Politiek is Brussel een tweetalig gewest, maar op straat hoor je een bonte mengeling van talen. Begin deze eeuw sprak slechts 2,5 procent van de Brusselaars geen Frans, Engels of Nederlands. Vandaag is dat opgelopen tot acht procent, zo blijkt uit de jongste taalbarometer van Rudi Janssens (VUB). Maar: “Wie Brussel verlaat, kent wel gemiddeld veel meer Frans en Nederlands dan wie hier aankomt,” zegt Philippe Van Parijs (UCL). En Rudi Janssens: “Brussel is een emancipatiemachine.”
| Rudi Janssens (VUB), professor meertaligheid, en Philippe Van Parijs, filosoof en econoom (UCL.)
Dertig jaar Brusselse journalistiek
Dertig jaar Brusselse journalistiek heeft BRUZZ-redacteur Danny Vileyn erop zitten. In zijn reeks "Vileyne gedachten" blikt hij terug op wat hem van die drie decennia is bijgebleven. Deze week: Rudi Janssens en Philippe Van Parijs over meertaligheid.
Deze thema's verschenen eerder:
- Kosmopolitisch Brussel
- Katholiek Brussel
- Vrijzinnig Brussel
- Prostitutie in Brussel
- Criminaliteit in Brussel
- Hoe Brussel werd wat het is
Rudi Janssens: Ik trap vast en zeker een open deur in als ik zeg dat Brussel heel divers en meertalig is. Maar toch is het niet onbelangrijk om dat te herhalen, omdat de tweedeling Nederlands-Frans het discours blijft waarbinnen politieke oplossingen worden gezocht. Dat gezegd zijnde: als je door Brussel stapt, blijft Frans de dominante taal, maar als je even halt houdt en naar gesprekken luistert tussen Brusselaars en mensen die op dat ogenblik in Brussel verblijven, mensen die hier werken of hier op bezoek zijn, hoor je de meest uiteenlopende talen.
Die diversiteit blijft trouwens toenemen. Ook vervullen de verschillende talen verschillende functies: de taal die je op het werk spreekt, is niet noodzakelijk de thuistaal en die thuistaal is niet noodzakelijk de taal die je met je vrienden spreekt. Je kan Engels praten op het werk, Nederlands thuis en Frans met je vrienden.
Heeft de val van de Muur in 1989 het gebruik van talen ingrijpend gewijzigd?
Janssens: Het vrij verkeer van personen binnen de EU heeft overduidelijk een belangrijke impact. Enerzijds heb je de hooggeschoolde mensen die binnen Europese instellingen werken, anderzijds zijn er de Polen, Bulgaren en Roemenen die naar hier komen op zoek naar werk. Voor de val van de Muur kwamen hooggeschoolden uit de lidstaten van de EU naar Brussel, nu zijn het niet langer alleen hooggeschoolden, maar ook laaggeschoolden, en vooral die brengen hun eigen taal mee. Zij gaan niet automatisch Frans of Engels leren spreken. Wij denken dat we hen moeten integreren en de taal aanleren, en aan een baan helpen, maar vaak hébben ze al een baan en komen ze terecht in Poolse, Roemeense en Bulgaarse circuits. Die zijn op het eerste gezicht niet zichtbaar voor ons. Ik geef een voorbeeld: voor mensen uit Oost-Europa spelen de kerken een belangrijke rol, ze hebben hier hun eigen kerken. Je ziet ook meer en meer Oost-Europese winkels. Zelfstandigen werken met mensen uit hun thuisland en niet met Belgen of maar in beperkte mate. Sommige Oost-Europese arbeiders werken in een Belgische werkomgeving, andere werken in een omgeving met mensen uit hun thuisland.
