Brussel en de Rand: De andere negentien
E r was eens het verhaal van de lichtvlek aan de horizon.
Een jongere groeit op, naar eigen zeggen in Brussel, terwijl hij in werkelijkheid in een gemeente daar net buiten woont, nauwelijks drie kilometer van de stadsgrens. Brussel kent hij echter niet, buiten het vijfjaarlijkse obligate uitstapje naar Manneken Pis. Waarom hij zichzelf dan tot Brussel rekent, zeker op vakantie in het buitenland? Ach, dat is toch zoveel makkelijker uit te leggen. En eigenlijk ook logisch: als je op drie kilometer van de hoofdstad woont, dan woon je er ook. Punt. Daarover moet je niet moeilijk doen.
Maar dan komt de dag waarop hij in een winkel in zijn buurt in het Frans bediend wordt. Enkel in het Frans. Of de dag waarop een allochtoon op straat niet vriendelijk vraagt om weg te gaan, want het is nu 'zijn' buurt. Of wanneer een overheid beslist om van vandaag op morgen lelijke kantoorgebouwen neer te zetten op een plaats die voorheen groen was. Of wanneer in de laagste graad van de school waar hij straks afstudeert steeds meer Frans en Arabisch te horen is.
Wonen in de Vlaamse Rand is schizofreen, zoveel is duidelijk. Er speelt een continue strijd tussen bij de stad willen horen - de hoofdstad van Europa! - en willen houden wat er is: groen, rijkdom en geborgenheid. Die twee werelden botsen op de grens van twee gewesten, het Vlaamse, en het Brussels Hoofdstedelijke. Het eerste lijkt op platteland, maar dan met zeer veel huizen. Het tweede lijkt op een stad, maar dan met vele problemen die elders sneller opgelost worden. Eigenlijk zijn er geen oplossingen. Want samenwerken is toegeven, en toegeven betekent je eigenheid opgeven, of die nu stedelijk of niet-stedelijk is. En waarom moet je je eigenheid eigenlijk opgeven, wie wordt daar beter van?
Schizofreen, we zeiden het al.
Dus, Brussel, voor de jongere in de Rand? Een lichtvlek aan de horizon, waar van alles broeit. En omgekeerd, de Rand voor de stedeling? "Een donker gat, mijnheer, met bekrompen mensen die de stad niet aanvaarden."
Dilbeek verbrusselt
"Alles wat we hier willen doen, proberen we anders te doen dan in de stad." Dat zegt Willy Segers (N-VA), de burgemeester van randgemeente Dilbeek. Het zet de toon. En toch ook niet, want Segers weet zelf maar al te goed dat er tussen Sint-Jans-Molenbeek en Dilbeek bijna geen visuele verschillen meer zijn. Hoe maak je dan hard dat je anders bent? "Door duidelijk te laten merken dat we Brussel niet zijn," zegt Segers.
"Je hebt heel wat negatieve aspecten van Brussel die de grens oversteken: bevolkingsdruk, mobiliteit en ruimtelijke ordening. Slaag je erin om dat op afstand te houden, dan heb je toch een scheiding. Net in die zin zijn we een randgemeente: we ondergaan invloeden uit de hoofdstad, maar we proberen die waar het kan in goede banen te leiden. We proberen ons afvalbeleid veel beter te beheren dan het Brusselse, bijvoorbeeld. En in ons woonbeleid maken we gebruik van het VSGB, het Vlaams Strategisch Gebied voor Brussel, dat speciale reglementering toelaat die elders in Vlaanderen niet mag, zoals hoger bouwen. Als randgemeente zijn we aantrekkelijk voor stedelingen, maar we moeten mensen kunnen opvangen op een verantwoorde manier, en dus moeten we anders kunnen bouwen. Maar alleen in beperkte delen van Dilbeek. Elders moet vooral het groen bewaard blijven."
