Yves Barbieux begon als journalist te werken in de tijd dat gerechtsjournalistiek nog het terrein was van een beperkt clubje journalisten, vooral van kranten. Hij dook in zijn archieven en blikt terug op vijf Brusselse misdaadverhalen die hij nooit zal vergeten. En als uitsmijter gooit hij er nog een herinnering aan de beroemdste burgemeester van Sint-Joost bij.
| 3 november 1997: dominee Andras Pandy wordt teruggebracht naar zijn huis in de Nijverheidskaai in Molenbeek.
1 mei 1985: doden bij aanslag CCC
Op 1 mei 1985 laten de Cellules Combattantes Communistes (CCC) een bomauto ontploffen aan de hoofdzetel van het Verbond van Belgische Ondernemingen. De brandweer snelt te hulp, twee brandweermannen komen om het leven.
“De eerste keer dat je als jonge misdaadjournalist moet uitrukken, vergeet je nooit,” vertelt Barbieux.
“Op 1 mei 1985 ontplofte er een bomauto in de Brusselse Stuiverstraat aan het Centraal Station. Ze was er geplaatst door de CCC en daar kwamen twee brandweerlui bij om: sergeant Marcel Bergen en brandweerman Jacques Van Marcke.
De Stuiverstraat was herschapen in een oorlogsgebied. Als stagiair-journalist doe je uiteraard je uiterste best, maar die aanslag is mij niet alleen bijgebleven omdat er twee doden te betreuren vielen, maar ook omdat mijn chef op Het Laatste Nieuws op het einde van de dag zei: ‘Ga eens langs bij de weduwe van sergeant Bergen en vraag of we een foto kunnen lenen van haar man.’ Ik stapte met lood in de schoenen naar het huis in Schaarbeek in de buurt van de Haachtsesteenweg.”
“Ik herinner me nog goed dat een rijzige dame helemaal in het zwart gekleed de deur opendeed: de weduwe. Ik dacht dat ik de deur in mijn gezicht zou krijgen, maar dat gebeurde niet. Ze liet me vriendelijk binnen in het salon, waar ze over haar man sprak met een onvoorstelbare waardigheid.
En dan kwam mijn vraag: ‘Mevrouw hebt u een foto van uw man die wij zouden mogen gebruiken?’ Ze antwoordde positief, ging naar een kast en haalde er een poster uit van 40 bij 30 centimeter met de ploeg die de eerste mei was uitgerukt. Een foto van Bergen met zijn equipe met interventiewagen op de Grote Markt van Brussel.
Ze zei me: ‘Je mag de foto hebben, maar zorg dat hij terugkomt, het is de enige foto die ik heb van mijn man met zijn ploeg.’ Ik ben tot ’s avonds laat op de redactie gebleven om die foto eigenhandig te recupereren en terug te brengen naar de weduwe Bergen.”
“Pierre Carette, die vastzat sinds december 1985, was de laatste van de CCC’ers die is vrijgekomen. Hij heeft zeventien jaar gezeten, maar ik heb contact kunnen houden met hem via een van zijn kompanen. Van de staatsveiligheid en de politie mocht ik hem niet bezoeken.
Heel wat jaren na hun vrijlating heb ik eens een bijeenkomst van CCC’ers bijgewoond en het antikapitalisme was springlevend.
Ik had de indruk dat de Koude Oorlog nog niet voorbij was. Voor de aanslag op het hoofdkantoor van het VBO had de CCC alles wat kapitalistisch was aangevallen: de Kredietbank, American Express, de pijpleidingen van de NAVO … noem maar op.
Overal waar ze een bom konden plaatsen, hadden ze er een geplaatst, maar toen de eerste doden vielen werd de jacht opgedreven. Ze werden in 1985 gearresteerd.”
Oud-premier Paul Vanden Boeynants wordt ontvoerd in januari 1989
Op 14 januari 1989 wordt voormalig premier Paul Vanden Boeynants (PSC) ontvoerd door de bende van Patrick Haemers, ook Le Grand Blond genoemd.
“Een vriend uit de Franstalige perswereld met wie ik samenwerkte, belde me op en zei: Paul Vanden Boeynants is ontvoerd.
Ik dacht dat die maar wat bazelde, maar één telefoontje naar het parket leerde me dat zijn mededeling klopte. Aan de Franklin Rooseveltlaan 14, waar Vanden Boeynants woonde, was zijn pijp gevonden op de oprit van de garage.