"Wie Brussel verlaat kent gemiddeld veel meer Frans en Nederlands dan wie hier aankomt"
Philippe Van Parijs: Ik zou graag van de gelegenheid gebruikmaken om te zeggen dat ik een grote fan ben van het werk van Rudi, en zeker een van zijn meest aandachtige lezers. We zijn in Brussel fantastisch goed geïnformeerd dankzij zijn onderzoek naar talenkennis en taalgebruik. Om de huidige taalsituatie in Brussel te begrijpen moet men in de eerste plaats rekening houden met de snel veranderende samenstelling van de Brusselse bevolking. Die taalsituatie wordt niet alleen bepaald door migratiestromen vanuit het buitenland, maar ook door de verhuisbewegingen tussen Brussel en de twee andere gewesten.
Sinds het begin van deze eeuw zijn er 1,2 miljoen mensen in Brussel komen wonen en hebben er 1,1 miljoen mensen Brussel verlaten. De meesten die hier kwamen wonen, kwamen uit het buitenland en de meesten die Brussel hebben verlaten, zijn naar een andere plek in België getrokken.
Een van de gevolgen is dat van de tien toptalen in het jaar 2000, er negen procentueel zijn gedaald, inclusief Frans, Nederlands en Arabisch. De enige taal van die tien die niet gedaald is, is het Engels, hoewel dat ook amper is gestegen. Dat heeft te maken met de grotere diversiteit aan moedertalen.
Die demografische trend verklaart nog een ander merkwaardig cijfer: begin deze eeuw zei maar 2,5 procent van de Brusselaars niet goed Frans, Nederlands en geen Engels — naar eigen zeggen —te spreken, nu is dat tot acht procent gestegen. Heel wat mensen, bijvoorbeeld Syriërs, Brazilianen en Roemenen hebben zowel privé als professioneel geen contact met andere groepen in Brussel, ze blijven binnen hun eigen gemeenschappen.
En wat brengt de toekomst?
Van Parijs: Als er op Europees niveau nog meer weerstand groeit tegen immigratie zal dat betekenen dat er ook in Brussel minder geïmmigreerd zal worden. En als er na de coronacrisis meer werknemers dan voorheen telewerken, kan dat met zich meebrengen dat mensen die anders om beroepsredenen in Brussel waren blijven wonen, misschien naar Vlaanderen of Wallonië zullen trekken. Daar is veel onzekerheid over, maar als de crisis jaren duurt, zal die ongetwijfeld veel gevolgen hebben, inclusief — via de samenstelling van de bevolking — op de taalsituatie in Brussel.
"De mensen die vandaag in de Rand gaan wonen zijn ook EU-burgers, geen traditionele migranten die de taal moeten leren en aan werk geholpen moeten worden om in te burgeren"
Hoe problematisch is die acht procent Brusselaars die Frans, Nederlands noch Engels kent?
Janssens: Zeer problematisch. Als de gemeenschappelijke taal ontbreekt, zijn die mensen onbereikbaar voor andere groepen, de basis om tot een inclusievere samenleving te komen ontbreekt. De vraag is of mensen die op een eilandje wonen behoefte hebben om met andere mensen in contact te treden. Ik veronderstel van wel, die behoefte is toch algemeen-menselijk. Laat ons het een uitdaging noemen, zeker als die mensen bij de politiek en de gemeenteraadsverkiezingen ook hun zeg willen doen of een weloverwogen stem uitbrengen. Mensen moeten elkaar kunnen begrijpen met één of meer gemeenschappelijke talen. Het is ook van belang voor de Brusselaar die meertaligheid belangrijk vindt. Meertaligheid maakt deel uit van het DNA van de Brusselaar. De eentalige Roemenen, Brazilianen en Syriërs van Philippe bevinden zich in de marge.
