Over een week begint Theater aan Zee en stroomt Oostende weer vol met Brusselaars. De kuststad had altijd al een aantrekkingskracht op de hoofdstedelingen, maar de jongste jaren lijkt de liefde voor Bruxelles-Plage heviger dan ooit. Steeds meer Brusselaars gaan er half- of voltijds wonen. “Oostende is een stad met een hoek af, net als Brussel.”
Brussel en Oostende zijn van oudsher gelinkt. Al sinds 1838 rijdt er een trein tussen de twee steden. In een dik uur sta je tegenwoordig vanuit Brussel-Zuid op het terras van Hotel du Parc. Maar er zijn andere connecties, de figuur van Leopold II bijvoorbeeld, die in beide steden zijn stempel drukte op de architectuur. Of de Oostends-Brusselse schilder James Ensor. En natuurlijk ook rocker Arno, die al jaren pendelt tussen zijn woonplaats Brussel en zijn geboortestad Oostende.
Lange tijd was Oostende een chique badstad, gefrequenteerd door de beau monde. Na de invoering van de congé payé, in 1936, ontdekte ook de gewone man de kuststad, waardoor de Koningin der Badsteden haar mondaine karakter verloor. Rond de jongste eeuwwisseling raakte de stad plots uit de gratie bij de Brusselaars en andere inlanders. Men trok naar Oostduinkerke, Koksijde, naar Knokke of Blankenberge, niet naar het wat rauwe en verloederde Oostende.
Dat is de laatste jaren helemaal veranderd. Oostende is hipper dan ooit. Steeds meer Brusselaars hebben er een optrekje. Opvallend: waar men vroeger per se op de dijk wilde zitten, strijken de Brusselaars nu neer in alle hoeken van de stad. Dé nieuwe pleisterplek is het Europacentrum aan de Van Iseghemlaan, een kolos van 35 verdiepingen midden in de stad. De toren werd in de jaren zestig opgetrokken om de stad nieuw leven in te blazen. Dat mislukte. Tien, vijftien jaar geleden stond de enige Oostendse wolkenkrabber half leeg. Verschillende Brusselaars grepen hun kans en kochten er een betaalbare studio of flat.
Geertje Milis bijvoorbeeld, die in hartje Brussel woont en in de Dansaertstraat de bekende lingeriewinkel Underwear uitbaat. Vorig jaar kocht ze een kleine studio op de zestiende verdieping. “Een flatje in dit gebouw was net financieel haalbaar.”
Maar ze vindt het geweldig in de toren. “We zitten aan de achterkant en hebben een schitterend uitzicht op de stad, het hinterland en in de verte de zee bij Bredene. Magic,” zegt Milis. “In het gebouw is het een leuke mix van mensen, van armlastige huurders tot chique eigenaars. Een echt allegaartje. Zo zien we vaak twee oudere homo’s naakt zonnen op hun terrasje. Dat kan want er is hier geen vis-à-vis.”
Oostende is een bewuste keuze. “Ik had nooit ergens anders aan de kust iets willen kopen. Dit is tenminste een stad, met een haven. Ik hou van havens. Oostende is bovendien makkelijk te bereiken met de trein, ik heb geen auto. En het is een stad met een hoek af, net als Brussel. Ik heb dat nodig, een stad moet voor mij niet perfect zijn.”
Ze is er dan ook zeker twee weekends op de drie, en soms tijdens de week, veel meer dan ze op voorhand gedacht had. Strand, fietsen, wandelen, koken en brocantewinkeltjes afstruinen zijn de voornaamste bezigheden.
Heel vaak komen Fien en Tine Prophete mee, met wie ze haar zaak in Brussel al meer dan tien jaar runt. De zusjes zijn afkomstig uit Oostduinkerke, wonen in Brussel en zijn ondertussen al even gek op Bruxelles-Plage. “De zee krijg je niet uit ons,” zegt Fien. “Oostende is Brussel aan zee, dezelfde mentaliteit, dat edgy, schurende kantje heb je hier ook, door de vissers wellicht. Bovendien lopen we hier constant bekenden tegen het lijf. De helft van ons klantenbestand zit hier.” Of Geertje Milis ook permanent in Oostende zou willen wonen? Ze twijfelt. “Ik ben altijd blij als ik terug ben in de wirwar van Brussel. Ik denk dat ik Brussel te veel zou missen. Beide is ideaal.”
Wie zich wel voltijds gevestigd heeft in het Europacentrum is journalist Gui Polspoel. Hij woont, twaalf verdiepingen hoger, in een appartement met zicht op zee. Links ziet hij de kustlijn tot voorbij Middelkerke, rechts kijkt hij uit op de nieuwe strekdammen en het historische staketsel. “Dat is het grote voordeel van het Europacentrum. Je ziet de zee, maar voor de helft van de prijs van een appartement op de dijk.”