Je kan je voorstellen dat de ontvoering van een gewezen eerste minister een klopjacht tot en met met zich meebracht. Vanden Boeynants werd vastgehouden in het Franse Le Touquet, maar werd in de buurt van Doornik gedropt, waar hij iemand gevonden had die hem naar Brussel wou rijden.”
“Vanden Boeynants was terecht, maar de daders moesten nog gevonden worden. Tijdens de persconferentie die VdB organiseerde, legde hij uit dat Haemers hem ontvoerd had, nadat hij in een Franstalige krant had gelezen dat Vanden Boeynants een miljardenfortuin (in Belgische franken, red.) had verzameld.
Haemers en zijn kompanen hadden het plan opgevat om een laatste grote slag te slaan en daarna naar Brazilië te vluchten. Het blijft me nog altijd duister hoe de overhandiging van het losgeld van 60 miljoen frank in Zwitserland gebeurd is. Er zijn van die zaken die je als journalist nooit te weten komt.”
“Omdat Haemers de band met het thuisfront toch niet helemaal kon of wou verbreken, werden Haemers, zijn vrouw Denise Tyack en zijn collega-gangster Axel Zeyen uiteindelijk opgepakt in Brazilië en naar België teruggevlogen op 1 april 1990. Dat gebeurde in een C-130-transportvliegtuig, waarin een kooi was gemaakt.
Wij, de journalisten, wisten dat ze naar Brussel werden gebracht, maar we kenden het draaiboek niet. We hadden een ploeg met de vijanden samengesteld (misdaadjournalisten concurreerden hevig onder elkaar voor de primeur, red. ), allen samen tegen het gerecht dat niets wou lossen. Iemand zat verscholen in een gracht in Melsbroek, we hadden iemand op Zaventem om te zien of ze niet via Brucargo kwamen, er zat volk hier in Brussel bij de kazerne van de gendarmerie in Etterbeek.
Exact op het moment dat de journalist in Melsbroek liet weten: ‘Ik zie twee C130’s landen en ik denk dat …’ , reed Haemers op de achterbank in een blauwe Ford Scorpio voor onze neus voorbij het gerechtsgebouw aan de Quatre Bras 13. Ik zei: ‘Stop maar, we hebben hem.’”
“Patrick Haemers was een monument in de wereld van het banditisme, een echte topgangster, gespecialiseerd in overvallen op geldtransporten en postkantoren. Daarbij vielen verscheidene slachtoffers. Zelfs toen ze VdB gevangen hielden, konden ze het niet laten: ze overvielen een GMIC-transport op de E40 in Groot-Bijgaarden.
"De veroordeling van Basri Bajrami werd werd aan een schandpaal op de Grote Markt van Brussel uitgehangen door burgemeester Demaret"
Omdat de lading springstof die ze gebruikten te sterk was, kwam de transporteur die achteraan zat om. En dan is er de spectaculaire zelfmoord van Haemers in 1993: met het snoer van een radio vormde hij een strop en hing zichzelf op aan de radiator van 130 centimeter hoog. De eerste tien jaar van mijn carrière zijn getekend door de bende-Haemers.”
“Op het proces tegen de bende-Haemers in 1994 werd Basri Bajrami, bijgenaamd Tosca, bij verstek tot levenslang veroordeeld. En dan is er iets gebeurd dat ik nooit eerder had meegemaakt: zijn veroordeling werd aan een schandpaal op de Grote Markt van Brussel uitgehangen (Michel Demaret was toen burgemeester, red.). Dat was schitterend, maar het was de eerste en de laatste keer.”
“De arrestatie van de bende-Haemers heeft geleid tot het einde van de doodstraf. Toen België de uitlevering van Haemers, Tyack en Zeyen vroeg, antwoordde Brazilië: we leveren alleen uit aan staten die geen doodstraf in het strafwetboek hebben. De doodstraf werd weliswaar al een halve eeuw niet meer uitgevoerd, maar ze bestond nog altijd. In allerijl werd de wet aangepast.”
“Iedere journalist jaagt op goede verhalen, maar in de wereld van de misdaad en het gerecht is de voldoening over een goed verhaal altijd ambigu, omwille van de slachtoffers. De leden van de bende-Haemers waren inderdaad ongelooflijke lefgozers over wie we straffe verhalen konden publiceren, maar diezelfde verhalen waren wel uitermate pijnlijk voor de nabestaanden van de slachtoffers.
