“Wat Cultuur in 2015 nodig heeft, is creativiteit, tolerantie en doorzettingsvermogen,” zegt Flagey-directeur Gilles Ledure. “Onzekerheden worden weggenomen door erover na te denken, door creativiteit. Je bent creatiever en minder onzeker als je tolerant bent. En dat geheel krijg je enkel als je bereid bent om een langdurige inspanning te leveren.”
Gilles Ledure: ‘Ik wil niet leven in een omgeving die geen verandering ziet'
‘D ie essentiële zaken helpen de situatie te voorkomen waarin we moeten vluchten. Angst is een zeer slechte raadgever in deze tijden.” In de technische ruimte van het voormalig Omroepgebouw Flagey houdt Gilles Ledure, directeur van de muziek- en filmboot Flagey de vinger aan de pols. Cultuur krijgt deining.
Met een aanloop in 2014 lijkt cultuur het risicoproduct in besparingstijd te worden. Houdt u daar rekening mee?
Gilles Ledure: “Als de middelen slinken op een moment dat de zalen al niet vollopen, dan stijgt het risico. Het vaarwater wordt dan gevaarlijk. Het verwijt dat minder middelen op dat moment zouden leiden tot een veiligere programmering, zonder risico’s, is niet ondenkbeeldig. Maar tegelijkertijd weet ik dat artiesten mensen zijn die, ongeacht de omstandigheden waarin ze werken, altijd weten te verrassen. Op een bepaald moment gaat hun drang tot communicatie eentje worden met een risiconeming. Al weet je dit nooit op voorhand. Het is aan ons om de risico’s te spreiden, met een stok achter de deur: een alternatief waarmee gescoord kan worden, kwaliteit. En die drijft altijd boven.”
Een hekel punt in een betoelaagde sector blijft de factor ‘toegankelijkheid’ van de beste kunstvoorstellingen.
Ledure: “Eerst wil ik benadrukken dat Flagey geen subsidies krijgt voor programmatie, enkel voor vaste kosten. En wij zijn geen elitehuis. Maar inderdaad, de voorwaarden moeten gecreëerd worden opdat het publiek toegang krijgt tot uitmuntendheid, en dus de beste kunst kan horen of zien (in het geval van film, red.). Dat gebeurt niet enkel door schappelijke toegangsprijzen. Zeg mij eens waar je elders voor een gezin van vier 50 euro betaalt voor de beste plaatsen. Ook de sfeer die gecreëerd wordt, is een kwaliteitsnorm als je uitgaat – getuige de leukste cafés en restaurantjes. Mensen komen hier graag omdat het laagdrempelig is, vandaar onze 75 procent bezetting. Dat wil zeggen: één op twee activiteiten uitverkocht. Dat heeft met aanbod te maken, maar ook met sfeer. Mensen, ongeacht hun portemonnee, voelen zich hier op hun gemak. Vorig jaar sprak een vrouw me aan: ‘Elke dag kwam ik hier met bus 71 voorbij, zonder te weten wat dit Flageygebouw was. Tot mijn zoontje hier een concert gaf. Ik dacht dat wij hier niet binnen mochten, en nu zie ik dat dit wel kan.” Ik kan u verzekeren dat het schone dagen voor mij zijn, als ik dat hoor!”
Sponsoring houdt de cultuursector overeind, blijkt meer dan ooit de realiteit. Hoe is die relatie?
Ledure: “Te lange tijd stond men huiverend tegenover privaat-publieke samenwerking. Er was de gesubsidieerde kunst en er was de privéwereld. Terwijl alles door elkaar loopt. De vrees dat een teveel aan medewerking door de privéhandel de programmering zou beïnvloeden, blijft onterecht. Denk niet dat de sector zo maar klakkeloos een breed toegankelijke programmatie gaat afficheren, of dat de sponsor zo maar afhaakt voor het ‘moeilijke’ in de kunsten. Eerlijk gezegd bestaat het cliché niet meer dat ‘la danseuse du président’ een podium krijgt. Onze grootste private sponsor BNP Paribas (Ledure had die in Lille ook, red.) ging hier net weg toen ik begon in 2011; hij bleef. Waarom? In een vergadering met de bank discussieer ik 90 procent van de tijd niet over geld. Wel over communicatietechnieken, kunstprojecten en –vormen en over ‘zaken samen ondernemen’. Waarbij ‘wij’ de specialist zijn die de sponsor kan adviseren in zijn demarche naar de maatschappij op artistiek vlak.”
Er is altijd iemand die beslist over het aanbod aan cultuur dat het publiek kan krijgen. Wie en hoe?