Van Parijs: Ik wil hier graag het onderscheid tussen bonding en bridging social capital aan toevoegen, een onderscheid gemaakt door de Amerikaanse socioloog Robert Putnam. Sociaal kapitaal is het vertrouwen dat mensen in elkaar hebben en vormt de basis voor solidariteit en samenwerking. Bonding social capital is wat leden van een homogene groep bindt, bijvoorbeeld Turkse nieuwkomers die door de moskee geholpen worden met hun papieren of in hun zoektocht naar een job, of Braziliaanse immigranten door hun kerken. Dat is zeer belangrijk om zich hier in Brussel te integreren. Bonding social capital is het vertrouwen en de solidariteit tussen groepen. Als die verschillende groepen eentalig zijn, als hun leden alleen Portugees of alleen Roemeens spreken, is het moeilijk om vertrouwen te ontwikkelen met mensen uit andere groepen en er solidair mee te zijn, terwijl bridging social capital net belangrijk is voor de cohesie van de Brusselse samenleving als geheel. Meertaligheid is geen voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor dat bridging social capital.
Meertaligheid is belangrijk voor individuen om deel te kunnen nemen aan het economische leven, om meer mogelijkheden te hebben om een baan te vinden, om om te gaan met de buren, om deel te nemen aan politieke discussies, maar die is ook belangrijk voor Brussel als geheel, voor het wederzijds vertrouwen en de samenwerking die erdoor mogelijk worden gemaakt.
"Als de gemeenschappelijke taal ontbreekt, zijn die mensen onbereikbaar voor andere groepen, de basis om tot een inclusievere samenleving te komen ontbreekt"
Maar de samenstelling van de bevolking wijzigt ontzettend snel, moeten we dan iedere keer opnieuw beginnen een gemeenschappelijke taal aan te leren?
Van Parijs: Als de Brusselse bevolking meer stabiel wordt als gevolg van de coronacrisis, wordt het makkelijker. Er is een heel kleine stijging van de kennis van het Engels, en een forse achteruitgang van het Nederlands en het Frans. Je kan je inderdaad afvragen: hoe is dat mogelijk? Er wordt toch zwaar geïnvesteerd in scholen en in taallessen voor volwassenen? Brussel is wel een enorme verfransings- en vernederlandsingsmachine - niet alleen in onderwijsinstellingen, ook in de bedrijven en op straat - maar wie vanuit het buitenland in Brussel aankomt, kent zelden Frans en nog minder vaak Nederlands. Wie Brussel verlaat, integendeel, kent gemiddeld veel meer Frans en Nederlands dan wie hier aankomt.
Conclusie: het Nederlandstalig onderwijs in Brussel waar Vlaanderen terecht in investeert, is eigenlijk belangrijker voor Vlaanderen dan voor Brussel?
Janssens: Nee, die conclusie is voorbarig, maar het is wel een interessante vraag. Ik zou heel graag geld hebben om te onderzoeken of mensen die in Brussel Nederlandstalig onderwijs gevolgd hebben naar Vlaanderen verhuizen of in Brussel blijven. Het is voorbarig om de vijfjaarlijkse taalbarometers te vergelijken en te stellen dat de Nederlandssprekenden dezelfde zijn als vijf jaar eerder. Maar dit gezegd zijnde: mensen komen naar Brussel, leren hier heel wat - en niet alleen op school of aan de universiteit - en vertrekken dan weer, Brussel is een emancipatiemachine.
Van Parijs: Die stelling is inderdaad te sterk geformuleerd, meertaligheid is ook in het belang van Brussel, zelfs als die Brusselaars na het leren van het Nederlands of het Frans naar Zellik of Asse verhuizen. Er zijn zoveel positieve externaliteiten tussen de gewesten dat wat goed is voor de ene ook goed is voor de andere: wat goed is voor Brussel is bijna altijd ook goed voor Vlaanderen of Wallonië en omgekeerd. Een aspect daarvan is dat mensen die in Brussel Nederlands leren niet alleen hun kansen op een baan opdrijven in Vlaanderen, maar ook gemakkelijker in Vlaanderen kunnen gaan wonen vermits ze de taal al kennen. Een taal leren is goed voor de anderen met wie je werkt, praat in je buurt of aan politiek doet.
Stel dat corona aanhoudt, dat er minder over en weer verhuisd wordt en er minder immigratie is, zal de kennis van Nederlands en Frans dan toenemen? Zo van: we zitten hier vast, we kunnen maar beter de taal leren.