Ik heb er altijd kunnen mee leven dat slachtoffers van gewelddaden of nabestaanden de deur voor mijn neus dichtgooiden, maar ik heb ervaren dat mensen soms makkelijker hun verhaal vertellen aan een vreemde dan tegen familie en vrienden.”
VUB-rector Jean Renneboog doodt zijn vrouw
VUB-rector Jean Renneboog rijdt in de nacht van 9 op 10 april 1991 met zijn auto tegen een pallet stenen in Sint-Genesius-Rode. De auto vat vlam en zijn vrouw Claire komt hierbij om het leven. Drie jaar later wordt Renneboog tot vijftien jaar veroordeeld voor doodslag.
“U moet zich de ophef voorstellen die deze zaak heeft veroorzaakt, een rector van de universiteit, een statussymbool, die zijn vrouw ombrengt. Wat was er gebeurd? Volgens Renneboog stierf zijn vrouw Claire tijdens een nachtelijke testrit met een Opel Omega break, die ze gehuurd hadden, omdat ze overwogen zo’n auto te kopen.
Renneboog beweerde dat hij hij had moeten uitwijken en een ongeval had: met zestig kilometer per uur reed hij tegen een pallet gevelstenen van een huis in aanbouw. Hij kon zichzelf redden, maar zijn vrouw niet. De auto vloog in brand, onder meer omdat er op de achterbank een grote hoeveelheid brandbare producten lag. Die had hij een dag eerder in de Brico gekocht. Het verhaal rammelde. Waarom bevonden die brandbare producten zich ’s nachts nog in de auto?
Bovendien was een Duitse ambtenaar die in dezelfde wijk woonde wakker geworden nog voor de auto vuur vatte. Hij had Renneboog rond de auto zien stappen. Onderzoeksrechter Bruno Bulthé, de latere procureur van Brussel, stelde een onderzoek in: hij geloofde ook niet dat Renneboog met een hoge snelheid tegen de pallet stenen was gebotst. Daarvoor was de schade aan de wagen te klein.”
“Renneboog werd opgepakt, in de gevangenis van Vorst opgesloten en formeel beschuldigd van moord. Bulthé liet een reconstructie uitvoeren van het ongeval en huurde hiervoor een stuntman in om met zestig per uur tegen een pallet met gelijkaardige stenen te rijden. Dat gebeurde op dezelfde plek, maar de werken aan het huis waren al intussen flink gevorderd.
Omdat er een grote perimeter was - waar ook geen journalisten mochten komen - en ik de reconstructie van dichtbij wou bijwonen, had ik me verscholen achter de schouw op de zolderverdieping van het huis in aanbouw. Ik was te voet door bemodderde velden gebaggerd om er te komen.
De reconstructie was ’s avonds en er werd met kunstlicht gewerkt. Toen het licht even uitging, wou ik van positie veranderen, maar helaas voor mij ging het licht te vroeg weer aan.
Bulthé riep me toe dat ik naar beneden moest komen, maar ik antwoordde dat ik me op privéterrein bevond. Enfin, om een lang verhaal kort te maken: ik ben Bulthé nog altijd dankbaar dat hij me verplichtte naar beneden te komen. De stenen vlogen alle kanten uit en de auto was perte totale: Renneboog had gelogen.”
“Renneboog werd uiteindelijk veroordeeld voor doodslag, niet voor moord met voorbedachten rade. De jury had onnauwkeurig op de schuldvraag geantwoord en daarom kon hij maar vijftien jaar krijgen: tien jaar voor slagen en verwondingen met de dood tot gevolg en vijf jaar voor brandstichting bij nacht.”
Dominee Andras Pandy brengt verschillende familieleden om het leven
“Agnes Pandy, een domineesdochter die al eens een klacht had ingediend tegen haar vader Andras voor verkrachting - zonder dat er gevolg werd aan gegeven - werd in 1997 door het gerecht uitgenodigd voor een gesprek, omdat er, in navolging van de zaak-Dutroux, dossiers van vermisten opnieuw werden uitgevlooid.
