Brusselse scholen zijn slecht verdeeld
H et capaciteitsprobleem in het Nederlandstalig onderwijs werd afgelopen maanden opnieuw pijnlijk duidelijk. Volgens het LOP vonden voor volgend schooljaar meer dan zeshonderd kinderen uit voorrangsgroepen (Nederlandstaligen en GOK-leerlingen) geen plaats in de onthaalklas van het Nederlandstalig onderwijs, en nog eens zeshonderd kinderen vielen uit de boot voor de eerste kleuterklas in de scholen van hun keuze. Ook het Franstalig onderwijs kampt met tekorten. Met de komende demografische explosie is het voor beide gemeenschappen alle hens aan dek om plaatsen te creëren.
Nochtans zijn er over het hele gewest in principe genoeg plaatsen om elk kind op te vangen. Dat staat in de studie van het gewestelijke Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling (ATO), die gebaseerd is op cijfers van het Franstalig en het Nederlandstalig onderwijs samen. De cijfers komen uit het schooljaar 2009 en 2010. Toen waren er 222.780 plaatsen bezet, terwijl er maar 202.326 kinderen en jongeren op schoolgaande leeftijd gedomicilieerd waren in het gewest. Ook kinderen die buiten het gewest wonen, vooral in Vlaanderen, komen in Brussel naar school. "Het totale aantal plaatsen in het gewest, voor de scholen van de twee taalgemeenschappen samen, is dus hoger dan het aantal gedomicilieerde kinderen," zegt datamanager Michel Breton van ATO.
Maar de studie bekeek de capaciteit ook op wijkniveau, en daar wringt het schoentje. Waar er in sommige buurten een overschot aan plaatsen is, kan in andere wijken het tekort oplopen tot meer dan duizend plaatsen. In totaal waren er in 2010 bijna 37.000 plaatsen te weinig opdat elk kind een school dichtbij huis zou vinden, vooral in het lager onderwijs. "Het is nochtans belangrijk dat kinderen in eigen buurt naar school kunnen als ouders dat willen. De slechte verdeling brengt grote mobiliteitsproblemen met zich mee - kijk maar hoe rustig het is tijdens de schoolvakanties - én het zorgt voor ongelijkheid: niet elke burger heeft dezelfde toegang tot sociale voorzieningen," zegt Breton.
Gettovorming
De wijken met een tekort bevinden zich vooral in de eerste kroon. Buurten die zowel voor kleuter- als voor lager onderwijs met grote tekorten kampen zijn de wijken Brabant en Dailly in Schaarbeek, de Havenwijk in Stad Brussel, Weststation in Molenbeek, Bosnië in Sint-Gillis, en Laag-Vorst. Ook bepaalde wijken in Sint-Joost, Elsene en Etterbeek kampen met pijnlijke tekorten. In de tweede kroon zijn er hier en daar ook wat plaatsen te weinig, maar daar kunnen kinderen vaak naar scholen in naburige wijken, waar er wel een overschot is.
"Het aanbod in de arme sikkel, van Sint-Joost tot laag-Sint-Gillis, is daarentegen echt onvoldoende. Het aantal kinderen is er groter dan het aantal plaatsen," zegt Breton. "Dat gebied wordt bovendien afgegrensd door barrières zoals de spoorweg en de Kleine Ring, die het moeilijker maken om verder op zoek te gaan naar een school."
Komt daarbij dat het tekort in deze wijken waarschijnlijk nog wordt onderschat. "In de armere buurten woont een relatief groot aantal mensen die niet zijn ingeschreven in het Rijksregister. Ook die kinderen nemen plaatsen in."
In het oosten van het gewest zijn er minder problemen met de capaciteit. Daardoor ontstaat de paradox dat kinderen uit welgesteldere buurten vaker naar een school in eigen buurt kunnen, hoewel hun ouders mobieler zijn en hen in theorie gemakkelijker naar een verafgelegen school zouden kunnen brengen. "Terwijl je in de minder gegoede zones vaak moeders ziet die met kleine kinderen het openbaar vervoer op moeten."
Te weinig plaatsen in een wijk bestendigt volgens Breton ook maatschappelijke problemen. "Het is een garantie op gettovorming. Bij een tekort blijven enkel de leerlingen over die echt nergens anders naartoe kunnen. Ouders die een beetje ambitie hebben, zoeken een betere optie. Creëer je in zo'n wijk echter een overschot, dan komen daar automatisch ook middenklassekinderen op af, wat voor een betere mix zorgt."