Van Parijs: Een kleinere instroom betekent statistisch minder mensen die nog geen Frans of Nederlands kennen. Hoe snel mensen die hier al zijn Nederlands of Frans leren, hangt ook van het beleid af. Veel mensen die hier geboren en getogen zijn, zijn meertalig: de diversiteit komt niet alleen van de huidige immigratie, maar ook van de tweede- en de derdegeneratiemigranten. Het zou kortzichtig zijn om te denken dat kinderen die schoollopen in het Nederlandstalig of Franstalig onderwijs hun ‘andere’ talen verliezen. Die diversiteit blijft, een taal heeft andere functies dan de school- of thuistaal, denk maar aan de taal die kleinkinderen met de grootouders blijven spreken.
Janssens: Ik denk niet dat de wereld drastisch zal veranderen … de oorzaken van migratie zullen niet verdwijnen. Neem de oorlog in Syrië: de emigratie naar West-Europa is even on hold gezet, maar kan snel weer oplaaien. Ik denk dat we vlug opnieuw business as usual zullen hebben.
Van Parijs: Er spelen nog twee andere factoren. Hoe zal Brussel er economisch voorstaan na de coronacrisis? Als er lange tijd veel minder banen zijn in Brussel zal Brussel ook veel minder aantrekkelijk worden voor migranten. En hier bovenop: hoe zal de Europese Unie evolueren? Wanneer de brexit voltooid zal zijn, zullen er vermoedelijk een beetje minder Britten in Brussel wonen. Ik geloof helemaal niet in de ontmanteling van de Europese Unie, maar men mag niet uitsluiten dat er nog een paar lidstaten zullen afhaken of dat ze, door de veralgemening van onlinevergaderingen minder mensen naar Brussel zullen sturen.
Brussel is in twintig jaar heel erg veranderd, de Rand is dat ook. Hoe is de verhouding nu?
Janssens: Als men twintig jaar geleden vanuit de politiek over de verhouding Brussel en de Rand sprak, dan had men het over de verfransing van de Rand. De Brusselaars die toen Brussel verlieten om zich in de Rand te vestigen waren vaak Franstaligen. Nu is de uitwijking naar de Rand veel internationaler geworden. Een tweede verschil met het begin van deze eeuw: toen was het middenklasse die de stad verliet, nu is het ook de lagere klasse. En drie: nu gaat de uitwijking veel verder al dan de Rand, verder dan de negentien gemeenten die aan Brussel grenzen. Vlaanderen denkt nog heel traditioneel over migratie, als zijnde mensen met buitenlandse roots die in een homogeen Vlaamse omgeving terechtkomen. Dat is ook nog altijd het politieke discours. De mensen die vandaag in de Rand gaan wonen zijn ook EU-burgers, geen traditionele migranten die de taal moeten leren en aan werk geholpen moeten worden om in te burgeren. Het zijn met andere woorden geen Franstaligen en het zijn geen vreemdelingen. Het is een fenomeen waar Vlaanderen niet goed weg mee weet. We zien die veranderingen ook in het onderwijslandschap: vroeger trokken Vlaamse kinderen naar de dorpsschool voor het lager onderwijs en kwamen ze naar Brussel voor de middelbare school, nu zien we ook het omgekeerde: Brusselaars die school lopen in de Rand.
"Vandaag kan je nog van de Luikenaars en de Carolo’s en de sinjoren in Antwerpen spreken, maar wat betekent vandaag nog een Brusselaar?"
Vormen Brussel en de Rand sociologisch een homogener geheel dan twintig jaar geleden?
Janssens: De Rand is even divers als Brussel. Men kan Vilvoorde niet vergelijken met Overijse of Dilbeek. De kanaalzone vormt één geheel met hetzelfde type woningen met dezelfde soort bewoners. Migranten die Molenbeek verlaten, komen niet in Tervuren terecht, maar in gemeenten in de kanaalzone met typische arbeiderswoningen zoals Vilvoorde. Ze volgen hetzelfde traject als de Belgen destijds.
