De artistieke agenda’s van mezzosopraan Nora Gubisch en haar man, muziekdirecteur van De Munt Alain Altinoglu, kruisen elkaar in een double bill rond Bartók: zijn enige opera Hertog Blauwbaards burcht samen met de pantomime De wonderbaarlijke mandarijn.
| Alain Altinoglu en Nora Gubisch
Het zijn de laatste dagen dat de tussen Brussel en Parijs pendelende Nora Gubisch en Alain Altinoglu aan de piano repeteren. Ze zijn beiden ongeduldig om vanaf volgende week met orkest op scène te werken en de regie van Christophe Coppens te ontdekken. “Het is zalig om in dezelfde productie te zitten,” vertelt Gubisch. “Want het is niet evident dat mijn stem net past in de operakeuze van De Munt.” Toch is het al een paar jaar op rij gelukt om in Brussel samen te werken. Ook volgend seizoen, met Wagners Tristan en Isolde. “Blauwbaard deden we zo vaak samen,” zegt Altinoglu over het werk van de Hongaarse componist Béla Bartók. “Al die bagage brengen we mee naar De Munt.” “Het is fijn dat de paden af en toe kruisen,” knikt de zangeres. “Carmen is een rol die ik al vaak zong, waarvan één keer met Alain als chef. Misschien een idee voor in Brussel, voor ik definitief te oud ben om die rol geloofwaardig te zingen.” (Gniffelt)
Wie is Alain Altinoglu
- Pianist en liedbegeleider, onder meer van zijn vrouw Nora Gubisch
- Veelgevraagd operadirigent, onder meer bij de Metropolitan Opera van New York, de Bayreuther Festspiele en bij symfonische orkesten als het Tonhalle-Orchester Zürich en de Wiener Philharmoniker
- Muziekdirecteur bij De Munt sinds januari 2016
- Leidde dit jaar onder meer Lohengrin (Wagner) en Dialogues des carmélites (Poulenc)
- Juni 2018: dirigeert Hertog Blauwbaards burcht en De wonderbaarlijke mandarijn van Béla Bartók in een regie van Christophe Coppens
Wie is Nora Gubisch?
- Mezzosopraan, actief in opera, liedgenre en oratorium
- Cd-opname met liederen van Duparc, Ravel en Berio, samen met pianist Alain Altinoglu
- Zong hoofdrollen als Carmen (Bizet), Charlotte (Massenet) in de grootste operahuizen
- Creëerde recent nieuwe opera’s en composities van Christian Jost, Philippe Fénelon en Thierry Escaich
- Juni 2018: hoofdrol (Judit) in Hertog Blauwbaards burcht van Béla Bartók bij De Munt
- Eerder in de Munt met Cendrillon (Massenet), volgend seizoen in Tristan en Isolde (Wagner)
Wat maakt Alain zo speciaal als dirigent, Nora?
Alain Altinoglu: Gaan jullie het ook hebben over mijn fysieke kwaliteiten, of puur muzikaal?
Nora Gubisch: We kennen elkaar al dertig jaar. De eerste keer dat Alain me begeleidde, was magisch: hij speelde alsof ik zelf achter de piano zat. Zo vanzelfsprekend en zonder dat er woorden aan te pas kwamen. Het was me nog niet overkomen zo in osmose met een pianist te spelen. Tussen ons is er die binding van jarenlang samenspelen. Alain zal geen andere zangeres kennen zoals hij mij door en door kent. Blijkbaar gebeurt er telkens iets magisch als ik op een podium onder zijn leiding sta, hoor ik achteraf. Het begeleiden is bij hem aangeboren. Als dirigent heeft hij een goed anticipatiegevoel: alsof hij nog voor de zanger weet wanneer die zal ademen of versnellen. Alain kan zijn aandacht ook nog verdelen over podium en orkestbak. En hij doet al dat werk altijd goedgehumeurd. Ik ken genoeg geniale dirigenten die door hun hysterische karakter de sfeer van een productie verpesten. Met de glimlach werken is een troef.
Altinoglu: Voor Nora geldt alles wat ze ook over mij zei, behalve dat van dat goede humeur. (Glimlacht) Maar als er bij een orkest een conflict in de lucht hangt, is ook de klank gespannen. Niet dat ik de grapjas uithang, maar een serene sfeer helpt om mooie dingen gedaan te krijgen. Een goed humeur is een deel van mijn karakter dat ik graag professioneel inzet. Het verschil met Nora is dat ik via haar ontdekte wat zang was. Ik had nog nooit een echte stem gehoord, en dan plots haar fantastische stem. Nora had toen al veel muzikale background, terwijl ik niet eens kon zeggen dat ze een mezzo was. Ik kende alleen Charles Aznavour, omdat mijn ouders Armeniërs zijn, of Jacques Brel. Dankzij Nora leerde ik opera kennen. Ik begeleidde haar in Mozart en na een paar opmerkingen zei de leraar: “Volg haar gewoon, Nora heeft een buitengewoon instinct.” Dat is zeldzaam. Veel zangers wegen alles mathematisch af. Ook op scène zit Nora als actrice en zangeres vanzelf intuïtief juist.
Gubisch: Door mijn opleiding als pianiste ben ik steeds bezig met de harmonieën rondom mij. Soms moet Alain me vragen om meer te focussen op mijn eigen lijn en niet met alles errond.
Altinoglu: (Plagend) Dus je luistert niet naar mijn orkest?
Is het praktisch voor een operazangeres om thuis een pianist ter beschikking te hebben om een rol in te studeren?
Gubisch: Daarvoor is hij niet vaak genoeg thuis.
Altinoglu: Gedurende minstens twintig jaar was het wel het geval.
Gubisch: Hij volgde mij overal toen.
Altinoglu: Omdat ik er niet vaak genoeg ben, oefent ze niet meer met mij haar rollen in. Maar ik blijf haar lievelingspianist.
Ben je voor Bartók diep in de finesses van het Hongaars gedoken, Nora?
Gubisch: Het is een stokpaardje, dat respect voor de taal waarin je zingt. Anders kan je het evengoed op ‘lalala’ houden. Ik wil dat het Hongaars perfect klinkt, niet alleen voor de twee Hongaren die in Brussel in de zaal zitten. Er zijn twee complimenten waar ik echt fier op ben: wanneer ik heb kunnen ontroeren en als men dacht dat ik in mijn moedertaal zong. Elke keer wanneer ik de rol van Judit bracht, kwam men mij vragen of ik Hongaarse was. Een hele eer, want die taal is moeilijk. Je moet de ritmes van Bartók subtiel vervormen tot een zanglijn die gesproken aandoet.
Hertog Blauwbaards burcht is een opera met slechts twee personages, die continu op scène staan. Hoe doseer je de energie?
Gubisch: In die constante dialoog spreken de twee personages langs elkaar heen. “Volg me,” zegt Blauwbaard, waarop Judit zegt: “Wat is je kasteel bizar, laten we het verkennen.” Ze zitten gevangen in hun logica: een dovemansgesprek. Als Judit met hoge schrille noten roept en tiert dat Blauwbaard de deuren van zijn kasteel moet openen, is het bijna geen zang meer. Maar de partij zit goed in elkaar. Na elke climax, waar je tot het uiterste zingt en acteert, komt de rol plots tot rust en kan je even recupereren. Het is een personage dat me goed afgaat, omdat ik zo ben: een vurig temperament dat snel ontvlamt en even later kalmeert.
Het was me nog niet overkomen zo in osmose met een pianist te spelen
De twee Bartóks zijn gecreëerd in een schandaalsfeer. Het eerste stuk is een sprookje zonder happy end in een burcht met een folterkamer en een tuin met in bloed gedrenkte bloemen. Voor het tweede is de setting een bordeel.
Altinoglu: Bij de muziekstukken die voor schandaal zorgden, zat de schok vaak in beelden of een verhaallijn die niet strookte met het morele kader van toen, zoals nooit eerder geziene dansbewegingen bij Stravinsky’s Le sacre du printemps. Ook voor De wonderbaarlijke mandarijn choqueerden het geweld en de prostituees uit het verhaal, meer dan de muziek. In deze double bill maken we de omslag van een componist mee: Blauwbaard is geschreven vóór de Eerste Wereldoorlog: het geweld is nog symbolisch. De agressie in De wonderbaarlijke mandarijn, acht jaar later, is tastbaarder. Het getuigt van een samenleving, net na de oorlog, waar geweld aanwezig was. De rauwe setting kreeg een even gewaagde muzikale vertaling.
Dat geweld bij Bartók: hoe pak je dat muzikaal aan?
