Kind te voet naar school in Brussel maakt grootste kans op ongeval

Van alle verkeersongevallen met kinderen en jongeren gebeurt bijna de helft op weg van of naar school. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Vias. Opvallend is dat in Brussel vooral de voetgangers risico lopen. Bij zes op de tien letselongevallen waren de kinderen te voet op pad.

De afgelopen vijf jaar werden 1.215 Brusselse kinderen het slachtoffer van een verkeersongeval terwijl zij naar school gingen of terugkeerden. Dat berekende Vias, het instituut voor verkeersveiligheid, voor de ongevallen tussen 2014 en 2018 bij kinderen tussen 3 en 18 jaar oud.

In heel België ging het om meer dan 15.000 kinderen en jongeren, wat bijna de helft is van alle verkeersongevallen bij die leeftijdsgroep (35.000). Vooral op de terugrit van school gebeuren er dikwijls ongevallen, zeker op vrijdagavond en woensdagnamiddag.

In Brussel waren zes op de tien slachtoffers te voet op pad. Dat is een groot verschil met Vlaanderen, waar dat er maar één op de tien zijn, en dubbel zoveel als in Wallonië. In Vlaanderen lopen vooral de fietsende scholieren risico op ongevallen (49%). In Wallonië zaten vier op de tien slachtoffers dan weer in de auto.

Meer zwakke weggebruikers

Het aantal fietsongevallen neemt de laatste jaren wel toe in Brussel: in 2014 werden nog maar 19 kinderen slachtoffer van een verkeersongeval terwijl zij naar school fietsten, in 2018 waren dat er al 43. Er gebeuren ook duidelijk meer fietsongevallen bij jongeren vanaf de leeftijd van 13 jaar.

Opgeteld zijn de fietsers en voetgangers goed voor 72 procent van alle verkeersslachtoffers in Brussel. In Vlaanderen tellen de zwakke weggebruikers samen voor 61 procent van de slachtoffers, in Wallonië voor 40 procent.

“Dat heeft grotendeels te maken met de wijze waarop mensen zich verplaatsen”, vertelt Stef Willems van Vias. “In Brussel wonen kinderen vaak dichtbij hun school, dus gaan ze vaker te voet dan in Vlaanderen of Wallonië. Al vallen er uiteraard belangrijke maatregelen aan te koppelen, zoals veilige infrastructuur, afgescheiden fietspaden en goede trottoirs.”