Tien jaar na zijn overlijden krijgt Hugo Claus van curator Marc Didden en Bozar een tentoonstelling cadeau over zijn leven en werk als schrijver, schilder, theatermaker en filmregisseur. “Je kunt niet om zijn dood heen, maar ik wil vooral de vitale Claus tonen.”
| Marc Didden eert, viert en pleziert Hugo Claus
Marc Didden werkte zowel in het theater (De vossenjacht) als in de film (Het sacrament) samen met Hugo Claus, en schreef over de geniale, spelende reus het boek Hugo Claus. Een hommage. Toch was Didden enigszins verrast toen hij, precies een jaar geleden, gevraagd werd om een kleine maar fijne Claus-tentoonstelling te cureren. In Bozar dan nog, voorheen het Paleis voor Schone Kunsten, waar Claus zelf zestig jaar geleden voor het eerst tentoonstelde, deelnam aan het legendarische Poëzie in het Paleis en in mei 1968 een protestavond tegen censuur leidde.
“Ik had maar twee voorwaarden,” vertelt Didden als we hem treffen in het Bozar-café Victor, met een voorlopige print van de tentoonstellingscatalogus in de hand. “Eén: geen gedoe. Het moest met volledige toestemming van de familie. En twee: ik wilde volledig vrij zijn. In die zin dat het niet om de definitieve, wetenschappelijk volledig onderbouwde tentoonstelling over Hugo Claus zou hoeven te gaan. Daar heb je trouwens twaalf grote zalen voor nodig, terwijl we nu in de voormalige BN-zalen exposeren, met de B en de N van Blanc et Noir: het mooie circuit rond de benedenhal dat Victor Horta destijds uitstippelde voor zwart-witfotografie, en waar Claus in 1959 al voor een eerste keer exposeerde.
Dat compacte circuit noopte tot een oefening in beperking, maar dat wil niet zeggen dat er niet veel te zien zal zijn – in totaal een tweehonderdtal stukken. Maar het is wel een glasheldere tentoonstelling: zonder dubbele bodems, filosofische angels, academische uitspraken of controverses.”
Opvallend: je maakte geen tentoonstelling over Hugo Claus, maar vóór Hugo Claus.
Marc Didden: Dat klinkt als een door een reclamebureau bedachte slogan, maar dat is het niet. Het bezorgde mij de juiste invalshoek en liet me toe associatief te werken. Ik beschouw deze tentoonstelling als een cadeau aan de nalatenschap van Claus. De titel kwam ook heel snel, en levert Bozar alvast geen vertaalproblemen op. ‘Con amore’ is een muziekterm die eigenlijk iedereen begrijpt.
Het wil zeggen dat de tentoonstelling met liefde gemaakt is, net zoals Claus zelf zijn werk met veel liefde aan de gemeenschap gaf. Ik heb hem tijdens de filmopnames van Het sacrament eens gevraagd hoe hij het toch volhield om altijd zo aardig te blijven tegen al die mensen die handtekeningen kwamen vragen of foto’s van hem nemen.
Toen zei hij: “Marc, ik zal je eens wat leren: je kan in je leven beter aardig zijn en het niet menen, dan onaardig zijn en het wel menen. Dat bespaart je een hoop gedoe.”
Is er dan sprake van enige behaagzucht aan het adres van de meester?
Didden: Ik hoop dat Claus zelf de tentoonstelling mooi gevonden zou hebben, ja. Ik zal jou maar als psychiater gebruiken en zeggen dat ik eigenlijk zelf wel in het leven zou willen staan zoals hij dat kon. Genoeg verdienen om je niet te hoeven af te vragen waarmee je je volgende whisky zal betalen, maar tegelijk niet bezig hoeven te zijn met het bouwen van je huis, werken in de tuin en zorgen dat je garage niet lekt. De ene dag in Rome zijn en de volgende in Parijs.
Met veel mensen omgaan zonder dat het daarom bloedbroeders moeten zijn. Gewoon door het leven struinen en je geregeld iets flamboyants permitteren. Als ik als kind foto’s van Claus zag in tijdschriften, kwam hij me niet voor als de andere schrijvers uit die tijd, die allemaal een ringbaard hadden, pijp rookten en studiemeester waren in bijberoep. Ik dacht: die slaapt lang uit en dan nog het liefst met mooie vrouwen, die spreekt vlot Italiaans en vertaalt Shakespeare, ook al is hij een autodidact.
Een belangrijke sleutel voor de tentoonstelling leek me dus Claus’ privéarchief. Er moesten zeker dingen te zien zijn die, behalve hier en daar een Claus-specialist, eigenlijk nog weinigen gezien hebben. Daarom ben ik om te beginnen naar zijn weduwe Veerle Claus gestapt, die ik ook een beetje ken en die de zaak meteen vertrouwde. Zij kon me wegwijs maken in het archief en wist wie welke werken van Claus in zijn bezit heeft. Ik wilde ook de kleine dingen weten, zoals wat hij graag at, of wie van al die vrienden hij dan eigenlijk echt graag zag. Want als ze aan mij vragen ‘was je een vriend van Hugo Claus?’ dan antwoord ik ‘een beetje’, want hij had op z'n minst zevenhonderd vrienden.
