Er zijn steeds minder reeën in het Zoniënwoud. Hoe dat precies komt, is moeilijk te achterhalen. Fotografische monitoring moet antwoorden bieden.
Het gaat niet goed met de ree in het Zoniënwoud
De ree is de kleinste vertegenwoordiger van de Europese herten, maar het grootste wild in het Zoniënwoud. In Brussel is dat de beste plaats om reeën te spotten. Met wat geluk zie je er eentje roerloos staan in de verte, maar evengoed springen ze in een flits voorbij. Reeën hebben trouwens langere achter- dan voorpoten. Daarmee kunnen ze niet alleen heel hard lopen, maar ook gezwind zwemmen en elegante sprongen maken.
Reeënmonitoring
Al wordt het moeilijker om die taferelen in Brussel te aanschouwen. In Vlaanderen zijn ze bezig aan een opmars, maar met de reeën in het Zoniënwoud gaat het niet zo goed. Dat blijkt uit de meest recente reeënmonitoring van het Instituut voor Natuur en Bos (Inbo). Sinds 2008 stappen vrijwilligers jaarlijks 473 kilometer af en tellen ze de reeën op vaste parcours. Het geeft geen waterdicht beeld van de populatie, wel goede tendensen. In de periode 2009-2013 waren de aantallen stabiel, zo’n 1,07 geobserveerde ree per gewandelde kilometer. Tussen 2014 en 2023 viel dat terug tot gemiddeld 0,6.
Wat de precieze oorzaak is van die achteruitgang, is moeilijk te achterhalen. Recreatiedruk lijkt de meest aannemelijke hypothese: honden en wandelaars verlaten de paden om het bos in te gaan, en verstoren het leefgebied van de schuwe dieren, zo bleek ook uit een eerder artikel van BRUZZ. Om echte antwoorden te vinden, wordt nu fotografische monitoring ingeschakeld. Met een netwerk van cameravallen willen onderzoekers het gedrag van de reeën bestuderen. Volgens de eerste resultaten verschilt dat gedrag namelijk van dat van een populatie die niet in contact komt met mensen. Daarnaast kunnen zo ook potentiële predatoren – zoals vossen en everzwijnen – in kaart worden gebracht.
Beestig Brussel
Lees meer over: Milieu , Beestig Brussel , Zoniënwoud