Maar wat heeft Brussel de Rand misdaan dat er zo achterdochtig naar de hoofdstad wordt gekeken?
"Vele Vlamingen dachten na de opeenvolgende staatshervormingen en bij het ontstaan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat ze hun plaats hadden verworven in Brussel. Maar zelfs dat was geen zekerheid. Men moet nu toegeven dat het respect voor Nederlandstaligen nog altijd niet vanzelfsprekend is. Je bent er als Vlaming met andere woorden nooit thuis," zegt Segers. "Het Brussels Gewest is mislukt, en wij willen er niet de gevolgen van dragen hier in Dilbeek."
Vilvoorde en de tijdbom
Vilvoords burgemeester Hans Bonte (SP.A) gaat verder in het benoemen van de Brusselse problemen. "Men spreekt in Brussel soms van een tijdbom, en ik denk dat met het huidige demografische groeiritme de tijdbom alleen maar erger zal worden. Een van de oorzaken waarom men het niet onder controle heeft, zijn de versnipperde bevoegdheden in Brussel, en, naar ik meen, een soort mentaliteitsprobleem bij Brusselse bestuurders. De problemen worden op Vlaanderen afgewimpeld. Een voorbeeld: men bouwt de Brusselse deelgemeente Neder-Over-Heembeek vol met nieuwe appartementen om de bevolkingsgroei op te vangen. Zeer goed. Maar men voorziet er geen scholen. Neen, men zegt zelfs openlijk dat de Brusselse kinderen maar in Vilvoorde naar school moeten gaan. Met alle respect, maar dat gaat niet. Vilvoorde is historisch gezien al geen rijke gemeente."
"De dualisering die ik in Brussel zie, doet mij als socialist pijn. En ik zie de dualisering en de samenlevingsproblemen toenemen. De veiligheid gaat erop achteruit, dat zeg ik niet alleen, maar ook de indicatoren, en dat heeft te maken met de bevolkingsgroei in Brussel. Er zijn dus genoeg redenen die maken dat mensen massaal uit Brussel wegtrekken. Met stip op één: veiligheid. Begrijpe wie begrijpe kan, want Vilvoorde is op dat gebied niet onbesproken. Maar men duldt niet langer dat de kinderen op de Parvis van Molenbeek rondlopen, of 's avonds na school alleen de metro op moeten. Op nummer twee staan ruimte en faciliteiten: sport, scholen, kinderopvang. Men wil de kinderen veilig leren fietsen."
"De huizenprijzen zijn in de Rand goedkoper dan in Brussel, en dat trekt natuurlijk ook aan," voegt Bonte eraan toe.
Industrieel Frans
Welke rol speelt die evolutie voor taal? Het is geen geheim dat de Rand vroeger te maken had met een sterke verfransing. Dat is ook een van de redenen van het ontstaan van de zogenaamde faciliteitengemeenten, zoals Wemmel, Kraainem en Wezenbeek-Oppem. Tegenwoordig zou het nogal meevallen met de verfransing, heet het, maar zou de Rand 'internationaliseren'; andere talen nemen de vroegere rol van het Frans over, het Nederlands is in de verdringing.
Hans Bonte: "Doorgaans zijn de Brusselse nieuwkomers in Vilvoorde allochtone families met een Arabische of Oost-Europese achtergrond. Hun eerste of tweede taal is het Frans. Wij krijgen dus een extra injectie aan verfransing in vergelijking met de rest van de Rand. Als je de Rand bekijkt, dan zijn er trouwens zeer veel gelijkenissen tussen gemeenten zoals Zaventem, Machelen-Diegem, Vilvoorde, Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos. Dat zijn oude industriegemeenten, die bijgevolg beter ontsloten en beter betaalbaar zijn. Er is in die gemeenten ook een traditie dat je er in het Frans overleeft. Er naar de kapper gaan, een brood kopen, dat kon allemaal in het Frans. Al moet ik toegeven dat het FDF en de ganse Franstalige politieke klasse die ermee samengaat niet zoveel meer te zeggen heeft in de Rand. Hun mayonaise pakt niet meer. De dingen veranderen."
