“Dat nummer was nog van voor de Cola Zero, en dát van voor de kleurentelevisie!” Arno wil niet nostalgisch worden, maar klaagt met Tjens Matic – zijn rauwe repertoire uit de jaren 1970 en 1980 revisited – het conservatisme in de rock-muziek aan.
Tjens Matic: een opgestoken middelvinger richting rock-'n-rollsalon
"Ik miste iets als ik naar een rockgroep ging kijken. Het podium is vaak een coiffeusesalon. Elke vorm van anarchie en revolte lijkt verdwenen. Soms vraag ik me ook af waarom een gitarist zijn gitaar stemt, want alles staat toch op tape. Op rockfestivals kan je tegenwoordig zelfs een chalet huren en in een viersterrenrestaurant eten. Vroeger wasten festivalgangers zich in de rivier… Zegt een ouwe zak. Dat weet ik ook wel.”
Maar de verontwaardiging is niet gespeeld, en daarom versmolt Arno Hintjens, 67 ondertussen, Tjens Couter en TC Matic, de bands waarmee hij in de jaren 1970 en 1980 het hoofd boven het maaiveld stak en de Belgische rock een smoel gaf, tot Tjens Matic. “Ik wilde iets puurs doen, iets impulsiefs, met alleen bas, drums, gitaar en zang, zonder tapes. Ik dacht: wat als ik de rauwe nummers van die bands en andere die daarbij aansluiten (‘Meet the freaks’ van Arno & The Subrovnicks, ‘No job, no rock’ van Charles & the White Trash European Blues Connection) nu eens breng met muzikanten van nu? Wat als ik mezelf zou coveren?”Tussen zijn dagelijkse kopje kwaliteitsthee en glas Cola Zero in zijn stambrasserie Le Paon Royal wil hij kwijt dat rockmuziek normaal helemaal niet conservatief is. “Ook aan mezelf. Rock kwam van de straat, was tegen een systeem. Dat voel je nu niet meer, en dat is spijtig in een wereld die nog veel conservatiever is dan vroeger. Een muppet als Donald Trump zou in de jaren 1970 nooit verkozen zijn geweest tot Amerikaans president. En heb je gezien wie in actie schoot? Allemaal oude zakken: Neil Young, die niet meer wilde dat Trump zijn muziek gebruikte, R.E.M., Led Zeppelin…”
“Muziek is mijn maîtresse en mijn therapie. Ik zal nooit op pensioen gaan..."
Hoewel Tjens Matic in de eerste plaats als livegroep in het leven is geroepen, heeft Arno met zijn trio ‘jonge’ honden – gitarist Bruno Fevery, bassist Mirko Banovic en drummer Laurens Smagghe – toch een nieuwe track opgenomen. De inmiddels op 7” vinyl verschenen single ‘Middle finger’ bevat in de eerste strofe een sneer naar de politiek, in de tweede een naar de “flip flop pop stars” om in de derde, als vanouds, bij zichzelf uit te komen.
Ook de hoes is vintage Arno. “Een zelfgemaakte belgitude,” klinkt het. “De vingers zijn zwarte mosselen, de letters gele frieten, en de achtergrond rode servetten.” Met een liveversie van ‘Being somebody else’ – een TC Matic-oudje en de vaste Tjens Matic-setopener – op de B-kant is er ook een duidelijk advies aan de jongere generatie. “Putting yourself into a role / [...] / You never be in,” klinkt nu even vitaal als op Choco in 1983. “Ook dit zeg ik tegen mezelf, want iemand anders willen zijn, is werken. Je kan dus maar beter jezelf zijn. Maar dan moet je ook aanvaarden dat een koe melk geeft en geen champagne.”
Pepe dodo
Lange tijd was het trouwens niet voor iedereen even duidelijk of Arno nu een rolletje neerzette of niet. “Veel mensen dachten dat ik aan de dope was, terwijl ik zelfs nooit dronk voor een optreden. Maar ik ben wel verslaafd aan de adrenaline die vrijkomt bij een concert. Dat is een drug die de mens zelf creëert en energie geeft. Ik heb het al meegemaakt dat ik ziek was voor een optreden, en erna genezen. Een optreden kan bij mij ook een kater wegspoelen. Heel bizar is dat. Eigenlijk is niet op tournee zijn veel gevaarlijker voor mij. Zonder die live adrenaline ben ik een fokking nobody. Andere mensen gaan joggen, ik moet op een podium kunnen staan. Muziek is mijn maîtresse en mijn therapie. Ik zal nooit op pensioen gaan… maar ik heb ook nooit gewerkt. Mijn tourbus is mijn tweede living. Wat ik echt niet graag doe, is na een Belgisch optreden naar huis gaan terwijl ik op tournee ben, ook al ben ik tijdens zo’n tournee altijd de eerste die naar bed gaat. Ik ben pepe dodo.” (Lacht)
Zijn oude platen beleven een kleine renaissance sinds ze de voorbije jaren opnieuw (op vinyl) zijn uitgebracht door Starman Records. “Het grote voordeel daarvan was dat ik ze eindelijk ook in mijn collectie heb,” klinkt het grimassend. Weinigen weten dat Arno indertijd werd ingelijfd bij de Oostendse bluesrockband Freckleface als mondharmonica–speler. “Op mijn vijftiende had mijn leraar zedenleer me de blues leren kennen. ‘Arno,’ zei hij, ‘zonder deze gasten bestond er geen jazz en rock–’n-roll. Toen ben ik mondharmonica beginnen te spelen in de stijl van Sonny Boy Williamson. Ik ben pas beginnen te zingen toen de zanger van Freckleface me dat vroeg.”
Zo schopte hij het daarna wel tot frontman van Tjens Couter, “maar mijn frank is pas echt gevallen tijdens een reis naar de States eind jaren 1970. Daar besefte ik dat ik geen Amerikaanse, maar een Europese bluesman was. Terug thuis heb ik meteen TC Matic opgericht.” En ook al heeft zijn stem sindsdien serieus aan hoogte ingeboet, tijdens de huidige concerten komt die rauwe blueskorrel meer dan ooit van pas. “Vroeger was ik een verstokte roker. Dat laat zijn sporen na, ook al ben ik intussen al tien jaar gestopt.”
“Ach, die jonge gasten studeren voor beroepen die binnen vijf jaar niet meer bestaan,” is hij plots mild voor de huidige generatie. “Alles verandert zo snel, en er is vast iets aan het opborrelen in de underground. Na een brave periode, volgt steeds een tijdperk van rebellie. En weet je, die hiphop die nu ook hier in Brussel aan een opstoot bezig is, noemden ze vroeger ook gewoon talkin’ blues.”
> Tjens Matic, 17/1, 20.00, Ancienne Belgique
Lees meer over: Brussel-Stad , Muziek , Arno , Tjens Matic , Mirko Banovic , Laurens Smagghe , Bruno Fevery
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.