Brussel in het leven van Hugo Claus: 'Ik hield van de stad, spijtig van die verwoesting'

Maarten Goethals
© BRUZZ
05/04/2024

| In 1966 was Hugo Claus een van de hoofdacts van Poëzie in het Paleis, een literaire massahappening in het Paleis voor Schone Kunsten. Op de foto ment hij het volk tijdens de Nacht van de Poëzie in 1980, een soortgelijk initiatief.

“Hugo Claus maakte intens gebruik van de Brusselse culturele infrastructuur, de stad zelf zei hem niet zoveel.” In De levens van Claus, een nieuwe biografie over de schrijver, toont auteur Mark Schaevers hoe Brussel op bepaalde momenten in het leven van Claus een cruciale rol speelde.

"Ik vind Brussel een afschuwelijke stad. Een afschuwelijke stad met hybridische mensen.” Hugo Claus, nooit verlegen om een provocatie, geeft in 1968 tijdens een interview zijn eerlijke mening over de hoofdstad. En die valt niet bijster positief uit. Vooral de Brusselaars moeten het ongelden. “Ze hebben bijvoorbeeld een manier van zonder ophouden woordspelingen te maken die me ergert.”

Ongeveer twintig jaar later lijkt Claus dan weer net het tegenovergestelde te beweren. In een gesprek met Le Vif in 1985 zegt hij zonder verpinken: “Ik hield van Brussel en het spijt me dat men het verwoest heeft. Ik ga er niet meer naartoe.” De verwoesting refereert aan de grote afbraakwerken. En “men”, dat zijn de politici en betonkoningen die elkaar vinden in schimmige, lucratieve deals.

Maar hoe moeten we de houding van Claus jegens Brussel dan juist opvatten? Als oprecht en gewijzigd doorheen de tijd, of eerder afhankelijk van het moment en van hoe de wind stond?

Mark Schaevers ziet in die wispelturigheid eerder het zoveelste bewijs van “die dubbelzinnige verhouding die zo kenmerkend was voor Claus.” Schaevers, oud-journalist van Humo, schreef met De levens van Claus een vuistdikke biografie van de schrijver, dichter, schilder, beeldend kunstenaar, film- en toneelmaker, die in 2008 overleed, na een leven in het culturele centrum van Vlaanderen en Nederland – met uitstapjes naar Parijs, Amsterdam en Rome. Schaevers werkte tien jaar aan het boek – hij kreeg toegang tot de dagboeken en persoonlijke correspondentie –, en maakte eerder ook al een toneelstuk over Claus, waarin Josse De Pauw de auteur speelde.

“Claus bekeek Brussel vooral geamuseerd als het toneel waarop de Belgische politiek zich afspeelde"

Mark Schaevers

“Maar of Claus ooit in Brussel wilde wonen? Dat weet ik niet. Ik vond alvast geen bewijs in die richting. Claus is in Brugge geboren en in Kortrijk opgegroeid, West- en Oost-Vlaanderen bleven zijn umwelt. Maar de hoofdstad speelde wel een cruciale rol in zijn leven.” Schaevers selecteert voor BRUZZ vijf levensbepalende momenten/plaatsen/invloeden.

1884 Claus Goudblommeke van papier

| Het Goudblommeke van papier.

Het Goudblommeke in Papier

Misschien wel de bekendste link tussen Claus en Brussel bij het grote publiek is Het Goudblommeke in Papier. In het oerbekende rariteitencafé in de Cellebroersstraat vierde de schrijver in 1955 zijn huwelijk met zijn eerste vrouw, Elly Overzier. Dat gebeurde in aanwezigheid van familie en een aantal vrienden, zoals de Nederlandse dichter Simon Vinkenoog, schrijfcollega’s Jan Walravens, Louis Paul Boon en schilder Roger Raveel – Karel Appel stuurde een telegram.

Volgens aanwezigen was de sfeer opperbest, en bijwijlen licht scabreus. Zo liep de cafébaas op een gegeven moment rond met een kelk, met daarin een gouden fallus verwerkt. Ook werd er “spectaculair gedanst,” vertelt Schaevers, en de wonderschone Elly vulde regelmatig de wijnglazen. “Om de tien minuten.” Op het huwelijksmenu stonden onder andere huisgemaakte geperste kop en verse hardgekookte eieren. Een accordeonist speelde de hele avond deuntjes.

Wie daar achteraf ook een kater aan overhield, vertelt Schaevers, was Geert van Bruaene, de legendarische eigenaar van het café. Hij moest vele klaagbrieven naar Claus sturen om de schrijver aan te manen zijn rekening te betalen. “Was het feest niet perfekt? Circa honderd frank per invité! Denk je misschien, m’n beste Hugo, dat ik schatrijk ben?”