Oud Frans, nieuw onthaal
Willy Segers van Dilbeek spreekt eveneens van internationalisering, niet van verfransing. Is de periode van 'Dilbeek, waar Vlamingen thuis zijn' dan voorbij?
"Vroeger hing hier een affiche met de boodschap dat je niet geholpen zou worden als je geen tolk had," zegt Segers. "Aan (rijke) Franstaligen die aan het loket pertinent Frans spraken, kon je dan zeggen dat het tijd werd om Nederlands te leren, of om te aanvaarden dat Dilbeek Vlaams was. Dat kan je vandaag niet meer met een Afrikaan die nog maar net in dit land gearriveerd is. Die moet je eerst uitleggen waar hij terechtkomt. Dus pleit ik ervoor om anders te werk te gaan. Versta me niet verkeerd: ik wil niet zeggen dat we een meertalige regio willen worden, maar we zullen alleszins ons onthaalbeleid ietsje soepeler moeten maken. Inwoners die nieuw zijn en een andere taal spreken, maar waar we van uitgaan dat ze Nederlands zullen leren, die helpen we graag. Niet met een 'vreemdelingenloket', maar met bijvoorbeeld een kennismakingsgesprek waarbij we hen uitleggen waar er Nederlands kan geleerd worden en wat het betekent om in de Vlaamse Rand te wonen. Net zoals er een afwijking in Vlaanderen bestaat in de taalwetgeving inzake toerisme, moeten we er misschien voor pleiten dat dit ook kan in het onthaalbeleid. De voorwaarde is dan wel dat die gunsten uitdovend zijn," zegt Segers.
De Vilvoordse socialist Hans Bonte merkt fijntjes op dat de N-VA - tevens een coalitiepartner in Vilvoorde - ondanks haar slogans toch eerder praktisch te werk gaat. "In de dagdagelijkse praktijk, bij politiewerk of OCMW-werk, of bij de brandweer, is het evident dat er ook in Vlaanderen in geval van acute problemen desnoods in het Russisch, Frans of Spaans kan gesproken worden. Je kan niet anders."
Dilbeek vervlaamst
Maar zowel Bonte als Segers blijven hameren op het Nederlands, al verschilt de situatie in hun beide gemeenten sterk. In Dilbeek staat het Nederlands eigenlijk niet zo erg meer onder druk. N-VA'er Segers: "Dilbeek was in de jaren 1960 voor de helft Nederlandstalig en voor de helft Franstalig. In zoverre dat Dilbeek zelfs op de lijst stond om een faciliteitengemeente te worden. Daar is dan actie tegen gevoerd, en men heeft daar vanuit Vlaanderen goed op gereageerd. Heel wat inwijkelingen uit Limburg, Antwerpen en West-Vlaanderen die toen in Brussel werkten, zijn hier komen wonen en zijn bijzonder actief geworden in het verenigingsleven. Die mensen hebben zo de vervlaamsing van Dilbeek mee gerealiseerd."
Waar Dilbeek een toonbeeld is van klassieke vervlaamsing, daar staat Vilvoorde misschien model voor de moderne vervlaamsing, of vernederlandsing. Burgemeester Hans Bonte: "Ik denk dat het succes van Vilvoorde een illustratie is van een fundamenteler gevoel dat bestaat bij een belangrijke groep Brusselaars die naar hier komen, namelijk het gevoel dat Vlaanderen gewoonweg beter is. Welvarender. En dat is zichtbaar, want de Vlamingen komen massaal pendelen naar Brussel en kunnen 's avonds ook weer weg. Brusselaars zien het ook zelf als ze in Vlaanderen komen: het is hier schoner."