De drukkerszoon uit Kortrijk zat al heel gauw in Parijs theater te maken. Wat niet wegnam dat hij zich nergens meer Vlaming voelde dan tussen al die Parijse blablabla
Was het moeilijk om als kersvers curator keuzes te maken?
Didden: Volledigheid streven we sowieso niet na. Dat is toch eerder iets voor gekken. Als je 190 platen van Miles Davis hebt en de serienummers ervan kent, bewijst dat niet per se dat je van Miles Davis houdt. Ik ben associatief te werk gegaan. Een curator draagt zorg voor een aantal werken, die ergens veilig samen komen te hangen en zo een nieuw verhaal vertellen.
In dit geval met een intro, een outro en zeven hoofdstukken met thema’s als ‘Zeezucht’ over zijn band met Oostende, ‘Un Flamand à Paris’, ‘Dag, jij’ over liefde en erotiek, ‘Het ras van de glimlach’ over zijn werk in film en theater, of ‘Schola Nostra’ over Claus-mythes en -mystificaties.
Door de beperkte ruimte zijn de getoonde stukken per definitie pars pro toto. Als ik het over de toneelstukken heb, dan gaat het niet over alle toneelstukken, maar over Vrijdag, omdat het volgens mij zijn beste stuk is en ook werd verfilmd, en Masscheroen, omdat dat de rebel in Claus toont en we dit jaar ook mei ’68 herdenken.
Je kan ook geen Claus-expo maken zonder de Cobra-beweging aan te raken, maar het mag ook weer geen Cobra-tentoonstelling worden. Dus kozen we drie, vier goede werken, een aantal documenten, zijn boek over Karel Appel en het artwork dat hij daarvoor heeft gemaakt.
Alles begint in Oostende.
Didden: Claus is daar begonnen met schrijven, dus ben ik daar ook naartoe gegaan om mijn plan voor de tentoonstelling uit te tekenen. Ook al ben ik zelf niet zo’n Oostende-type als veel andere Brusselaars. Die zee waar je altijd naar kan kijken, stoort mij juist, omdat Oostende op die manier eigenlijk maar een halve stad is. Je valt er de hele tijd in het water als je een straat uitwandelt. Al kan ik me wel inbeelden dat je verliefd kon worden op de grandeur van de stad toen die nog niet zo verminkt was.
Dat was duidelijk het geval met Claus, die er een uitwijkmogelijkheid zag na zijn ontsnapping uit Kortrijk, zijn omzwervingen in Noord-Frankrijk, een eerste bezoek aan Parijs en een eerste verblijf in Gent. In Oostende is hij op zijn negentiende al tot wasdom gekomen. De drukkerszoon uit Kortrijk zat al heel gauw in Parijs toneel te maken met Jean-Louis Trintignant, of op de boot naar Amerika met Italo Calvino en Günter Grass aan zijn zijde. Wat niet wegnam dat hij zich nergens meer Vlaming voelde dan in de Parijse salons tussen al die blabla.
Ik zou wel willen zijn zoals Hugo Claus: door het leven struinen en jezelf geregeld iets flamboyants permitteren.
Behalve zijn grafische werken en zijn teksten zijn er ook audio, veel foto’s en video.
Didden: Het openingsbeeld van de tentoonstelling is dat van Claus die in gezelschap petanque speelt in Zuid-Frankrijk. Ik vind het belangrijk dat een tentoonstelling over een overleden schrijver met een vitaal beeld begint. Je kan niet om zijn dood heen, en we hebben het daar ook over aan het einde, maar als je uit de laatste zaal komt en je draait je om, dan zie je toch dat beeld van de spelende Claus. Ik heb hem een aantal keer meegemaakt op filmsets en theaterplateaus, waar hij heel levendig was en heel fysiek met mensen omging.
Hij wilde lang zelf acteur worden en deed wat in alle handboeken voor regisseurs verboden wordt, namelijk scènes voorspelen. Ik heb ook veel verhalen gehoord die getuigen dat hij een sociaal beest was dat heel graag een groep op sleeptouw nam. Als het regende in Zuid-Frankrijk, dan gingen ze naar het museum in Marseille en ontpopte hij zich tot een gids die tot verbazing van velen wist achter welk hoekje welke Delacroix hing. We tonen daarom ook werken van kunstenaars die hij noemde in interviews, zoals Images d’Ostende van Henri Storck, of werk van kunstvrienden als Roger Raveel en Jan Vanriet.
Ik las in de catalogus dat je ook wat eigentijdse kunstwerken hebt toegevoegd.
Didden: Een paar zelfs van jonge, nog vrij onbekende makers die ik als ouder wordende kunstenaar wil steunen. Ik heb ook gevestigde namen zoals Michaël Borremans, Thierry De Cordier, Luc Tuymans en Johan Muyle gevraagd of ze werk wilden uitlenen. Ik deed dat overigens niet om ook een Tuymans te hebben – zijn schilderij Vlaams dorp heeft op de kaft gestaan van een latere editie van Het verdriet van België, en zegt iets over het dorpse Vlaanderen.
