In het dagelijkse leven probeert Bie Vancraeynest (37) de rollercoaster die jeugdhuis Chicago is, op de rails te houden. Buiten de uren is ze ook een fervent stadsbewoner, vurig columnist en geestdriftig levensgenieter. “Ik heb beide nodig voor mijn mentaal evenwicht. Ik wil niet altijd in de loopgraven werken.”
Bie Vancraeynest: 'Gewelddadige straatcultuur door discriminatie, armoede en afwezige vaders'
Jeugdhuis Chicago is een onopvallend pand in de Vaartstraat. Eenmaal voorbij de gepantserde deur kom je terecht in een wirwar van verdiepingen met grote en kleine kamers. Overal lopen tieners in en uit, vooral jongens. Ze spelen een spelletje pingpong, kijken hoe een vrijwilliger de piñatas van papier-maché in elkaar knutselt, lummelen een beetje rond. De sfeer is lawaaierig, rommelig maar uiterst relaxed en vriendelijk.
‘Le bureau de Bie’ op de eerste verdieping is net zo’n rumoerig zootje. Dus trekt Vancraeynest naar de zolder voor het gesprek. Maar ook daar vallen de jongens geregeld binnen. Om dag te zeggen, hun nieuwe bril te tonen of te vragen waar Abdel en Sabir uithangen. Never a dull moment in jeugdhuis Chicago.
Wie zijn de jongeren die hier over de vloer komen?
Bie Vancraeynest: “Het jeugdhuis is officieel bedoeld voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren, maar ik hou niet van die term. Het huis staat open voor iedereen. In de praktijk zien we wel dat de middenklasse-jongeren, de Belgo-Belges, hun plaats hier niet vinden. Het zijn de jongeren uit de volkse wijken die binnenkomen. Vaak leven ze in armoede, wonen ze in sociale woningen en hebben ze problemen op school. Vroeger was ons publiek heel mannelijk en Marokkaans. De meisjes zaten apart. We hebben dat kunnen opentrekken. Nu zijn er overal meisjes, het jeugdhuis weerspiegelt veel meer de buurt.”
Je staat nu zeven jaar aan het roer van Chicago. Wat heb je geleerd?
Vancraeynest: “Voor ik hier kwam werken, zag ik de jongeren als een homogeen blok. Dat soort jongeren. Ondertussen heb ik geleerd dat het gaat om een hele heterogene groep. Elk heeft zijn eigen temperament en besognes. Er zijn er die het wel goed doen op school. De gemeenschappelijke noemer is hun maatschappelijke positie.”
“Ik heb ook geleerd dat achter de dingen die foutlopen – school, drugs, baldadigheden – dezelfde mechanismen zitten. Het heeft te maken met discriminatie, het feit dat niet iedereen dezelfde rechten heeft, de economische crisis, slechte leefomstandigheden, afwezige vaders. Die mix resulteert in een straatcultuur die gewelddadig is en die je aantreft in de Maritiemwijk in Molenbeek, maar ook in de Parijse banlieues en de buitenwijken van Philadelphia.”
Wat wil jij met deze jongeren bereiken? Dat ze op het rechte pad blijven?
Vancraeynest: “Wij doen niet aan overlastbestrijding, wel aan emancipatorisch jeugdwerk, empowerment. We zijn geen jeugdhuis waar de jongeren de hele tijd maar rondhangen. Er zijn taallessen, er is een fietswerkplaats, we doen aan theater, aan sport. De oudsten draaien mee in de kinderwerking. Wij willen dat de jongeren opgroeien tot betrokken burgers. Dat ze gelukkige, evenwichtige mensen worden. Ze moeten hun eigen talenten ontdekken, hun levensproject. Daarom laten we hen van heel veel dingen proeven. Waar dromen ze van en hoe kunnen ze die droom realiseren, daar gaat het om.”
In welke mate lukt dat?
Vancraeynest: “Het is een lang en lastig traject. Soms investeer je een hele tijd in iemand en loopt het toch fout. Maar soms keren ze na een breuk terug en komen ze alsnog op hun pootjes terecht. Ik heb geleerd om met veel jongeren te werken omdat je dan toch hier en daar vruchten ziet. Belangrijk is dat je blijft gaan voor de lange termijn en de duizend kansen. Als je snel resultaat wilt, moet je hier niet werken.”
Met jullie sport- en cultuuraanbod vullen jullie leemtes op die andere instellingen laten liggen.
Vancraeynest: “Inderdaad, het deeltijds kunstonderwijs en de sportclubs zijn voor vele jongeren te hoog gegrepen. Ze sluiten mensen uit omdat ze te duur zijn of te streng.”
Jullie organiseren ook zwemlessen. Heel wat Brusselse twaalfjarigen kunnen immers niet zwemmen.
Vancraeynest: “Zwemmen moet je leren op school. Maar dat gebeurt lang niet meer overal omdat er in Brussel een schrijnend tekort is aan zwembaden. Vele zijn gewoon dicht. ‘s Avonds zwemmen is bijna onmogelijk. Echt schandalig. Dat we dat pikken als Brusselaars. We put a man on the moon, hoe moeilijk kan het dan zijn om een zwembad te bouwen of te renoveren.”