Horen we de Vilvoordse burgemeester zeggen dat de klassieke verfransing dan niet meer bestaat? "Ik zou durven te stellen dat hoe zwakker de sociale klasse is, hoe meer gemotiveerd men is om Nederlands te leren. En dat heeft niet zozeer te maken met werkgelegenheid, maar eerder met het zich gewaardeerd en ernstig genomen te voelen. Men zegt: 'Ah, we worden uitgenodigd naar een klas, en we krijgen daar les van iemand, en we maken er vrienden'."
Zaventem-Internationaal
De Vlaamse Rand wordt zowaar zelfbewust, zou de conclusie kunnen zijn als u Hans Bonte en Willy Segers hoort. Maar is dat een niet al te politiek verhaal? Neen, want in de praktijk gaat het er net zo aan toe. Dat blijkt althans uit een gesprek met Anne van Rooij, die Gelijke-onderwijskansencoördinator (verder: GOK-leerkracht) is in het Koninklijk Atheneum Zaventem. Een school die het laatste decennium erg veranderd is, ja, zelfs met Brussel te maken kreeg.
van Rooij: "Wij horen van onze leerlingen die uit Brussel komen vaak dat de sfeer hier in Zaventem veel minder agressief is dan in Brussel. Als Brusselaar zien ze zichzelf trouwens vaak niet, hoewel sommigen daar wel wonen. De meesten kunnen zich ook niet zo veel bij Brussel voorstellen. Ze voelen zich liever internationaal."
"Trouwens: met het verbod op de hoofddoek hebben de moslims hier geen probleem, en met het woord 'allochtoon' evenmin. Zo refereren ze ook aan zichzelf."
Inwijking in de Rand is dus gelijk aan internationalisering. van Rooij: "We hebben leerlingen van over de hele wereld, van Colombia tot Nieuw-Zeeland en van Albanië tot Afrika. Oost-Europeanen zijn doorgaans redelijk goed in Nederlandse taalverwerving. Het probleem is in de meeste gevallen de thuistaal. In het weekend zouden onze leerlingen naar sportclubs of scouts moeten gaan om hun Nederlands te blijven oefenen. Daarom vragen wij van de ouders een engagementsverklaring opdat hun kinderen ook buiten de school met taal bezig zouden zijn. Nu, om eerlijk te zijn: dat engagement wordt al te vaak nog met de voeten getreden. Vrouwen van buitenlandse origine zijn doorgaans ook geëngageerder dan mannen om Nederlands te leren. En meisjes zijn ook sneller weg met de taal dan jongens."
Beton gieten
"Wij horen hier op school nog altijd veel buitenlandse zinsconstructies, vooral Franse," zegt van Rooij, zelf leerkracht Frans. "Want Frans is nog altijd een lingua franca, ook al beheersen vele buitenlandse leerlingen de taal ook niet goed."
Hoe gaat het verwerven van de Nederlandse taal dan in zijn werk in een school in de Vlaamse Rand, anno 21ste eeuw? "Als het woord aardbeving heel wat leerlingen niets zegt, begin er dan maar aan," weet van Rooij. "De leerkracht blijft het eerste aanspreekpunt en per les zijn er hulpmiddelen met de belangrijkste begrippen die er dan worden ingehamerd. Er zijn huiswerkklassen, en die worden redelijk goed opgevolgd. Het geheim? Wij zijn al twaalf jaar met GOK-beleid bezig, en als je als school veel vrijheid krijgt om het jaar per jaar, en situatie per situatie in te vullen, dan ga je vooruit. Wij zijn blij dat we mensen zo voorbereiden op de diverse maatschappij van de toekomst."
De maatschappij van de toekomst. En toch is Zaventem geen stad. Hilde Walraevens, de directeur van het Koninklijk Atheneum van Zaventem, is geboren en getogen in de gemeente: "Wat mij stoort, is dat Zaventem wordt volgebouwd met bedrijven. Het openbaar vervoer is ook alleen afgestemd op pendelaars. Dat is wat verstedelijking voor ons betekent: beton gieten. Als je dan ziet hoeveel nieuwe kantoorruimtes in de Rand leegstaan... Daar zijn woonwijken voor gesloopt."