Toen ik eind jaren 1990 bij professor Els Witte aan het Centrum voor de Studie van Brussel van de VUB, het huidige BRIO, kwam werken was het de Brusselse Rand, nu is het de Vlaamse Rand, maar dat is uiteraard politiek. De grens tussen Brussel en de Rand is administratief. De invloed van de grootstad is er altijd geweest. Als je mensen in de Rand ondervraagt, klagen ze ‘uiteraard’ over de nadelen van Brussel, maar ze erkennen ook wel de voordelen. Die relatie was en is dubbel. Dat is ook voor de meeste steden zo, ook in het buitenland, alleen heb je er hier bij ons de politiek-institutionele verschillen bovenop.
Kleurt de Rand in de toekomst nog internationaler?
Janssens: Dat hangt van Brussel af, hoe internationaler Brussel wordt, hoe internationaler de Rand. Maar het zal ook van investeringen in bijvoorbeeld huisvesting in Brussel afhangen, in welke mate mensen die in Brussel werken hier blijven wonen.
Van Parijs: Begin deze eeuw waren er 50.000 inwoners meer in Vlaams-Brabant dan in Brussel, nu telt Brussel 50.000 meer inwoners dan Vlaams-Brabant. Maar ook als er volop wordt gebouwd in Brussel - en er wordt zelfs in het centrum van Brussel nog gebouwd - dan nog zullen er Brusselaars naar de Vlaamse en Waalse Rand en verder trekken. Brussel beslaat tenslotte maar een half procent van de oppervlakte van België. Ook zal het buiten Brussel altijd goedkoper blijven, zo zullen mensen uit Molenbeek niet naar Alsemberg verhuizen, maar naar Asse of Vilvoorde, waar ze een klein huisje kunnen kopen voor dezelfde prijs als een appartementje in Molenbeek. Vergeet ook niet dat bij migranten die vanuit Molenbeek of een andere gemeente naar de Rand trekken het integratiewerk al grotendeels in Brussel is gedaan. Roemenen en Syriërs die in Brussel wat Frans geleerd hebben en die naar de Vlaamse Rand verhuizen, kunnen er zich dankzij het Frans beter bewegen dan wanneer ze alleen maar Roemeens of Arabisch hadden gekend.
Als er criminaliteit in Molenbeek gebeurt, is voor een aantal Vlaamse politici heel Brussel een trumpiaanse hellhole. Als er even erge of nog ergere feiten in Antwerpen gebeuren, dan hoort dat bij de grootstad. Is de houding van Wallonië tegenover Brussel vergelijkbaar?
Van Parijs: Ik denk dat er in Wallonië iets gelijkaardigs speelt, maar die houding hangt ook van de media en de politieke partijen af. Brusselaars vormen een veel groter onderdeel van de Franstaligen dan van de Nederlandstaligen van dit land. Het gewicht van de Brusselse media en partijafdelingen is bijgevolg binnen de Franse gemeenschap veel groter dan binnen de Vlaamse gemeenschap. Zelfs al zouden evenveel Walen even negatief denken over Brussel als Vlamingen dat doen, dan nog zou dat minder in de media komen en minder verwoord worden door politici, omdat ze meer Brusselse lezers en kiezers hebben. Er is altijd een verschil tussen wat mensen denken en privé zeggen, en wat er naar buiten komt. En als het minder naar buiten komt, beïnvloedt het minder de publieke opinie.
Brede lagen van de Brusselse bevolking hebben leren leven met diversiteit en meertaligheid zonder dat ze daarover enthousiast zijn, in Vlaanderen veel minder. Zal die kloof tussen Vlaanderen en Brussel blijven toenemen? Vlaanderen is klein en verstedelijkt, veel meer dan Wallonië. Gaat Vlaanderen in snel tempo Brussel achterna?