Het is vooral duur.
Vancraeynest: “Klopt, maar dat is een maatschappelijke keuze. In Wevelgem, waar ik vandaan kom, is er een zwembad, in Moorsele ook en in Menen ook. Als de begroting van Wevelgem dat kan dragen, dan moet dat in Brussel, de rijkste regio van het land, toch ook kunnen.”
Hoe ben jij vanuit Wevelgem in Brussel beland?
Vancraeynest: “Op mijn vijftiende nam ik met een groep Vlaamse meisjes, allemaal wereldwinkelachtige types, deel aan een weekend Arm Brussel, Rijk Brussel. We sliepen in de Vaartkapoen in Molenbeek. ‘s Avonds was een groep Marokkaanse jongens uitgenodigd. Ze waren baldadig, gooiden met vuilniszakken, een van hen liep over een auto. Ze wilden natuurlijk gewoon indruk maken op ons. Maar wij waren zo bang dat we snel om een andere activiteit gevraagd hebben. Ik herinner mij nog goed die mix van angst en opwinding: dit wil ik leren kennen. Het gevoel is nooit weggegaan. Ik heb uiteindelijk eerst nog in Leuven gestudeerd en daarna een jaar in Damascus gewoond, mijn eerste echte grootstad. Maar toen was er geen weg terug meer. Sinds 2000 woon ik in Brussel. Het is echt de liefde van mijn leven, met veel ups en downs.”
Je studeerde Arabistiek en Islamkunde en hebt, sinds je verblijf in Damascus, een passie voor het Midden-Oosten. Koos je daarom voor Chicago?
Vancraeynest: “Ik ben hier komen werken om de jongeren te leren kennen. Niet zozeer hun frustraties, wel hun manier van leven, de schoenen en de kleren die ze dragen, de muziek die ze beluisteren. Ik ben het nooit beu om met hen te babbelen, of ruzie te maken. Omgaan met conflicten hoort er ook bij.”
“Natuurlijk is het handig als je weet hoe de islam in elkaar zit. Voor mij moeten religie en spiritualiteit een plaats hebben binnen het jeugdhuis. Ik geloof niet in neutraliteit. We kwetsen zoveel mensen door met neutraliteit te zwaaien. Hoofddoeken zijn hier geen issue.”
Net zoals taal geen issue is. Je hoort hier bijna alleen Frans.
Vancraeynest: “We zijn een meertalig jeugdhuis met een speciale aandacht voor het Nederlands. Maar de lingua franca in Brussel is nu eenmaal het Frans. We gaan niemand bestraffen omdat hij geen Nederlands spreekt. Je kan niet zeggen dat je wijkgericht werkt en vervolgens aan de deur een schild-en-vriend-aanpak hanteren.”
Naast je werk bij Chicago blog je en schrijf je columns, onder meer voor MO*, De Redactie en Standaard Magazine. Je schrijft over de multiculturele stad maar ook over lifestyle, reizen, eten, ja zelfs over valse wimpers. Een ferme spagaat.
Vancraeynest: “Die lifestylecolumns heb ik echt nodig voor mijn mentaal evenwicht. Ik hou van lekker eten, kunst, reizen, een mooi hotel en andere fijne dingen. Dat is ook een aspect van wie ik ben. Ik wil niet altijd in de loopgraven werken.”
Je zet je ook in voor de burgerbeweging Hart boven Hard. Op de lancering gaf je een opgemerkte speech. Wat maakt jou kwaad?
Vancraeynest: “Ik heb grote moeite met het beleid en de communicatiestijl van de Vlaamse en federale regering. Dat zijn toch geen leuke clubs waarvan je deel zou willen uitmaken. De enigen die met hen in zee willen, zijn zij die bemiddeld zijn. Dan klopt er toch iets niet.”
“Het zijn niet zozeer al die maatregelen die me dwarszitten, maar wel het veranderende klimaat. Het lijkt of er fundamenteel wordt geknaagd aan mijn mens- en maatschappijbeeld. Mijn ideaal, een solidaire, diverse en rechtvaardige samenleving, wordt bekeken als iets uit het verleden. Solidariteitsmechanismen worden uitgehold, studeren is er niet meer voor iedereen. Ik geloof in een samenleving waarin je voor elkaar zorgt en veel dingen samen doet. Zoals in het nieuwe Farmparck onder de Bockstaelbrug. Maar dat is niet de vibe waar de Bart De Wevers van deze wereld op zitten te wachten.”
Zijn de jongeren van Chicago even strijdvaardig?
Vancraeynest: “Neen, ze zijn niet echt in politiek geïnteresseerd. Ze snappen niet goed wat dat is, een vakbond, de sociale strijd. Dat je je tegen de regering kan verzetten is nieuw voor hen. In stakingen of betogingen geloven ze niet. Dan zeggen ze: ‘ga jij maar Bie, maar het gaat niets veranderen, je zal teleurgesteld zijn’. Heel boeiend dus.”
Nieuwjaarsinterviews 2015
Lees meer over: Samenleving , Nieuwjaarsinterviews 2015
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.