Polspoel verhuisde anderhalf jaar geleden naar de toren, maar hij woont al langer in de badstad. Jeugdsentiment bracht de geboren en getogen Brusselaar acht jaar geleden ertoe om een B&B te openen in een rijhuis in de charmante belle-époquewijk. “Als kind logeerde ik elke zomer een maand lang in Middelkerke. Met mijn fiets reed ik constant naar Oostende.” Een B&B runnen is leuk, vertelt hij, maar je zit eindeloos te wachten op je gasten, die altijd op een ander uur arriveren. Uiteindelijk verkocht hij de boel en verkaste hij naar de 28ste verdieping van het Europacentrum.
“Wel grappig,” zegt hij. “In Brussel woonde ik op de dertigste verdieping van de Brusiliatoren in Schaarbeek. De twee flatgebouwen zijn op hetzelfde moment gebouwd en stralen dezelfde sfeer uit. Ook in de Brusilia kon je de appartementen ooit voor een prikje kopen. Tot ze later hip werden, vooral bij jonge Vlamingen.”
In het Europacentrum ziet hij dezelfde evolutie. “Het gebouw en de stad zijn weer erg populair, vooral bij Brusselaars uit de culturele wereld. Die nieuwe aantrekkingskracht heeft ongetwijfeld te maken met het theaterfestival en het andere culturele aanbod van Oostende.”
Polspoel zou niet kunnen aarden in een andere kuststad. “Daar lijkt het in de winter alsof er een bom is gevallen, heel deprimerend met al die rolluiken dicht. Oostende is een stadje, maar geen provincienest. Het heeft iets internationaals.”Er zijn ook de parallellen met Brussel. “Beide steden zijn kinderen van Leopold II. En beide zijn even slordig omgegaan met die architecturale erfenis.”
Maar de laatste jaren is Oostende, net als de meeste andere Vlaamse centrumsteden, er enorm op vooruitgegaan, vindt Polspoel. “Vande Lanotte heeft het niet slecht gedaan als burgemeester. Je moet iemand aan het hoofd van je stad hebben die zijn weg kent in politiek Brussel.”
Ook in zijn nieuwe heimat volgt hij de politieke ontwikkelingen met grote passie. Onlangs modereerde hij ook de groepsgesprekken ter voorbereiding van de nieuwe Stadslijst van Vande Lanotte. “Oostende is traditiegetrouw een rode stad, een arme stad ook met veel leefloners. Maar het rode bastion lijkt te wankelen. Ook Bart Tommelein van Open VLD en Wouter De Vriendt van Groen azen op de burgemeesterssjerp. Het worden uiterst boeiende verkiezingen.”
Of hij nog wel eens naar de hoofdstad afzakt? “Zeker wel, ik werk nog voor Kanaal Z en ga soms naar theater in Brussel. Mijn twee zonen wonen er ook. En ik heb natuurlijk een abonnement op RSC Anderlecht.”
Genoeg rondgehangen in het Europacentrum. We lopen de Van Iseghemlaan af richting dijk en maken de bocht naar de Visserijkade. Daar woont, boven visrestaurant Blaffetuurken, designkenner, curator en schrijver Max Borka.
Tien jaar geleden vertrok hij uit Brussel om in Istanbul en Berlijn te gaan wonen en werken. Moe en gedesillusioneerd over de Duitse mentaliteit en het designwereldje keerde hij vorig jaar terug naar België, naar Oostende. “Ik had er genoeg van om altijd risico’s te nemen, genoeg ook van die designevenementen waar maar vijftien procent van de inhoud die je er in wilt stoppen, wordt gerealiseerd. In Oostende hoopte ik tot mezelf te komen en eindelijk te doen wat ik al veel langer wilde doen: een boek schrijven. Ondertussen ben ik toch weer bezig met enkele projecten, in Beauvoorde en Beijing. De aard van het beestje wellicht.”
Zijn oude, sober ingerichte etage op de derde verdieping biedt een geweldig uitzicht op de jachthaven en de oosteroever met de vuurtoren, de vismijn en de talrijke nieuwbouwprojecten. “Geweldig, toch? Ik ben een maniak van uitzichten. In Istanbul keek ik op de Aya Sophia, in Berlijn op Tiergarten.”
Zijn werktafel heeft hij dicht bij het raam gezet, maar het licht is gedurende de dag zo hel, dat hij regelmatig wegvlucht naar de bibliotheek.
Stress in Brussel
Waarom hij niet terug naar Brussel ging na zijn buitenlandse omzwervingen? “Ik had het gehad met Brussel, met de stress van de stad. Er is daar ook eigenlijk niets veranderd. Je ziet dezelfde mensen op dezelfde terrassen. Ze vragen zelfs niet wat je de afgelopen tien jaar gedaan hebt.”