Taalmiserie
Van de maatschappij van de toekomst gaan we naar duiding over het verleden. Want hoewel het ordewoord nu internationalisering is, is de periode van de pure verfransing ook nog niet zo lang achter de rug. Wie ons daar meer over kan vertellen is Roger Swalens, voorzitter van de streekvereniging Zenne en Zoniën. Die vereniging pleit al veertig jaar voor een betere ruimtelijke ordening en voor het behoud van het Vlaamse karakter in de gemeenten van de Zuidrand, zoals Sint-Genesius-Rode, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw.
Swalens: "De misvatting is dat Franstaligen Vlamingen in de Rand viseerden. Dat was het niet. Het merendeel van de Franstalige inwijkelingen deed gewoon geen moeite om in contact te komen met het Nederlands of met Nederlandstaligen. Dat was één zaak. Die mensen leefden in een afzonderlijk universum. Dat begint nu wel stilletjesaan te veranderen."
"En dat mag wel," gaat Swalens voort. "Vijftig jaar al zijn we met de taalmiserie bezig. Hadden de Vlamingen in 1963 gezegd dat de taalgrens gerespecteerd moest worden en dat faciliteiten bijgevolg niet konden, dan hadden we een ander verhaal gehad."
"De Vlamingen hebben alle miserie te danken aan het feit dat ze zelf altijd bereid waren om compromissen te sluiten. Dat is voor mij de kern van de zaak. Dat betekent natuurlijk niet dat je in de praktijk, in de dagelijkse omgang, niet menselijk kan zijn tegenover Franstaligen. Die houding is immers bij de meeste Randbewoners aangeboren."
Swalens is positiever over de toekomst van de Rand dan vroeger: "De situatie is anders. De administratie in Vlaanderen is Nederlandstalig, en als Vlaanderen in Linkebeek een bordje met een fietswegwijzer zet, dan is dat een Nederlandstalig bordje en dan wordt dat eigenlijk niet gecontesteerd. Men trekt zich de Franstalige gevoeligheid met andere woorden niet meer aan. De Franstaligen beseffen ook dat ze niet meer kunnen winnen, en dat de aanhechting bij Brussel er niet komt. Trouwens: in Linkebeek willen de Franstaligen zelf niet bij Brussel horen, want ook zij zien hun dorp als een dorp buiten de stad."
"Er is er een tendens dat de Franstaligen hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs te sturen. De welstellenden hebben daarbij het voortouw genomen. Zo nemen Franstaligen onbewust een groot deel van de Nederlandstalige mentaliteit en cultuur over. De volgende generaties Franstaligen zullen dus genuanceerder denken."
Brusselse zwans
Maar de wrevel ten opzichte van Brussel blijft wel voelbaar bij Swalens. Waarom? "Kijk, ik heb hier een kaart van Parijs bij me. Mijn dochter heeft twaalf jaar in die stad gewoond, en ik ken de Franse hoofdstad bijgevolg goed. Parijs is een uniforme, geordende stad. Alles daarbuiten is niet-Parijs, maar Île-de-France. Ik bedoel: de stad is gepland. Ik heb Parijs zien evolueren, en ik heb gezien hoe men industriële wijken heeft gerenoveerd op korte tijd. Hoe lang duurt zoiets in Brussel? Is de rommel in centrum Brussel ondertussen al opgeruimd? Neen."
"Ik wil dus niet negatief zijn over steden, maar wel over de politiek in Brussel. Wat heeft een Charles Picqué op twintig jaar tijd gebracht? Dat is mijn kritiek. En wat doet men met kritiek? Kent u de Brusselse zwans? U weet wel: de Brusselse bonhomie, die zichzelf niet al te serieus neemt. Wel, ik zeg u: de Brusselse zwans is gevaarlijk. Alles is grappig, alles is tof, maar alleen de Brusselaars mogen zelf zwanzen. Wie als buitenstaander kritiek op Brussel heeft, die wordt net met veel misprijzen bejegend."
