In Brussel - Een reis door de wereld (4): Sponsen, chocolade & smeervet bij de Griekse gemeenschap
Drie uur. Goede Vrijdag. Jezus blaast zijn laatste adem uit. Theeslurpende Maghrebijnse Brusselaars op een terras op de Stalingradlaan trekken zich daar geen snars van aan. Al evenmin het bonte internationale volkje op het Rouppeplein. Grieken denken daar anders over. In de kathedraal van de Heilige Aartsengelen op de Stalingradlaan hebben ze het houten Christusbeeld van zijn kruis gehaald en opgeborgen achter de met iconen behangen wand die het schip van de kerk scheidt van het koor. Een garde van presbyters en de aartsbisschop-metropoliet ontfermt zich erover.
Orthodoxe Grieken zijn meer in het sterven en de verrijzenis dan in de geboorte van Christus geïnteresseerd. Pasen is elk jaar een driedaags religieus hoogtepunt.
Zeven uur. Byzantijnse gezangen worden ingezet. Mondjesmaat binnenstromende Grieken komen vooraan een symbolisch graf kussen. Twee uur lang. De tijd die de kerk nodig heeft om uit te puilen van het volk.
Negen uur. De kathedraal is te klein geworden. Op de middenberm van de Stalingradlaan staat een mensenzee ingetogen te wachten op een eerste climax. Een bonte stoet komt naar buiten om Christus tijdens een korte wandeling rond het Rouppeplein symbolisch ten grave te dragen. Een kruisdrager en de in zijn spoor volgende sleep van misdienaars, priesters, schrijndragers en gewone stervelingen doen de terrasdrinkers voor even verstommen. En zo wordt elk jaar een lang sacraal weekend ingezet dat pas op zondag, omstreeks middernacht, eindigt met de verlossende boodschap dat de zoon verrezen is.
De oudste, embryonale Griekse parochiestructuur in Brussel gaat terug tot het interbellum. In de Stassaertstraat in Elsene had een groep vrouwen van Griekse handelaars zich verenigd in de Association des Dames Héllènes. Zij bouwden er een kerk uit op de benedenverdieping van een woonhuis. Toen die, decennia later, te klein werd, begonnen ze de ingang van een pand op de Stalingradlaan op te lappen, met een geschilderd timpaan.
Zo kun je de kathedraal van de Heilige Aartsengelen verbinden met de vroegste Griekse volksplanting in de stad. In 1947 bestond die uit 641 zielen. Maar zielen die dubbel telden. Rijke zielen. Zielen van handelaars en gegoede bourgeoisie. Een van hun specialiteiten was de handel in sponsen. Je had ook wijn- en tabakhandelaars. Hun bekendste generatiegenoot is zonder twijfel Leonidas Kestekidis. Hij nam in 1910 en 1913 als banketbakker deel aan de wereldtentoonstellingen in Brussel en Gent en opende hiermee een van de smakelijkste pagina's uit de geschiedenis van de migratie. Hij trouwde met een Brusselse en opende in de loop van het interbellum een eerste pralineswinkel op de Anspachlaan.
De mijnen
In 1947 richtte deze kapitaalkrachtige kring van pioniers de Communauté Hellénique de Bruxelles op. Tot diep in de jaren 1950 bleef deze vereniging uitgesproken burgerlijk. Daarna werd ze met smeervet ingewreven. Griekse gastarbeiders deden hun intrede. Lassers, loodgieters, metselaars, plafonneurs, trambestuurders, poetsers, naaisters en weefsters. De Communauté Hellénique werd een stuk socialer en hield zich voortaan bezig met het opvangen en wegwijs maken van de nieuwkomers.
Naar schatting 20.000 Grieken werden op kosten van de Belgische staat tussen 1956 en 1964 aangetrokken voor de mijnbouw. Ongeveer een derde hiervan zou nooit in de mijnen werken of anders na een korte periode zijn contract verbreken. Of ze keerden terug, of ze richtten de blik op Duitsland, waar al sinds het einde van de jaren 1950 werkvergunningen voor de industrie werden uitgereikt.
Geleidelijk aan stroomde ook een aanzienlijk deel terug naar Brussel. "Na drie jaar mijnarbeid werd ik ziek. Op voorwaarde dat ik afstand deed van mijn invaliditeitsuitkering, gaf de overheid me een beroepskaart waarmee ik als zelfstandige aan de slag kon. Zo verliet ik de mijnen van Bergen en kon ik als een van de allereerste Grieken in 1960 een restaurant openen in de Kartuizersstraat in het centrum van Brussel," vertelt Diogène Pahatouridis.
Brussel ontpopte zich geleidelijk als de grootste concentratiestad. In 1981 waren er in België 21.230 Grieken geregistreerd. 45% van hen woonde in de hoofdstad. De twee voorkeursbuurten van de Griekse arbeiders bevonden zich rond de stations. De Brussels staatssecretaris Christos Doulkeridis verhaalt: "Mijn vader werkte even in de Limburgse steenkoolmijnen en voegde zich na een motorongeval in het midden van de jaren 1960 bij de stroom naar Brussel. Hij zocht zoals zovelen de nabijheid van de industrie op en vestigde zich in Kuregem. Mijn ouders verhuisden nadien naar die andere zeer uitgesproken Griekse buurt aan het Noord, in de Jollystraat, evenwijdig met de sporen." De gedeeltelijke sloop van de Noordwijk trof op die manier behoorlijk wat Griekse gezinnen.
