Het feit dat de dader van de aanslag van maandagavond in Brussel de voorbije jaren meermaals het voorwerp is geweest van meldingen en vergaderingen bij de veiligheidsdiensten, bewijst dat de informatie heeft gecirculeerd en dat er naar gehandeld is. Dat zei minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) woensdagavond in de Kamer.
Van Quickenborne: 'Info heeft gecirculeerd en er is gehandeld'
De 45-jarige Tunesiër Abdesalem Lassoued schoot maandagavond in Brussel twee Zweedse voetbalsupporters dood. De man verbleef illegaal in ons land, maar gaf geen gevolg aan het bevel om het grondgebied te verlaten en leefde op die manier "onder de waterlijn", gaf premier Alexander De Croo eerder al aan. De vraag blijft hoe dat kon gebeuren.
'Stond op de radar'
Woensdagmiddag werd in de Kamer al duidelijk dat de man in juni 2022 het voorwerp was van een vergadering van de Local Task Force in Brussel, een orgaan waar onder meer de Staatsveiligheid, de politie en het parket informatie uitwisselen en geradicaliseerden opvolgen. Daarnaast waren er de afgelopen jaren meldingen over een celstraf in Tunesië, niet voor terrorisme maar voor slagen en verwondingen, en van online bedreigingen ten aanzien van een bewoner van een asielcentrum in Arendonk. Dat laatste had volgens Van Quickenborne te maken met drugstrafiek.
En in 2016 al kreeg ons land via een buitenlandse veiligheidsdienst, in casu in Italië, informatie over het geradicaliseerde profiel van Lassoued. In die periode werden de veiligheidsdiensten overspoeld met dergelijke informatie, aldus Van Quickenborne, maar daarnaast ging het om informatie uit één onbevestigde bron en was er geen informatie die erop wees dat de man zich op het Belgische grondgebied bevond.
Er was wel sprake van contact met Belgische telefoonnummers, maar wie daarachter zat kon niet worden achterhaald omdat het om anonieme prepaid-kaarten ging. De Tunesiër stond dus op de radar van de veiligheidsdiensten, concludeerden meerdere parlementsleden. Alleen belandde hij niet op de terreurlijst van het OCAD en stond hij dus niet bekend voor extremisme of terrorisme.
Premier Alexander De Croo benadrukte dat de man inderdaad in aanraking kwam met de politie en dat er vragen waren over zijn gedrag. "Maar stond hij op de radar als gevaar voor de samenleving? Neen. De puzzelstukken zijn meermaals samengelegd." Dat beaamde minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). "Hij stond op de radar. Maar dat betekent nog niet dat iemand automatisch een gewelddadige extremist is."
De liberale vicepremier benadrukte dat niet aan de voorwaarden was voldaan om op de terreurlijst terecht te komen. Daarvoor moet volgens de wet sprake zijn van een extremistische ideologie, maar ook van geweld of aanzetten tot geweld, aldus Van Quickenborne. Het feit dat de man niet op de OCAD-lijst stond, wil ook niet zeggen dat het systeem zou hebben gefaald, beklemtoonde de minister. "De meldingen (..) zijn niet zomaar op een hoop gelegd om er niets mee te doen. De structuren zijn gebruikt (..) Gekend staan als radicaal is onvoldoende om iemand op de lijst te zetten."
Volgens Van Quickenborne bewijst het feit dat Lassoued het voorwerp was van meerdere meldingen en vergaderingen net "dat de info heeft gecirculeerd en dat er werd gehandeld". "Alle elementen die wezen in de richting van radicalisering zijn onderzocht door onze diensten", benadrukte ook minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden (CD&V). "Er is geen enkele aanwijzing waar geen gevolg aan gegeven is."
Lees meer over: Brussel-Stad , Justitie , Aanslag 16 oktober 2023