Op de website van Het Goudblommeke in Papier staat een filmpje van een re-enactment van het huwelijk, opgevoerd in het kader van Erfgoeddag in 2016.

1884 Claus Rolin-kazerne in Etterbeek

| De Rolin-kazerne in Etterbeek.

Rolin-kazerne in Etterbeek

In 1949 moet Claus, dan twintig jaar oud, zijn militaire dienstplicht vervullen. Eerst in Luik, daarna in Brussel, toegevoegd aan het Administratief Bataljon van het ministerie van Defensie, waar hij volgens een bevoorrechte getuige genoot van “een vrij liberaal regime.”

Claus sliep in die periode in de Rolin-kazerne in Etterbeek, en werkte als redacteur voor het weekblad Soldatenpost. De redactie bevond zich aan het Dailly- plein. Wat hij daar deed? Naar eigen zeggen “voornamelijk knippen en plakken” – maar ook humoristische bijdragen schrijven.

Zijn kamergenoot omschreef Claus als “bescheiden, hij viel niet op.” In de ochtend marcheerden de twee jonge kerels “langs de grote lanen naar Schaarbeek, of we namen de tram.”

De grote betekenis van die tijd ligt niet in het opdoen van militaire kennis of het verdedigen van het vaderland – Claus was overigens geen volbloed pacifist, met zijn jongensachtige fascinatie voor uniformen. Maar wel in het bijspijkeren van zijn kennis over de filmcultuur. Zo vaak als hij maar kon, trok hij naar de cinemazaal. Brussel kende toen een bruisend bioscoopleven – net als een interessante jazzscene.

In zijn eigen herinneringen: “Je had een bioscoop die heette de Ciné Américain en daar zag je een slag films wat ik mis en die je nooit meer ziet, dat was de burlesque-film. Het waren zeer opwindende films. Die films veranderden op donderdag en dan kon je daar de Belgische elite zien zitten, waaronder Louis Paul Boon en Jan Walravens.

1884 Claus Galerie Taptoe

Galerie Taptoe

“Claus maakte goed gebruik van de Brusselse culturele infrastructuur,” zegt Schaevers. “In dat opzicht durf ik te spreken van een intense verhouding met de hoofdstad.”

Het beste voorbeeld daarvan vormt Galerie Taptoe: “een outpost of progress destijds in het oerwoud Brussel.” De biograaf bedoelt daarmee dat Brussel in die tijd – de jaren 1950 – bekendstond als “een grotendeels ingeslapen stad, met een vrij provinciale sfeer.” Het Brussel van vóór de komst van Europa. Maar Galerie Taptoe, gelegen aan het Oud Korenhuis, vormde daar een uitzondering op. Wat eens een vervallen pand was, groeide uit tot een bar, waar de cognac rijkelijk vloeide, een tentoonstellingsruimte en een vergaderplek waar schilders, beeldhouwers en andere kunstenaars regelmatig samenkwamen. Schaevers: “Het had iets van een wederopstanding van Cobra” – de stroming die het kinderlijke en het intuïtieve boven iedere vorm en inhoud liet primeren.

Namen van toen – Pierre Alechinsky, Asger Jorn, Roel D’Haese en Maurice Wyckaert – staan vandaag internationaal op de kaart als gegeerde kunstenaars.

Galerie Taptoe was voor Claus vooral belangrijk, omdat hij er in 1956 zijn eerste solo-expositie als schilder organiseerde. Wat een bezoeker allemaal kon ontdekken op zijn werken? “Grappenmakers, gruwels, hele oude bedroefde mannetjes, melancholieke blauwe ruiters, beduusde kinderen, brutale meiden, hard- en zachtpraters, lachende dwazeriken of benauwde heiligen, opstandelijke of liefelijke vleiers …”

Taptoe was om nog een tweede, zijdelingse reden belangrijk in zijn leven: via Maurice Wyckaert vond Hugo Claus later een boerenhof in Nukerke, Oost-Vlaanderen.

20240403 1884 Claus

| In 1966 was Hugo Claus een van de hoofdacts van Poëzie in het Paleis, een literaire massahappening in het Paleis voor Schone Kunsten. Op de foto ment hij het volk tijdens de Nacht van de Poëzie in 1980, een soortgelijk initiatief.

Paleis voor Schone Kunsten

Vooral in de eerste helft van zijn leven speelde, naast de KVS, het Paleis voor Schone Kunsten – tegenwoordig: Bozar – een bepalende rol. Bijvoorbeeld omdat in oktober 1953 zijn eenakter De getuigen er in een klein zaaltje in première ging – Claus was toen ook zelf regisseur. Later mocht hij ook een solotentoonstelling houden met zijn schilderwerk, terwijl hij nochtans zei: “Eigenlijk voel ik mij geen schilder.”

Het Paleis voor Schone Kunsten vormde ook het decor voor het legendarische Poëzie in het Paleis, een soort literaire massahappening in 1966 met de grootste namen van die tijd, en met Claus als een van de hoofdacts. En in 1968 werd er een protestavond georganiseerd naar aanleiding van zijn op til staande veroordeling voor Masscheroen, een toneelstuk dat eindigde met drie naakte mannen, die samen de Heilige Drievuldigheid moesten verzinnebeelden. Destijds, in het katholieke Vlaanderen, was dat ongehoord en schandelijk. Het leverde Claus een veroordeling op tot een effectieve celstraf van vier maanden, die na beroep werd omgezet naar een voorwaardelijke. Hij moest wel nog een boete betalen van 10.000 Belgische frank (250 euro).

Ook Marc Didden, die ooit meespeelde in een toneelstuk en een film van Claus, cureerde in 2018 niet toevallig in Bozar de tentoonstelling en hommage Con amore. “Dit gebouw richt zich ook tot de Franstaligen, en Claus betekent ook iets in Franstalig België,” liet Didden optekenen in BRUZZ.

20240403 1884 Claus Koekelberg

| De Basiliek van Koekelberg.

Pastorie van Koekelberg

Brussel inspireerde Claus ook op een andere manier: als dankbaar literair materiaal. Als input voor zijn verhalen. Het mooiste voorbeeld daarvan is Omtrent Deedee, een roman over een familiefeest dat eindigt in “een mengeling van seksualiteit en geweld,” zo leest het achterplat. Een van de hoofdpersonages heet Natalie. Zij woont in bij een pastoor en wil meer dan louter een platonische verhouding met de geestelijke. Maar die geilt op zijn beurt dan weer op haar neefje.

Wat blijkt? Claus moest die plot niet ver gaan zoeken, vertelt Schaevers. “Hij gebruikte een voorval in de directe familiekring, van de kant van de Vanderlindens (zijn moeders kant, red.). Het deed zich voor in de pastorie van Koekelberg. Alleen heeft Claus dat vakkundig verborgen, en van Brussel een dorp in West-Vlaanderen gemaakt.”

Maar misschien dé referentie naar Brussel in het oeuvre van Claus ligt in zijn magnum opus: Het verdriet van België. Daarin houdt een zekere madame Laura een bordeel open in de Louizalaan, en tijdens de Tweede Wereldoorlog vindt hoofdpersonage Louis Seynaeve er boeken die de bezetter catalogiseerde als verboden, als aberrant. Later in de roman komt Louis voor een tweede keer in de hoofdstad aan: hij “stapte uit in het Brusselse Zuidstation, in de doordringende geur van chocolade. In de eerste taxi van de rij, het kleinste wagentje, las de chauffeur in Le Soir maar toen hij boerke-van-den-buiten-Louis zag sprak hij Brussels Vlaams en deed hem voorin zitten."

Het hoofdpersonage Louis groeide, net als Claus zelf, op in een Vlaamsgezinde familie, die in de Duitse bezetter mogelijkerwijs de bevrijding van Vlaanderen en zijn cultuur zag. Kan dat een verklaring bieden voor het feit dat de schrijver nooit een diepe affectie voor het tweetalige Brussel koesterde? Schaevers denkt van niet. “Claus bleef de collaboratie wel door een flamingantische bril bekijken, maar van het Vlaams-

nationalisme nam hij al vroeg afscheid. Hij bekeek Brussel vooral geamuseerd als het toneel waarop de Belgische politiek zich afspeelde. Over de communautaire problemen liet hij zich zelden uit.

Al is er wel die geestige passage in Het verdriet van België, waarin een personage opmerkt: “Brussel is altijd een Vlaamse stad geweest!” en van een practicus het antwoord krijgt: “Dat gaat ge daar in ’t Frans moeten uitleggen!”

De levens van Claus verscheen bij De Bezige Bij. Op 17/4 spreekt Mark Schaevers over zijn biografie in Passa Porta, passaporta.be

Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.

Lees meer over: Brussel , Literatuur , Cultuurnieuws , Mark Schaevers , Hugo Claus , De levens van Claus

Iets gezien in de stad? Meld het aan onze redactie

Site by wieni