Auditeur Raad van State adviseert vernietiging vacature voorzitter Brussels arbeidshof

De vacature voor de eerste voorzitter van het Brusselse arbeidshof moet vernietigd, of op zijn minst geschorst worden. Dat adviseert de auditeur bij de Raad van State. Reden voor dat advies is dat de vacature uitgeschreven was voor magistraten die hun rechtendiploma in het Frans hadden behaald, terwijl de huidige voorzitster van het arbeidshof Franstalig is en dus zou moeten opgevolgd worden door een Nederlandstalige magistraat. Rond de vacature voor de post van eerste voorzitter van het Brusselse hof van beroep loopt een gelijkaardige procedure, maar daarin is nog geen advies uitgebracht.

De vacature voor het mandaat van voorzitter van het Brusselse arbeidshof verscheen in het Belgisch Staatsblad van 21 september 2018, en stelde onder meer dat het mandaat moest toegekend worden "aan een kandidaat die door zijn diploma bewijst de examens van doctor, licentiaat of master in de rechten in het Frans te hebben afgelegd".

De vzw Nederlandstalige Vereniging van Magistraten (NVM) en een Nederlandstalige magistraat stapten daarop naar de Raad van State om die vacature te betwisten. Volgens hen moet de volgende eerste voorzitter van het Brusselse arbeidshof een Nederlandstalig magistraat zijn, aangezien de huidige voorzitster Franstalig was en de taalwetten voorzien dat de opeenvolgende eerste voorzitters van het arbeidshof te Brussel moeten behoren tot een verschillend taalstelsel.

Ambtstermijn niet afgewerkt

De federale regering bracht daar tegen in dat de huidige, Franstalige, voorzitster eigenlijk haar ambtstermijn niet volledig afwerkt, aangezien zij gedurende slechts één termijn van 5 jaar voorzitster is geweest en geen verlenging heeft gevraagd, zoals nochtans gebruikelijk is.

Volgens de adviseur bij de Raad van State gaat dat argument niet op.

"Een vroegtijdig einde maken aan een mandaat betekent dat de betrokkene om welke reden dan ook oordeelt dat gedurende de mandaatperiode het mandaat wordt stopgezet", klinkt het. "Aangezien er in casu sprake is van een mandaatperiode van vijf jaar, en de betrokkene die mandaatperiode ook effectief uitdoet, is er van een voorlopige stopzetting van het mandaat geen sprake."