Ze weigerde iets te zeggen, ging naar buiten, kwam weer binnen. Zo ging dat een tijdje door. Maar François Monsieur, speurder van de afdeling moordzaken van de gerechtelijke politie, hield voet bij stuk en uiteindelijk kwam Agnes op de proppen met een onwaarschijnlijk verhaal waarbij ze niet alleen haar vader beschuldigde, maar ook zelf bekentenissen aflegde.
Ze is medeplichtig aan de verdwijning eind jaren 1980 van en de moord op verschillende familieleden van de dominee, twee vrouwen en vier kinderen. De familieleden werden vermoord, in stukken gesneden en in vaten gedropt. In die tonnen werd een straf ontstoppingsmiddel gegoten om de stoffelijke resten te laten oplossen.
Pandy roerde er de dagen erna regelmatig in, tot het goedje vloeibaar genoeg was om in de riolen te gieten. De algemene reactie was ongeloof, ook onder journalisten. Vooral omdat Pandy erin geslaagd was om mensen in Hongarije regelmatig kaartjes te laten sturen met de naam van de ‘verdwenen’ personen erop. Was het waar? We weten het niet.”
“Het gerecht heeft toen wel alle registers opengetrokken. Twee vragen stonden voorop: hoe zijn die mensen in stukken gesneden en was dat technisch mogelijk? Deskundigen en wetsgeneesheren antwoordden bevestigend.
En dan was er het ontstoppingsmiddel, dat toen al niet meer in de handel verkrijgbaar was omdat het te sterk was. De fabrikant maakte dan op vraag van het gerecht het ontstoppingsmiddel opnieuw. Ik heb me laten wijsmaken dat het gerecht toen een varkenskop gebruikt heeft als testmiddel.
Het hoofd is het hardste deel van de mens, en een varkenskop kan daarmee vergeleken worden. De conclusie luidde: het is technisch mogelijk, maar hiermee heb je nog geen bewijzen.”
“Ik had het verhaal al maanden op voorhand, maar mocht het pas publiceren als ze begonnen te graven naar bewijzen. En dat hebben de speurders gedaan. In de drie woningen van de Hongaarse dominee werd gezocht van de nok van het dak tot diep onder de kelder.
Op een zaterdag reed ik langs het kanaal, waar de opgravingen in een pand van Pandy op het grondgebied van Molenbeek begonnen waren. Ik zag een camionette van RTL het Klein Kasteeltje voorbijrijden en vreesde voor mijn primeur. Maar het was loos alarm: in de jaren 1990 was de belangstelling van de audiovisuele media voor gerechtelijk nieuws zeer beperkt.
Ik kwam aan het Pandy-huis en zag dat de speurders een spaniël mee hadden. Speurhonden werden toen voor het eerst ingezet. De lijkspeurhonden vonden al vlug beenderen, maar geen menselijke.”
“Ik heb het proces-Pandy bijgewoond, waar toppleiter meester Hein Diependaele probeerde te redden wat er te redden viel. Ik herinner me hoe Pandy op het einde van het proces het woord kreeg. Ik zag meester Diependaele een gebed prevelen: laat hem zwijgen.
Maar nee, Pandy stond recht en zei: ‘Meneer de voorzitter, er kan hier ieder ogenblik een ‘verdwenen’ familielid binnenstappen om te ontkennen waar ik van beschuldigd word.’ Pandy is in de gevangenis gestorven, zijn dochter is na haar gevangenisstraf in een klooster in Brugge getrokken.”
De moord op Loubna Benaïssa
Op 5 maart 1997 wordt het lichaam van Loubna Benaïssa gevonden in de kelder van een tankstation Q-8 op de hoek van de Kroonlaan en de Wérystraat in Elsene. Twee dagen later wordt moordenaar Patrick Derochette opgepakt. Hij wordt geïnterneerd en is ondertussen gestorven. Het pompstation is afgebroken. Er is nu een herdenkingsplek voor Loubna. Ook de zaak-Loubna werd heropend na de aanhouding van Marc Dutroux.
“De negenjarige Loubna Benaïssa verdween in augustus 1992. Ze zou een boodschap doen en kwam nooit meer terug. De gerechtelijke autoriteiten dachten onmiddellijk aan Marc Dutroux en het gerecht van Neufchâteau kreeg de zaak toegewezen. Later bleek dat de moordenaar een geestesgestoorde pomphouder was: Patick Derochette.
