch impressionisme tot symbolisme. Het museum volgt dit pad galant. Met tussendoor speciale focussen op Constantin Meunier, James Ensor, Fernand Khnopff, Leon Spilliaert en George Minne: Belgen die kunnen verrassen met hun miskende meesterwerken. Want dat achterliggend idee voedt het museumconcept. De bezoeker moet stilstaan bij het ‘miskende’ dat een indruk op hem of haar nalaat. Of waarin hij een spiegel herkent: ‘ja, ik zoek ook naar vernieuwing’. Dat kunstverhaal van eind negentiende eeuw tot 1914 stopt bij Pierre Bonnard en Rik Wauters.

Hoe komt die opstelling op ons af? Hoe ervaar je een bezoek? Kan de kunst van Fin-de-Siècle an sich aanspreken? Vragen te over die hoofdconservator Michel Draguet voor ons beantwoordde. “Het museumconcept reikt verschillende leesniveaus aan. Niveau één is het kunstwerk gepresenteerd tegen de witte muur. Je staat tegenover een werk. Niets heeft die directe en intense confrontatie totnogtoe kunnen vervangen. Ik zag ooit een Japanner op zijn iPad continu een werk van Van Gogh bekijken, terwijl het vlak voor zijn neus hing. Ik begrijp het ook niet, het is als skypen met iemand die achter je rug zit.”

Draguet: “Het tweede ontdekkingsniveau in het museum is de tijdsgeest die we oproepen. Het maakt het verhaal rond: van architectuur naar sculptuur, van sculptuur naar literatuur, van literatuur naar schilderij, van schilderij naar muziek, van muziek naar operadecor en film. Daar voegen we een tussenniveau aan toe, in kleine tijdelijke tentoonstellingen (nu India in beeld. De pioniersfotografen (1850-1910), red.). Het zorgt voor een levendige illustratie van de tijdsgeest die de museale collectie wil oproepen.

Verder verwerken we – voor een derde leesniveau – technologie in het concept. We projecteren pioniersfilms op de wand van de lichtput en in de zaal. Documentaires als: het fin-de-sièclestrand van Oostende, het bezoek van koning Albert I aan Gent, een tram die door Brussel rijdt. En er zijn ook touchscreens met 3D-reconstructies van Brusselse art-nouveauhuizen. Verdwenen gebouwen als het Atelierhuis van Khnopff en het Aubecq- en Volkshuis van Horta. Of bestaande panden, als Old England, het Huis Ciamberlani en Bloemenwerf (Van de Velde), waar je virtueel door kan lopen. Het zijn creaties voor een archief van virtuele monumenten, dat we opstarten. Verder stapt de bezoeker door ‘klankdouches’ met muziek van toen. En ontwikkelen we – voor een vierde niveau – technologie die los staat van de museografie: met een Museum Path en een App voor smartphone om zelf een bezoek te construeren. Bijvoorbeeld enkel over alles wat verwijst naar opera. Die personal visit kan dan een leven gaan leiden via sociale media.”

Collectie Gillion Crowet
Extra input in Fin-de-Siècle zijn de toegevoegde kunstwerken van nieuwe partners: het origineel Les mauvais médecins van Ensor, dat in een ULB-vergaderzaal hing. Uitleenstukken van Belfius (verzameling Gemeentekrediet). Documentaires van Cinematek. Maquettes van Brusselse operacreaties van de Munt. En natuurlijk de collectie Gillion Crowet, een gelukkige ‘gift’. Draguet legt uit. ”Al is het de grootste en rijkste art-nouveaucollectie ter wereld, Gillion Crowet valt niet erg te lijmen met typisch Belgische art nouveau: uitgepuurde Van de Velde-creaties zitten er bijvoorbeeld niet bij. Anne-Marie Crowet en Roland Gillion boden hun art-nouveau-objecten aan als ‘inbetalinggeving’ (dation is de Franse term, red.) voor de successierechten op de erfenis van (schoon)vader Robert Gillion (een Brusselse immobiliënmagnaat, red.). De schenking biedt met zijn buitenissige creaties van Mucha, Majorelle en glaspasta van Gallé en Daum (vooral L’Ecole de Nancy) een feestelijke meerwaarde. Al blijft ze louter decoratief tegenover het meer conceptuele, museale verhaal. Ik had de collectie in 1994 al gezien in het appartement van de Gillion-Crowets. Kort nadien was ze weg naar het buitenland, met de bedoeling ze naar een museum te verhuizen. Toen ik werd gevraagd om er een boek over te schrijven, stelde ik voor dat die opdracht een museum toekwam. En bij de successiekwestie adviseerde ik dat de collectie een troef voor het Brussels Gewest zou zijn. Zo geraakte ze bij de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten.”

Noblesse oblige vragen we nog naar Draguets topfavorieten in het kersverse museum. “Noteer dat ik niet objectief ben. 1. Portret van Mejuffrouw Van der Hecht van Khnoppf. 2. La dame sombre van Ensor. 3. Les Hippocampes, een vaas van Gallé (uit de collectie Gillion Crowet).”


Musée Fin-de-Siècle Museum, Regentschapsstraat 3, Brussel. Open vanaf 6 december van dinsdag tot zondag van 10 tot 17 uur (kassa tot 16u30). Gesloten op feestdagen en op 24 en 31 december na 14 uur. Toegang: 8, 6 en 2 euro. Info: 02-508.32.11.

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel-Stad , Expo

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni