Na één legislatuur in het Brussels parlement zit de politieke loopbaan van Juan Benjumea (Groen) er al op. De Anderlechtenaar kondigde dinsdag via sociale media aan dat zijn naam bij de volgende verkiezingen niet terug te vinden zal zijn op de lijsten. “Als parlementslid tastbare dingen bereiken: het is erg lastig.”
Juan Benjumea (Groen) stopt na 2024 met politiek: ‘Er wordt elkaar niets meer gegund'
Het kan verkeren. Vorig jaar maakte Brussels parlementslid Juan Benjumea bekend dat hij samen met Elisabeth Meuleman een gooi deed naar het co-voorzitterschap van Groen, waar het duo uiteindelijk naast greep. 365 dagen later zet Benjumea een punt achter zijn politieke carrière.
Hebt u lang moeten nadenken over uw beslissing?
Benjumea: Eigenlijk heb ik sinds het begin van mijn werk als parlementslid kanttekeningen gemaakt bij mijn functie. Heeft het zin? Maakt het een verschil? Ik had toen al het gevoel dat de rol van een volksvertegenwoordiger door de jaren heen steeds beperkter aan het worden was. En dat gevoel klopt helaas helemaal.
Op welke manier?
Benjumea: Je bent als parlementslid een beetje de klantendienst van de politiek geworden. Burgers leggen klachten over een product bij jou neer, die jij dan moet doorspelen aan het management. Ondertussen probeer je de klant te sussen. Dat is één facet. Waar het meer om ging, is het feit dat ik niet genoeg ruimte had om te doen wat ik wou doen.
Leg uit.
Benjumea: Ik had bepaalde ideeën, bijvoorbeeld over eerlijkere fiscaliteit of mensen die op straat leven, maar je bent uiteindelijk niet meer dan een van de tandwieltjes in een groot raderwerk. Zowat alle initiatief- en beslissingsmacht liggen bij de partijvoorzitter en de minister. 'Politiek is een ploegsport voor individualisten', werd mij gezegd toen ik zelf in de politiek stapte. Maar ondertussen mag je de woorden ‘een ploegsport’ gerust schrappen in dat zinnetje.
'Elke Van den Brandt heeft mij aangeraden om geen overhaaste beslissingen te nemen'
Op sociale media stel je de 'doorgeslagen personal branding' in de politiek aan de kaak.
Benjumea: Het fijnste aan de politiek is samenwerken, via verschillende ideeën en achtergronden die samenkomen. Maar onderweg merk je dat veel politici niet zozeer bezig zijn met ideeën en beleid, maar vooral met zelf opvallen en met de eer gaan lopen. Ik noem het 'het narcisme van het kleine verschil': de ene acht zich beter dan de andere door een nuance in hetzelfde idee.
Dat meerderheid en oppositie elkaar weinig gunnen, is bekend – al vind ik het waardevol dat ik bijvoorbeeld respectvol van mening kon verschillen met iemand als Gilles Verstraeten (N-VA-parlementslid, red.). Maar dat men binnen de meerderheid elkaar minder en minder gunt, stoot mij tegen de borst.
Waar hebt u het dan over?
Benjumea: Wie een persbericht mag sturen, wiens naam bovenaan het wetsontwerp mag staan: dat soort dingen. Parlementsleden houden zich helaas te veel bezig met elkaars initiatieven te blokkeren. En wanneer er bepaalde codes worden verbroken, is het hek van de dam. Ik vind dat oprecht jammer. Toen ik in de schoot van de coronacommissie ook samenwerkte met de oppositiepartijen, is mij dat niet in dank afgenomen. De oppositie iets gunnen, was uit den boze.
Hebt u als Nederlandstalig parlementslid in Brussel ook niet gewoonweg weinig slagkracht?
Benjumea: Je zit zeker in een minderheidsrol, maar ik had niet het gevoel dat die realiteit mij hinderde. De rol van parlementslid is op zich al beperkt genoeg, ook voor mijn Franstalige collega’s.
Spelen de strubbelingen binnen de Brusselse regering ook mee in uw beslissing?
Benjumea: Nee, want die zijn niet specifiek Brussels, maar vind je ook in andere coalities, en zorgen ook bij parlementsleden op andere niveaus voor frustraties. Wat daarentegen wel echt ergerlijk is, is het gebrek aan ruimte. Vroeger – voor mijn tijd – kon je aan een project dat uit de ministerraad voortkwam als parlementslid nog sleutelen, verbeteringen aanbrengen. Als je dat nu probeert, bots je bijna altijd op kabinetten van andere ministers.
Het is toch opvallend hoe u op één jaar tijd van kandidaat-covoorzitter naar bijna-politiek-gepensioneerde bent gegaan. Had een positie als partijvoorzitter u op andere ideeën kunnen brengen?
Benjumea: Dat is moeilijk te zeggen. In ieder geval weet ik wel dat we toen wegwilden van de supermannencultus in de politiek, maar dat we er vandaag meer en meer naartoe gaan. Ik wou aan aanbodpolitiek doen, maar het wordt dag na dag meer opbodpolitiek. Ergens samen aan bouwen moet plaats ruimen voor de heersende marketinggedachte.
Wat ziet u als uw voornaamste realisatie als Brussels parlementslid?
Benjumea: Het is raar om te zeggen, maar tijdens die verwarrende coronaperiode (Benjumea was rapporteur voor de bijzondere coronacommissie in het Brussels parlement, red.) heb ik wel een paar stenen kunnen verleggen voor kwetsbare groepen in de samenleving, zoals sekswerkers of mensen die voedselhulp nodig hebben. Maar over mijn impact als parlementslid ben ik in het algemeen sceptisch. Tastbare dingen bereiken: het is erg lastig. Veel parlementsleden komen met nuttige ideeën, maar ministers nemen die dan over en werken ze uit.
Is Groen in Brussel te veel gecentreerd rond zijn enige minister in de Brusselse regering, Elke Van den Brandt?
Benjumea: Het gaat niet over Elke, het gaat over het systeem. Ik heb veel met haar gesproken en ze gaf aan dat ze indertijd op dezelfde limieten is gebotst, maar dat er in haar jaren als parlementslid wel meer ruimte was. Elke heeft mij trouwens aangeraden om geen overhaaste beslissingen te nemen, ze heeft mij aangemaand om nog wat langer na te denken.
Tevergeefs. Wat brengt de toekomst na 2024 voor u?
Benjumea: Eerlijk: ik weet het niet. Ik zal mij blijven engageren als burger, ten eerste door weer mijn rol op te nemen in het wijkcomité. Maar natuurlijk ligt de focus nu op het belangrijkste slotjaar van deze legislatuur. Ik zal bijvoorbeeld mee nadenken over dossiers die deze legislatuur zijn blijven liggen maar waar wel nog veel werk aan is. Ondertussen hoop ik door scholen en organisaties uit te nodigen in het parlement de kloof tussen de politiek en de burger te verkleinen. Maar wat er na mei 2024 op mijn pad komt, is voorlopig koffiedik kijken.
Lees meer over: Anderlecht , Politiek , Juan Benjumea , Brussels Parlement , Groen , Elke Van den Brandt