Vonnis over statuut Uber-chauffeur uitgesteld naar 21 december

De Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel heeft nog geen vonnis geveld over het statuut van een Uber-chauffeur. Dat zal pas op 21 december gebeuren. De betrokken chauffeur was in juli 2020 naar de Administratieve Commissie ter regeling van de Arbeidsrelatie (CAR) gestapt en had aangevoerd dat hij geen zelfstandige was, maar een werknemer, omdat Uber zijn arbeidsvoorwaarden zou bepalen. De CAR had de man gelijk gegeven, maar Uber was tegen die beslissing in beroep gegaan bij de arbeidsrechtbank.

De CAR is een administratief orgaan, dat deel uitmaakt van de FOD Sociale Zekerheid, en tot taak heeft beslissingen te nemen over de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Zij beoordeelt dus of iemand werknemer of zelfstandige is. In dit dossier had de CAR geoordeeld dat er een duidelijke relatie van ondergeschiktheid was tussen de chauffeur en Uber.

Als de chauffeur erkend wordt als werknemer, moet Uber hem een aanzienlijk bedrag aan achterstallig loon betalen, en aan de overheid achterstallige sociale bijdragen.

Uber voerde voor de arbeidsrechtbank aan dat zij enkel de zelfstandige chauffeurs via haar applicatie in contact brengt met potentiële klanten. Volgens Uber had de CAR ook alleen de versie van de chauffeur gehoord, en had ze foute informatie gekregen over de werking van de applicatie. Zo zou de CAR zijn voorgehouden dat Uber-chauffeurs geen fooi zouden mogen ontvangen, dat ze klanten geen visitekaartje zouden mogen geven, en dat ze geen andere applicatie zouden mogen gebruiken.

De advocaat van de chauffeur en van de christelijke vakbond ACV had dan weer geargumenteerd dat die zogenaamde rol van tussenpersoon van Uber vals is, en dat Uber met een systeem van sancties werkt en maatregelen die veel weg hebben van een ontslag. Volgens de Belgische staat waren in het dossier zeven van de negen criteria vervuld om van een werknemersstatuut te spreken.