Hij had het lichaam van de kleine Loubna opgeborgen in een metalen kist in de kelder van zijn pompstation in Elsene en de kist dichtgesmeerd met vet om geen geuren te laten ontsnappen. Het was niet alleen door de mogelijke link met Dutroux dat Neufchâteau de zaak kreeg toegewezen.
De speurders daar hadden een aureool gekregen, terwijl die in Brussel door hun falen - al dan niet terecht - in een slecht daglicht stonden. Ook hier herinner ik me de toen nog jonge zus van Loubna, Nabila die als woordvoerder van de familie optrad. Ze heeft nadien rechten gestudeerd en is naar Amerika vertrokken. Ik heb later nog contact met haar gezocht, maar ze heeft ze nooit geantwoord.”
“Omdat Dutroux al eens eerder opgepakt was en ten onrechte vrijgelaten, nam het gerecht het zekere voor het onzekere. Alle klachten van jongeren die al dan niet gevolgd, begluurd of betast waren, werden ernstig genomen. Tijdens die periode gold niet langer het vermoeden van onschuld, iedere beschuldiging was waar tot de onschuld bewezen was.
Ik heb aan veel deuren gestaan van leraars, monitoren en priesters die om god weet welke reden beschuldigd werden van mishandeling of pedofilie, en waar niets van aan was. De gevolgen voor die mensen waren dramatisch, vaak konden ze hun biezen pakken en verhuizen. De publieke opinie huldigde het motto: waar rook is, is vuur.”
“Het gerecht en de journalistieke wereld was verdeeld in believers en non-believers: de believers geloofden in grootschalige pedofilienetwerken met hooggeplaatste personen. Speurders waarschuwden ons dat sommigen een gevaarlijke toer opgingen en effectief, we zijn ooit samengeroepen met de mededeling dat het gerecht met een bus langs de Koningsstraat, de Wetstraat, het Paleis in Brussel en Laken zou rijden om verdachten op te pakken.”
De dood van Koning Boudewijn
Op 31 juli 1993 overlijdt Koning Boudewijn in het Spaanse Motril. De volkstoeloop om de vorst te groeten is zo groot dat vrt-journalist Siegfried Bracke over een Belgisch feit spreekt. Bracke stapt later in de politiek bij de N-VA.
“Geen fait divers, maar nooit in mijn carrière ben ik als journalist zo gepusht geweest door het lezerspubliek als bij het overlijden van koning Boudewijn.
Ik kwam net terug uit vakantie en het nieuws sijpelde België binnen op een zondagochtend. Ik herinner me nog heel scherp dat ik die ochtend een testrit had gedaan in de Ardennen met een Kawasaki ZXR750. Op de redactie was er volk genoeg, maar toen ik maandagochtend langs het paleis reed, stroomde het volk daar al toe.
Mijn toenmalige hoofdredacteur besliste toen om een krant te maken die diezelfde dag nog zou verschijnen. Dat was het begin van veertien dagen werken, ik ben amper thuis geweest in die periode. Om drie uur ’s ochtends ging ik naar het paleis, en er stond al iemand om het stoffelijk overschot van Boudewijn te groeten.”
“Later, bij de begrafenis werd het plan geopperd om een gazet te maken in het begin van de namiddag, want de kust zat vol toeristen en die wilden de kranten bedienen. Zaterdag maakten we een speedkrant, zondag een tweede. Die kranten werden met de helikopter naar de kust gevlogen.
De mensen belden naar de kranten: ‘Ik vind geen krant meer, hebben jullie er nog?’ Het zou me niet verwonderen dat veel van die kranten collector’s items geworden zijn.”
Demaret en Cudell op de eedaflegging van Albert II
“En dan was er de dag van de eedaflegging van Albert II op 9 augustus 1993. Collega’s volgden dat in het parlement, ik stond op de hoek van de Koningsstraat en de Koninklijke Sint-Mariastraat.
Op de hoek van dat kruispunt stapten ze uit de Cadillac van Boudewijn zaliger: de burgemeester van Brussel Michel Demaret, en die van Sint-Joost-ten-Node Guy Cudell. Cudell in grand tenue d’apparat met de pitteleer met de olijftak, zijn steekhoed en zijn zwaard. Dat beeld vergeet ik nooit.”
Vileyne gedachten
Lees meer over: Brussel , Justitie , Vileyne gedachten , misdaadjournalistiek , Criminaliteit
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.