Bij aankomst in Oostende trof hem weliswaar dezelfde esthetiek van de lelijkheid als in Brussel. “Ik moest naar adem happen bij de aanblik van zoveel lelijkheid. Het Mijnplein, hier vlakbij, of de nieuwe Vistrap voor mijn deur. Afzichtelijk.” Maar hij stelt vast dat Oostende, na jaren van verloedering, veel moeite doet. “De stad komt van ver, maar het is aan het kantelen.”
Sowieso is hij vooral gericht op de zee. “Oostende bestaat uit twee helften, je hebt de stad en je hebt de zee. Ik ben hier voor de zee.” Het liefste wat hij doet, is met het overzetbootje oversteken naar de duinen van Bredene. In de stad komt hij vooral voor de uitstekende voedingswinkels, de bakker, de groenteboer, viswinkel Luk. En er is de ongelofelijke vriendelijkheid van de Oostendenaren. “Ik ben hier heel goed opgevangen.”
'Aangespoelden', zo worden de ‘vreemde’ bewoners door de rasechte Oostendenaren genoemd. “Dat is het juiste woord. Je komt de gekste mensen tegen, iedereen heeft wel een reden om hier verzeild te raken en dat is niet noodzakelijk omdat het zo goed gaat. De sociale voorzieningen zijn hier optimaal.”
Na een jaar aan ’t zeetje voelt Borka zich als herboren. Nochtans was de winter niet makkelijk. “Eind januari en februari waren heftig. Vrienden hadden me voor dat zwarte gat gewaarschuwd. Het komt door het weer. Koud, nat. In Brussel is het klimaat bijzaak, hier niet.”
Wat het effect is van de veranderende seizoenen, zal stiliste Linda Van Waesberge nog moeten ondervinden. Zij verruilde pas vorige maand haar appartement met geweldig panorama in de Dansaertstraat voor een optrekje met een eerder banaal uitzicht in het stille en verre Raversijde, een zuidelijke uitloper van de stad.
"Ik noem het hier thuis omdat mijn spullen hier staan, maar het voelt nog niet helemaal zo"
Toen het nieuws van haar verhuizing bekend raakte, werd in de Dansaertstraat met ongeloof gereageerd. ‘Linda, weg uit Brussel?’ Zelf kan ze het ook nog altijd niet helemaal geloven. “Ik heb 34 jaar in dat appartement gewoond. Ik zit met super glue vast aan Brussel.”
Maar soms zijn er in het leven omstandigheden die nopen tot opmerkelijke beslissingen. Van Waesberge huurde het appartement en ze vreesde eruit gezet te worden zodra de oude eigenares zou overlijden. Bovendien drongen haar ouders, die al een hele tijd in Raversijde wonen, er al lang op aan dat zij ook die kant op zou komen. “Toen in hun huis een etage vrijkwam, heb ik maar beslist om te gaan, meer een pragmatische beslissing dus dan een echte keuze voor Oostende. Maar hadden mijn ouders elders in Vlaanderen een huis gehad, dan had ik het niet gedaan. Zoveel is zeker.”
Dubbelleven
Haar nieuwe stulpje, in een zijstraat van de dijk, heeft ze geschilderd in de vrolijke kleurtjes van haar eigen nieuwe verfcollectie en gedecoreerd met de fleurige retro-accessoires die ook haar flat in de Dansaertstraat sierden. “Ik noem het hier ‘thuis’ omdat mijn spullen er staan. Maar het voelt nog niet helemaal zo. Vooral de ochtenden zijn anders. In Brussel had ik de hele wereld binnen handbereik. Ik stond op, liep de deur uit om de krant en kaas te kopen en kwam overal bekenden tegen. In Raversijde is niets, zelfs geen krantenwinkel. Het is de woestijn. Om iets te kopen, om naar de cinema te gaan, om mensen te zien, overal moet je moeite voor doen.”
Maar Van Waesberge is, zoals steeds, wreed positief. Ze neemt ons mee naar een bank op de dijk, haar bank. “In Brussel nam ik elke ochtend een foto vanuit mijn appartement, nu doe ik het vanaf deze plek.” En ze is vast van plan om zich, ook te midden van de toeristen, te blijven kleden zoals in Brussel. Vandaag is dat: zwierige zwarte broek, witte blouse, rieten hoedje en tas, en rode espadrilles met witte stippen. Dartel loopt ze het ouderwets stille strand op. “Je hebt hier de zee voor je alleen. Daar geniet ik van. En van de lucht. Als ik in Brussel uit de trein stap, voelt het altijd drukkend. Hier lijkt er iets van je af te vallen.”
Bovendien heeft ze een ‘opvangadres’ in Brussel. “Toen Sonja Noël van Stijl (kledingzaak in de Dansaertstraat, red.) van mijn plan hoorde, bood ze spontaan haar bovenste verdieping aan als pied-à-terre. Dat is mijn redding. Ik zal dus nog vaak in Brussel zijn, in de Dansaertstraat. Vanaf nu leid ik een dubbelleven.”
Lees meer over: Samenleving , Oostende
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.