De video Weight van Borremans heeft rechtstreeks te maken met de ‘Vliegt den blauwvoet’-strijdkreet waarmee de jonge Claus even geflirt heeft in zijn fascinatie voor uniformen. En Johan Muyle heeft met B. au bord des lèvres een huilende koning Boudewijn gemaakt van een oude koekendoos. Daarover zei ik destijds meteen tegen mijn vrouw: het verdriet van België.
De tentoonstelling wordt vanzelf ook een zelfportret van het Paleis voor Schone Kunsten.
Didden: De plaats waar we dat allemaal doen, is natuurlijk ook belangrijk. Om te beginnen omdat dit gebouw zich ook tot de Franstaligen richt en Claus ook in Franstalig België iets betekent.
Ten tweede omdat Brussel de hoofdstad van Europa is en er iedere dag ook mensen uit het buitenland kunnen binnenlopen. De ideale toeschouwer is iedereen die de komende maanden Bozar bezoekt, en die na Fernand Léger of de Spaanse meesters uit curiositeit ook eens deze zalen besluit in te lopen, en achteraf misschien eens een boek van die Claus ter hand neemt.
Ten derde heeft Claus ook een geschiedenis in het Paleis voor Schone Kunsten: als jonge kunstenaar, als gevestigde kunstenaar, en als bezoeker. Die link met het gebouw zal zeker zichtbaar zijn in het hoofdstuk ‘Een rebel zonder kousen’, waarin onder meer de Anti Censuur Protest Read-In van mei ’68 aan bod komt, na die controversiële opvoering van Masscheroen. Claus klom niet snel op de barricades. Ook niet in mei ’68, dat we nu herdenken.
Hij zat toen zelfs champagne te drinken in Brasserie Lipp terwijl hij vond dat er buiten toch wat te veel lawaai werd gemaakt door die gasten die met stenen aan het gooien waren. Maar als het nodig was, koos hij wel de kant van de onderdrukten en vond hij het de plicht van de kunstenaar zich regelmatig denigrerend uit te laten over machthebbers.
Voorts had Claus ook een band met café Het Goudblommeke in Papier, waar hij het feest voor zijn huwelijk met Elly Overzier vierde.
Didden: Toen ik nog op het Sint-Jan Berchmanscollege zat, liep ik weleens langs dat café, en wist ik dat daar een cercle artistique zat met Geert van Bruaene als goeroe. Nog voor ik wist dat Claus er zijn trouwfeest had gehouden, was ik er ook wel eens binnengestapt en kwam ik voor de muur te staan met de spreuk ‘Waar het gras groeit, sterft de koe’.
Naar aanleiding daarvan heb ik op school nog een spreekbeurt gegeven over de Brusselse folklore, die dicht bij absurdisme en surrealisme zat. Ook de plaat met die spreuk hebben we naar het museum gebracht. Het is de eerste keer dat ze het café verlaat en het is wel een tof idee dat ze die reis van een paar honderd meter maakt, terwijl er ook een Asger Jørn uit Denemarken wordt overgevlogen.
We zijn nog niet klaar met Claus
Marc Didden geeft het al aan in het interview hiernaast: volledigheid is iets voor gekken, en het is dan ook niet wat hij beoogt met zijn Hugo Claustentoonstelling in Bozar. Toch wil de curator zijn voorbeeld en vriend ook buiten het museum weer tot leven wekken.
Dat gebeurt onder meer met de literaire avond Voor Claus, met liefde (19/3, 20.00, Bozar) waarop zowel Nederlandstalige als Franstalige auteurs dieper ingaan op Claus’ impact op hun werk. Tekenen onder meer present: vaste waarde Paul Bogaert en jonge revelatie Dominique De Groen.
In Cinematek kan je dan weer terecht voor het filmprogramma ‘Kleine reeks’ (1/3 > 10/4, Cinematek), genoemd naar Claus’ eerste dichtbundel. Dat toont drie films die hij zelf maakte (zoals Het sacrament en De verlossing), drie die hij geschreven heeft, drie waarvan hij hield, en drie films die je 'clausiaans' kan noemen.
In de KVS herneemt Raven Ruëll zijn bewerking uit 2003 van het Claus-stuk Het leven en de werken van Leopold II (6 > 8/3, KVS), samen met de acteurs die ook de eerste keer op de planken stonden, zoals François Beukelaers, Katrien De Ruysscher en Koen De Graeve.
De KVS ontvangt ook Franstalige theatermakers die Claus in de schijnwerpers zetten: de Zwitserse Brusselaar Christophe Sermet bewerkte de novelle Het laatste bed tot het stuk Dernier lit (19 > 30/3, KVS), “een bijtend en pathetisch zedeloos sprookje in clair-obscur.”
Lees meer over: Brussel , Expo , Hugo Claus , Marc Didden
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.