Janssens: Ik denk dat Vlaanderen traag zal veranderen. Brussel is internationaal door zijn functie, er is geen vergelijkbare pool in Vlaanderen. Mensen die van elders komen, passeren via Brussel. Brussel is een draaischijf.
Van Parijs: De verhouding tussen Brussel en de rest van ons land kan je vergelijken met de verhouding tussen andere hoofdsteden of metropolen en de rest van hun land. Er is een groot verschil tussen Boedapest en de rest van Hongarije, tussen Istanbul en de rest van Turkije, en Londen en de rest van het Verenigd Koninkrijk. Eigenlijk lijkt Wallonië meer op Vlaanderen dan Brussel op Wallonië en Vlaanderen. Ik heb zonet een boek gekregen van een journalist van De Tijd, Lukas Vanacker, (Typisch België, red.) met frietkoten en koterijen. Ook uit de foto’s blijkt dat Vlaanderen en Wallonië meer gemeen hebben dan vaak gedacht, maar in het voorwoord wordt gewaarschuwd dat wat voor de rest van het land geldt in Brussel veel minder van toepassing is, “een zeer internationale metropool, waar de klassieke Belgische tradities veel minder uitgesproken aanwezig zijn”.
Als je de verhouding vreemdelingen en nouveaux belges ziet in Vlaanderen, dan moet je besluiten dat Vlaanderen meer en meer op Wallonië begint te lijken. Lang geleden waren er veel meer vreemdelingen in Wallonië, met name door de Italiaanse aanwezigheid. Maar met de ongelijke welvaart heb je nu meer mensen van Marokkaanse origine in Vlaanderen dan in Wallonië. Maar er is een enorm verschil met Brussel, waar de belgo-belges een kleine minderheid zijn geworden, terwijl ze nog altijd een grote meerderheid vormen in Vlaanderen en Wallonië. Dat verschil zal blijven bestaan. Vandaag kan je nog van de Luikenaars en de Carolo’s en de sinjoren in Antwerpen spreken, maar wat betekent vandaag nog een Brusselaar? Mademoiselle Beulemans is al lang dood en begraven. Tegelijk is er onlangs wel een sterke Brusselse identiteit ontstaan, maar dat is geen Belgische nationaliteit meer. Brussel heeft net als andere grootsteden een kosmopolitische identiteit, en hier komt nog de officiële tweetaligheid bovenop. Een sterke regionale identiteit is goed en belangrijk voor Brussel, en ook voor Vlaanderen, Wallonië en Ostbelgien.
Maar wat is die Brusselaar vandaag?
Janssens: Als men vraagt naar identiteit dan heeft men het meestal over een groep mensen die een bepaalde taal en geschiedenis delen, maar in het huidige Brussel komen vele geschiedenissen en talen bij elkaar. Een Brusselaar is iemand die in een dergelijke diverse omgeving zijn weg weet te vinden en er zich thuis voelt.
Van Parijs: Het is iemand die in Brussel woont en er graag zou willen blijven wonen. Dat kan men alleen willen als men aanvaardt dat Brussel vanaf nu altijd een heterogene bevolking zal hebben. En dat kan men alleen gretig aanvaarden indien men gewapend is om daarmee om te kunnen, in de eerste plaats door meer dan zijn eigen taal te kennen. Hier willen blijven wonen heeft ook veel te maken met de kwaliteit van de openbare ruimte. Onze identiteit als Brusselaars heeft niets te maken met onze roots, met waar we vandaan komen, maar met de plaats waar we wonen. We moeten ons die plaats toe-eigenen. Onze straten en onze pleinen, en ook onze metro. Ik hoop dat deze crisis vlug overgaat, zodat de Brusselaars weer massaal gebruik kunnen maken niet alleen van hun autoluwe straten en autovrije pleinen, maar ook van hun metro.
Vileyne gedachten
Lees meer over: Brussel , Samenleving , Vileyne gedachten , meertaligheid , Philippe Van Parijs , Rudi Janssens , BRIO , VUB , UCLouvain
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.