Freinet
Daarnaast zijn er ook buurten waar er in principe capaciteit genoeg is, maar waar toch weinig kinderen in eigen buurt naar school blijken te gaan. "Daar is er eerder een kwalitatief probleem," concludeert de studie. "In de wijk Leopold III-laan in Evere bijvoorbeeld is er enkel een Franstalige kleuterschool van het Freinetonderwijs, waar niet alle ouders voor gewonnen zijn. In andere wijken is er dan weer enkel een Nederlandstalige school, zoals in Korenveld en Stalingrad, of enkel een Franstalige school, zoals in de wijk Brugmann-Lepoutre."
De conclusie van het ATO: een vijfde van de lagere scholen en kleuterscholen in het Brussels Gewest is slecht verdeeld. Bovendien is er een demografische explosie aan de gang, wat de vraag naar nieuwe en beter gelokaliseerde plaatsen nog prangender maakt. Tegen 2020 zijn er in het kleuter- en lager onderwijs nog eens bijna 30.000 extra plaatsen nodig tegenover 2010. Daarvan zijn er zowat 14.000 plaatsen al geprogrammeerd. In het middelbaar onderwijs moeten er 12.500 plaatsen bijkomen.
"Wij zien de demografische explosie als een gouden kans," zegt Breton. "De situatie was lange tijd geblokkeerd: afbouwen in bepaalde wijken is moeilijk en je kunt geen nieuwe plaatsen rechtvaardigen als er geen kinderen bijkomen. Nu kunnen we het stijgende aantal leerlingen aangrijpen om de situatie recht te trekken."
Voor 2015 ziet de situatie er volgens ATO nog relatief goed uit. Als alle beloofde plaatsen er komen, dan blijven er voor het basisonderwijs nog zestien wijken over waar er nood is aan meer capaciteit. Er zijn volgens het ATO ook heel wat terreinen beschikbaar om het aanbod uit te breiden. "Tegen 2020 zijn er nog veel plaatsen nodig, maar het heeft ook geen zin om die meteen te creëren. Dan zit je weer tijdelijk met een overschot."
"Niet tevreden met 20 procent"
Brussels minister Vanhengel (Open VLD), in de VGC bevoegd voor Onderwijs, vreest echter dat de geprogrammeerde plaatsen tegen 2015 geen soelaas zullen bieden. "2015, dat is volgend schooljaar al. Niet alle geplande scholen zullen dan gebouwd zijn. En ook voor 2020 is er haast nodig. Het duurt gemakkelijk een paar jaar voor een school er ook effectief komt. Tussen droom en daad staan altijd praktische bezwaren."
Bovendien brengt de studie de verschillen in capaciteitsdruk tussen de twee gemeenschappen niet in kaart, benadrukt Vanhengel. Voor het Nederlandstalig onderwijs, dat een vijfde van de plaatsen in de studie vertegenwoordigt, ligt de situatie anders. "In het Nederlandstalig onderwijs, zijn er, in tegenstelling tot het Franstalig onderwijs, nergens overschotten, ook niet in de tweede kroon. Bovendien zijn er aan onze kant minder verschillen in reputatie tussen de scholen en de netten, en zijn ze allemaal even bevraagd. Het gaat aan Nederlandstalige kant dus niet om een slechte verdeling, maar om absolute tekorten."
Het Nederlandstalig onderwijs moet zich bij de verdere uitbreiding ook niet aan een aandeel van rond de twintig procent houden, vindt Vanhengel. "Alle ouders hebben een grondwettelijk recht om een net en een taalgemeenschap te kunnen kiezen. Iedereen die Nederlandstalig onderwijs wil, moet dat kunnen krijgen. En daar zitten we nog lang niet. Alleen al om de zeshonderd kinderen uit voorrangsgroepen die dit jaar uit de boot vallen van onderwijs te voorzien, hebben we dertig extra scholen nodig. Die vraag moet dringend ingevuld worden."
Verhouding tussen het aantal plaatsen in het lager onderwijs en het aantal kinderen in de wijk op die leeftijd.
Rood: <0,5
Oranje: 0,5 - 1
Wit: >1
Lees meer over: Samenleving
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.