Ribbetjes
In de loop van de jaren 1960 en '70 kwam de eerste horeca-infrastructuur van de grond. Het begon met sobere cafés, die nadien geleidelijk aan werden omgevormd tot restaurants. Grieken hebben net als Spanjaarden de gewoonte om drank met hapjes te combineren. Je hoefde geen culinair wonder te zijn om dit in een migratiecontext te reproduceren.
Zo lijken de bekende petits os of ribbetjes een puur diasporagerecht te zijn dat in Brussel werd uitgevonden. Grieken gingen naar de slachthuizen en kochten er ribben met wat vlees eraan op voor een prikje. Belgen smeten die toch maar weg. Gegrild werden ze in de cafés als mezze aangeboden. Met de tijd verkleinde het serveren van mezze uiteindelijk de omschakeling naar restaurants.
Op een volwaardige Griekse keuken bleef het nog lang wachten. "Producten uit het zuiden vond je in de jaren 1960 nauwelijks," zegt Pahatouridis. "Voor de import van Griekse wijn werkten we met een rederij. Voor het bladerdeeg van gebakjes zoals baklava konden we bij een Armeniër in Parijs terecht. Lamsvlees vond je nog niet in de slachthuizen, maar we hadden een afspraak met een Vlaamse boer in de rand die wekelijks voor ons twee lammeren slachtte."
"Voor de rest was het een leerproces om Griekse smaken af te stemmen op de papillen van ons publiek van beursmakelaars. Bij gevulde wijnbladeren aten mensen bijvoorbeeld vaak enkel de vulling op. Zeer belangrijk was het succes, begin jaren zestig, van filmkaskrakers zoals Zorba de Griek en Jamais le dimanche, waarin Melina Mercouri met een zwaar doorrookte stem het wereldberoemde 'Les enfants du Pirée' zong. Op een ogenblik dat de Griekse keuken nog nagenoeg onbekend was, werd Griekenland plotseling op de mentale kaart van Belgen gezet."
Pas nadat de migranten in de jaren 1980 wat financiële armslag hadden verworven, begonnen ze de gevels en de binnenmuren van de restaurants aan te kleden met mythologische en oudheidkundige kitsch van Griekse zuilen, kariatiden en godenbeelden.
Ondertussen was het verenigingsleven sinds 1967 geëxplodeerd. Het rechtse dictatoriale kolonelsregime vond gehoor bij de Communauté Hellénique, terwijl al wie links was zich verzamelde in eigen organisaties. De tegenstanders van de militaire junta organiseerden in Brussel grote eenmeifeesten of stuurden geld op voor politieke gevangenen. "In de Kartuizersstraat werd het restaurant van mijn vader een draaischijf voor Grieken die pas aangekomen waren en de vervolging hadden kunnen ontvluchten. Als kind werd ik soms wakker gehouden door gejoel als er onder mijn kamer hevig gediscussieerd werd over nieuwe protestacties," herinnert de dochter van Diogène zich.
Regionalisering
Na de val van de kolonels in 1974 werd de kloof in de loop van de jaren 1980 gedicht. De Communauté Hellénique vind je vandaag in de Zwedenstraat in Sint-Gillis. Samen met de Fédération des Communautés Helléniques de Belgique, die een verdieping hoger zit, blijft ze een koepelorganisatie en organiseert ze feesten, theaterspektakels en lessen Grieks.
Het democratiseringsproces van Griekenland bracht ook een regionalisering van de zelforganisaties met zich mee. Voor het eerst werd het mogelijk om in Griekenland uit te komen voor je culturele roots. En vervolgens dus ook in het buitenland. In Brussel tref je nu verenigingen aan van Thraciërs, Macedoniërs, Kretenzers, mensen uit Epirus, de Peloponnesus en afstammelingen van Grieken uit Istanboel en uit Pontus, het gebied rond het huidige Trabzon in het noordoosten van Turkije.
Hoewel. De ledenaantallen hollen achteruit. Bij haar stichting in 1975 telde de vereniging van zogenaamde Constantinopolitanen nog 300 mensen. Vandaag zijn het er een honderdtal. Hetzelfde verhaal bij de Pontische Grieken. "De verenigingen worden vooral door de eerste generaties gedragen. De kinderen komen nog wel naar de feesten, maar zich echt actief inzetten is wat anders," zegt voorzitster Despina Saltouridou.
Grieks lijken de jonge mensen zich in elk geval nog wel te voelen. Feestzaal Aurora, op het dak van de Delhaize aan de rotonde van Veeweyde in Anderlecht, is zowat dé zaal in Brussel die door alle Grieken het hele jaar door wordt afgehuurd. Op 25 maart, de dag dat Griekenland zich in 1821 afscheurde van het Ottomaanse Rijk, komen honderden Grieken uit heel België, jong en oud, er samen en leven zich uit in de typische Griekse rij- en cirkeldansen.
Met steun van de Vlaamse Overheid en Erfgoedcel Brussel
In Brussel - Een reis door de wereld
Lees meer over: Samenleving , In Brussel - Een reis door de wereld
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.