Is het echter niet normaal dat een stad uitbreidt, en dat daar ook problemen bij horen? Swalens: "Men zegt dat Brussel uit zijn voegen barst, onder meer door migratie. Maar toch is het altijd de Vlaamse pendelaar die er te veel aan is. Want die komt overdag van de stad profiteren en gaat 's avonds lopen. Slotsom is dan altijd dat Vlaanderen altijd de stad moet helpen. Brussel wil de problemen exporteren naar het ommeland. Ik vind dat geen gepast antwoord," pareert Swalens.
Maar dan. "Kijk, ik ben het volmondig eens met iedereen die zegt dat we op termijn anders zullen moeten gaan wonen, meer geconcentreerd en met meer collectieve voorzieningen. Maar dat geldt ook voor de stad. Een stad uitbreiden gaat net tegen die geest in. Want men maakt het probleem erger, men vernietigt de open ruimte. Kijk maar naar Haren en Neder-Over-Heembeek. Men koopt daar gewoonweg tijd."
De voorzitter van Zenne en Zoniën wil echter niet gezegd hebben dat zijn strijd er een is van stad tegen platteland.
"Het platteland, dat bestaat niet meer. Er is open ruimte, waar af en toe nog aan landbouw wordt gedaan. En er zijn landschappen die zich lenen tot passieve recreatie. De gemeentebesturen moeten op hun hoede zijn. Vroeger waren de dingen vanzelfsprekend. Een landweg was een landweg en bleef een landweg. Nu moet je die wegen beschermen. Je krijgt met andere woorden een soort artificiële landelijkheid. Dat is nu al het geval. Wil de Rand groen blijven, dan zal het van zulke maatregelen moeten komen, want uiteraard heeft Vlaanderen een groot deel van de verstedelijking zelf in de hand gewerkt."
Uplace-Rand
Dat is ook de mening van de Vilvoordse burgemeester Hans Bonte: "Wat ik Vlaanderen verwijt, is dat men zelf voor verstedelijking zorgt en dat de zogenaamde 'groene' Rand niet meer groen is door onze eigen schuld. Uplace is daar een voorbeeld van: men gaat met een projectontwikkelaar in zee, omdat men om communautaire redenen een Brussels winkelcentrum voor wil zijn. Dat is toch absurd. Trouwens: het VSGB voorziet nog drie Uplaces in hetzelfde gebied, er is ruimte voor 150.000 vierkante meter winkelruimte. Groene Rand, zei u?"
En dan zijn er stedenbouwkundige geesten buiten de politiek die dan maar meteen zeggen dat de Vlaamse Rand beter een aaneengesloten stad moet worden, alleen zo kan men er toegepast beleid voeren. Dat is althans de mening van landgenoot Alexander D'Hooghe, stedenbouwkundige aan het prestigieuze Amerikaanse Massachusets Institute of Technology. Volgens D'Hooghe heeft het geen zin meer om de Rand als platteland te zien. "Ik weet dat de geesten er misschien nog niet rijp voor zijn, maar eigenlijk moeten Randbewoners beseffen dat ze al in een stad wonen."
Modern
Gek genoeg pleit D'Hooghe niet voor een verstedelijking omdat De Rand de rand is van Brussel, maar net omdat de Rand als autonome stad zelf beter kan fungeren. "Niet om Brussel tegen te gaan, maar omdat we nu eenmaal met een ingewikkelde institutionele situatie zitten in België. De Vlaamse Rand als deel van Brussel zien is geen optie. Maar de Vlaamse Rand als een moderne stad wel."