Ledure: “Dat de cultuursector zelf keuzes maakt is evident. Maar vergeet naast de organisator en de geldschieter vooral niet de impact van de artiesten op de programmatie. Zij staan uiteindelijk op het podium. Het publiek komt voor hen. Sommige artiesten kunnen mode-producten zijn, andere niet. Sommige concerten worden in Brussel geprogrammeerd omdat de artiest of het orkest op tournee is, dus passeren kan. Al moet je dan ‘hun’ programma slikken. Andere artiesten stellen: ‘in december 2015 speel ik dat’, en ook dan is het te nemen of te laten. Gelukkig is het gewoonlijk een wisselwerking. Je mag het allemaal niet zo absoluut zien, dat één iemand beslist over het cultuuraanbod. Iemand in oncomfortabele werksituaties plaatsen, is nooit goed. Je mag aan wie voor je werkt – de artiest – wel ongemakkelijke opdrachten en onderwerpen vragen. De werksituatie daarentegen moet in alle omstandigheden zeer comfortabel zijn, om die opdrachten rustig te kunnen realiseren. Anders breng je zowel de artiest als het product in gevaar. Wat niet wil zeggen dat je hem niet mag uitdagen: kun je dit wel?”
Kunstencentra viseren een optelsom van nichepublieken. Is dat het doel en de trend?
Ledure: “Wat Flagey doet is sowieso al niet homogeen: van jazz, klassieke muziek en progressieve rock tot videoprojecten en retrospectieve films. Het is telkens een ander publiek, al zie ik wel een dubbele eenheid. Het is altijd een zeer sociologisch, leeftijdsverscheiden breed publiek. Sommige mensen met meer middelen, andere met bijzonder weinig. Ten tweede spreken we ‘nieuwsgierigen’ aan, in alle genres. We hebben hen niet gezocht. Het is gegroeid uit onze aanpak. Binnen de wereld van de muziek hebben we een markt aangeboord die zowel Belgen als toevallige passanten bereikt. Ze voelen zich hier niet gedwongen tot een ritueel, dat sacraliserend wordt en dus een bepaalde druk zou kunnen opleveren. Bij ons komt iedereen rustig en ontspannen, en we beginnen à peu près rond kwart na acht, no stress. Deze souplesse plaatst de mensen in vrijetijdsambiance. Daartegenover staat dat we veeleisend zijn voor ons publiek: het moet aandachtig zijn. Flagey is geen vogelkot.”
Flagey doet wel meer dan bekend is of geafficheerd wordt, leg maar eens uit.
Ledure: “Moet ik tamtam maken over alles waartoe we ons verplichten om te ‘doen’ binnen de maatschappij? Eén voorbeeldje moet volstaan. Neem het kinderkoor Equinox, voor kinderen die niet dezelfde kansen krijgen in het leven. Die kinderen komen hier elke woensdag repeteren. Zij eten hier hun boterhammen na school op, lopen hier rond en hebben het tof. Een van ’s werelds grootste pianisten, Maria João Pires, steekt met hen een project in elkaar – ze komt voor de repetities op woensdag terug, zelfs uit Japan. En wat blijkt achteraf, als we horen hoe die kinderen iets fantastisch in elkaar gebokst hebben? Dat er bijvoorbeeld een mama in de zaal zat die twee uur van de gevangenisdirecteur verlof heeft gekregen. Met twee agenten in burger kwam ze kijken naar haar zoontje, die repeteert.”
Doorzetten op tolerantie en creativiteit, is dat uw vitrinefunctie?
Ledure: “Vergeet dat alles niet te plaatsen in het gegeven ‘Brussel’. We moeten nu en tot 2020 - wanneer er ongeveer 150.000 inwoners bij gekomen zijn in het Brussels gewest – rekening leren houden met de realiteit. De nieuwe Brusselaars komen van verder dan de Rand, uit Europa, het voormalige Oostblok, het Midden-Oosten, Afrika… Als cultuurmaker kun je niet zeggen: dat interesseert me niet. Ik zag in Luxemburg hoe het Orchestre Philmaronique zijn hoofd in het zand stak voor de demografische veranderingen. Nog een kwart autochtonen waren er plots, maar de overheid wou zich niet aanpassen aan de smaak van die ‘vreemdelingen’, expats van de bouwwerf tot de bedrijfstop. Wel, ik wil niet leven in een omgeving die geen verandering ziet! De instromers die hier over vijf jaar samen met ons Brussel vormen, gaan hier werk zoeken en volop leven en uitgaan. Ik hoop dat de bijkomende middelen die ik moet zoeken voor cultuur, zullen passen in de weerspiegeling die we willen zijn voor de maatschappelijke evolutie. En levende kunsten als muziek en film wonen niet in een museum. Jezelf voortdurend aanpassen weegt op een mens, vandaar de oproep tot ‘hold on’. Ik denk dat we anno 2015 in een periode zitten waarin mensen zeggen: geef me pauze, tijd om aan te passen. En dat is niet erg. Maar alles stoppen, gaat niet.“
Nieuwjaarsinterviews 2015
Lees meer over: Elsene , Samenleving , Muziek , Nieuwjaarsinterviews 2015
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.