Altinoglu: Daaraan herken je een meesterwerk: zo’n stuk laat zich op verschillende manieren lezen. Bij elke productie was mijn muzikale aanpak anders. Het decor, het soort zangers, alles rond mij voedt de interpretatie. In deze regie zien we een Judit die het terrein in het donker aftast. Die ongemakkelijke thriller-sfeer bepaalt mijn muzikale visie.
Beethoven
Er is nog een première op 30 juni: voor het eerst spelen dan het Nationaal Orkest van België (NOB) en het Muntorkest samen onder de leiding van Alain Altinoglu. Het is een concreet antwoord op de vraag van voogdijminister Didier Reynders om meer samenwerking tussen de federale muzikale instellingen: Bozar en de twee orkesten. Is het evident om twee orkesten te mengen? “Het is moeilijk om aan het publiek of aan politici uit te leggen, maar een operaorkest en een symfonisch orkest zijn zo verschillend,” legt Altinoglu uit. “Er zitten dezelfde instrumenten in, maar een ander werkritme – kortere concertreeksen tegenover langere operaproducties. Een zanger begeleiden is anders dan een instrumentale solist.”
Veel zangers wegen alles mathematisch af. Ook op scène zit Nora als actrice en zangeres vanzelf intuïtief juist
Dat is een delicate oefening, want aanvankelijk was er sprake van een fusie van de orkesten?
Altinoglu: Dat mag je drie keer opschrijven: het zou een catastrofe zijn als het aantal orkesten in Brussel verminderd zou worden. Beschamend ook, voor Brussel als Europese hoofdstad. Maar het is niet evident om die twee orkesten voor dat concert te mixen. Een orkest heeft iets van een leger met een sterke hiërarchie. Voor dit project verdelen we de solisten bij alle instrumenten. Bijvoorbeeld bij de hobo’s zal de solist van De Munt leiden terwijl de klarinetten aangevoerd worden door iemand van het NOB.
Volgend seizoen wordt elke Beethoven-symfonie gekoppeld aan een nieuw geschreven concerto. Vanwaar kwam dat idee?
Altinoglu: Van mij. Ik heb buitengewone solisten in de orkestrangen. Ze hebben af en toe de kans om uit te blinken tijdens een korte solo in een opera, maar ik wil die mensen de kans geven om volwaardig als solist voor het orkest te staan. We kozen componisten die een opera voor De Munt zullen schrijven en waar het publiek nu al een facet van kan ontdekken. We beginnen met Beethovens Negende, met de ‘Ode an die Freude’, heel symbolisch.
Dit is jouw eerste functie als muziekdirecteur. Bij je aanstelling hoopte je op een rustiger werkritme.
Altinoglu: Het is niet rustiger, maar ik heb wel een voldaan gevoel als ik zie dat mijn muzikanten met een blij gezicht rond mij zitten. Als je veel terugkrijgt, lijkt de job minder vermoeiend. Er komen onnoemelijk veel taken bij kijken. Zoals vandaag, ik volg de audities voor een nieuwe hoboïst, zeventig kandidaten voor één plaats. Als freelancedirigent woog het reizen zwaar door: elke week valiezen in- en uitpakken, hotel in en uit. Nu kan ik in Brussel landen.
Jullie zijn allebei geboren in Parijs. Wonen jullie vooral daar of in Brussel?
Altinoglu: De afgelopen maanden was ik voortdurend hier voor Lohengrin, de Elisabethwedstrijd, verschillende concerten en nu Bartók. Ons appartement in Brussel, twee straten verwijderd van de Munt, is een rustpunt.
De wonderbaarlijke mandarijn begint met helse stadsgeluiden. Nu jullie Brussel beter kennen, komt dat overeen met jullie ervaringen van de stad?
Gubisch: In het begin was het wennen aan de sirenes, die anders klinken dan in Parijs. In Parijs vliegen er nooit helikopters boven de stad. Maar hier vlak bij De Munt kan het onwaarschijnlijk kalm zijn. In onze buurt aan het Stripmuseum vinden we het nog steeds verbazend dat naast de mooiste façade plots een half vervallen huis staat. Hoe je op vijf minuten stappen in een totaal andere buurt belandt, blijft verrassen als je uit Parijs komt. We zijn verzot op de fresco’s en graffiti. Met onze zoon gaan we steeds wandelen en maken een fotoverzameling van de geveltekeningen.
> Hertog Blauwbaards burcht & De wonderbaarlijke mandarijn. 8 > 24/6, De Munt
> An die freude. 30/6, 20.00, Bozar
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.