D'Hooghe werd onlangs nog opgemerkt op een studiedag van de N-VA, niet meteen de partij die pleit voor de verstedelijking van de Rand. Toch geeft Dilbeeks burgemeester Willy Segers (N-VA) een ongewilde eigen draai aan D'hooghes these wanneer hij stelt dat de Vlaamse Rand een afzonderlijk statuut moet krijgen.
"We hoeven geen stad tegen de stad te maken," zegt Segers, "maar wat we wel kunnen doen is de Rand als een afzonderlijk gebied beschouwen binnen Vlaanderen, met een apart bestuurlijk statuut. Alleen zo kunnen we op zowel het Vlaamse als het Europese niveau onze desiderata afdwingen," weet Segers. "Want momenteel kunnen we onze problemen, zoals de woonproblematiek, niet meer juridisch beantwoorden of we riskeren discriminatieprocedures."
Een soortgelijk geluid bij Hans Bonte van Vilvoorde. "Ik laat het in het midden of de Rand een afzonderlijk statuut moet krijgen, zoals mijn collega Segers voorstelt, of helemaal geen statuut. Wat ik wel vaststel, is dat ook de Vlaamse minister bevoegd voor de Rand (Geert Bourgeois van de N-VA, red.) de Rand eigenlijk niet kent. Bijgevolg moeten we altijd afzonderlijk voor middelen bedelen. Ik heb eerder de uitdagingen geschetst waar we voor staan, en dus zou het wenselijk zijn als de Rand structureel meer financiële middelen zou krijgen. Nu is onze financiering gelijk aan die van een Limburgs provinciestadje. Ik bedoel dat niet denigrerend, maar Vilvoorde is in niets meer een rustig Vlaams stadje."
Syrische Rand
Bonte is burgemeester van een stad die afgelopen zomer vaak in het nieuws kwam, en wel negatief. Hoewel Vilvoorde een metamorfose heeft ondergaan van grauwe industriestad naar opgeknapte provinciestad vluchtten er een tiental Vilvoordse jongeren weg naar Syrië om een vreemde strijd te gaan uitvechten.
Leest u even de woorden van Hans Bonte mee, wanneer hij geconfronteerd wordt met de vraag hoe hij daar tegen aankijkt als burgemeester.
"Wat er nu gebeurt in Syrië, daar word ik echt bang van. Niet alleen voor het land, maar ook voor het in brand vliegen van de wereld. Het is onredelijk. Het is uitzichtloos, want je weet dat zoiets besmettelijk werkt. Het heeft zijn effect in de Arabische regio, het heeft zijn effect rond de landen waar de Arabische lente ontstaan is, en het heeft effect tot in een stad als Vilvoorde. En dat allemaal door iets wat je niet kan verklaren omdat het per definitie irrationeel is. De motivatie die 'mijn' jongeren hebben om als belangrijkste stap in hun leven naar Syrië te trekken om in het aanschijn van hun God zelfmoord te plegen is het ergste, want het reduceert de mens tot iets volstrekt irrationeels."
In dat opzicht bestaat de strijd tussen stad en platteland inderdaad niet meer, zou de conclusie van het verhaal kunnen zijn. Wat begon als een verhaal van een lichtvlek aan de horizon, is het duidelijke verhaal geworden van stadsvlucht, armoede, (on)veiligheid, maar ook van internationalisering en een niet-aflatende strijd om het Nederlands in onze contreien te behouden. Als we Hans Bonte mogen geloven, is dat laatste zelfs een van de redenen waarom Brusselaars in de Rand willen komen wonen. Het Nederlands is in zijn logica niet alleen een taal, maar ook - en vooral - een breed maatschappijmodel, gekoppeld aan werk, er bij horen, veiligheid en netheid.
Zo gezien zijn de Syriëstrijders de uitzondering die de regel bevestigen.
Aansluitend bij deze Randspecial organiseerde BDW het debat 'Brussel en de Rand: een gedwongen huwelijk?' in het Literair Salon van Muntpunt.
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.