In parken, op terrassen of aan de rafelige stadsrand, overal gaan deze dagen opnieuw hobbyboeren aan de slag. Het aantal collectieve moestuinen in Brussel stijgt jaar na jaar en bedraagt nu al 128. We mogen dan massaal naar de stad trekken, zodra we er zijn blijkt de drang om de handen in de aarde te steken vaak onweerstaanbaar. “Eigenlijk is dit een beetje als mediteren.”
| Anne Marie Maes legde in de Dansaertwijk op de vijfde verdieping een groene oase van zevenhonderd vierkante meter aan.
Lees ook: Tuinders leven langer
Aan de Zuunstraat in Anderlecht ligt een klein, ietwat rommelig paradijs. Een bonte lap grond die geprangd ligt tussen de razende Ring, het kanaal, de Zenne, een betoncentrale en Ikea.
Een vijftigtal jaar al telen omwonenden hier hun eigen groenten en fruit op een terrein waarvan niemand de eigenaar echt lijkt te kennen. Alles wat hier overeind staat, is door de hobbytuinders geplaatst: een wegzakkend glazen paviljoen met het opschrift secretariat, plastic serres, omheiningen uit honderd verschillende materialen … Het improvisatiegehalte van het geheel wordt dan weer ruim gecompenseerd door het groen. Vooral in de zomer verandert dat de plek in een weelderig moeswoud te midden van brutale stadsinfrastructuur.
“Eigenlijk zou je dit soort daktuinen gewoon moeten verplichten, zodat veel meer mensen ervan genieten”
Henri Sempels komt hier al ruim veertig jaar en is daarmee de ouderdomsdeken. Met zijn roodverbrand gezicht, grijze snor en fors postuur is de gepensioneerde een imposante figuur. “Eerst kwam ik met mijn vader, later alleen of met mijn broer. De aarde komt uit het kanaal, dat ze een jaar of vijftig geleden hebben uitgediept. Bodemtesten? Nooit gedaan. Maar de vervuiling was toen niet zo erg, hoor.”
In een vorig leven was de hobbytuinder chauffeur van betonmixers en MIVB-bussen, later straatveger. Zijn perceel mag gezien worden: op zo’n 1.500 vierkante meter groeien aardappelen, wortelen, rabarber, aardbeien, kool, prei … “Alles waar ik zin in heb eigenlijk,” zegt Henri. “Weet u dat ik hier al eens een tomaat van een halve kilogram heb geoogst (haalt zijn smartphone boven en toont de foto)?”
Waarom hij het doet? “Dit is toch beter dan op café zitten?” Henri legt ondertussen zijn hand op zijn embonpoint. “Ik heb ook al vier overbruggingen gehad, geef mij maar de buitenlucht. Sinds mijn pensioen ben ik hier bijna elke dag, in de winter wat minder.”
Henri oogst aan de Zuunstraat niet alleen groenten. Op de aanpalende percelen schoffelen kennissen van de alleenstaande, met wie het goed zwanzen is. We worden voorgesteld aan Daniël en Abdel. De drie wisselen tips en groenten uit en barbecueën ook al eens samen. “Het probleem,” vertelt Daniël met een uitgestreken gezicht, “is dat we enkel groenten hebben. We wachten nog steeds tot Abdel kamelenvlees meebrengt.”
"Ik hou ervan om met mijn handen in de aarde te wroeten na mijn werk in een kartonfabriek"
De Marokkaanse Brusselaar kan smakelijk lachen om de herhaalde plaagstoten. Abdel is ondertussen drie jaar actief in zijn moestuin. “Ik hou ervan om met mijn handen in de aarde te wroeten na mijn werk in een kartonfabriek. En ik heb alles van hen geleerd.” Daniël knikt. “Hij draagt nu ook laarzen zoals het hoort om te tuinieren en niet meer die Marokkaanse pantoffels.”
De hobbytuinders zijn het erover eens dat hun groenten véél beter smaken dan in de winkel – ‘de ajuinen daar doen zelfs je ogen niet meer tranen’ – en dat het tuinieren gewoon gezond is. “Tot voor kort was er hier zelfs een boer van 93 jaar,” vertelt Henri. “Ondertussen is die overleden. Te veel giftige groenten gegeten waarschijnlijk (algemene hilariteit).”
Henri is maar een van de vele stadsbewoners die zich ergens een verloren lap grond hebben toegeëigend. Want waar niemand iets mee aanvangt, daar kan je evengoed bonen kweken. Die spontane moestuinen bevinden zich vaak aan de rand van het gewest en aan restruimtes, twee voorwaarden die vervuld zijn aan de Zuunstraat. Ook spoorwegbermen zijn een geliefde locatie voor de ondernemende tuinder. Op die percelen ontstaat dan vaak een ontroerende knutselarchitectuur van koten, regenpijpen en afsluitingen.
Kruidenjungle
Geen knutselarchitectuur bij Bert Schreurs (53). De directeur van het Collegium Vocale in Gent woont in Anderlecht, op een bijzondere locatie. Zijn huis geeft rechtstreeks uit op de voetgangerszone aan metrostation Sint-Guido.
Zo druk het soms aan de voordeur is, zo rustig is het boven, op het tachtig vierkante meter grote terras. Dat is helemaal omzoomd met plantenbakken, waarin de hobbykok een indrukwekkende verzameling kruiden kweekt, naast groenten en fruit. Onze kruidenhorizon verrijkt zich onder meer met begrippen als Roomse kervel en oesterkruid. Maar op het beschutte terras groeien evengoed wasabi, kiwi’s, olijven en hop. De dertig à veertig plantensoorten vormen samen een groen scherm rond het terras.
“Alles moest eetbaar zijn,” vertelt de Anderlechtenaar, die ondertussen achteloos met zijn handen in de aarde woelt. “Ik ben nogal een kookfreak en als er bezoek komt, kan ik mezelf twee dagen in de keuken opsluiten en daar helemaal berserk gaan.” In die keuken liet Bert zelfs extra ruimtes inwerken in het werkblad, waar kruiden groeien.
“Vroeger woonde ik in het Pajottenland met een tuin van een hele hectare. Dat is niet alleen veel onderhoud, even peterselie halen wordt dan al snel een onderneming. Hier is alles dichtbij. De meisjes rennen soms naar buiten om een paar frambozen te plukken. Mooi toch?”
Bert is de enige in het gezin met groene vingers. Toch zit er ook bij hem een sociale dimensie aan het tuinieren. Gasten die ten huize Schreurs komen barbecueën, eten midden in een kruiden- en fruitjungle. De terrasmoestuin wordt dan vanzelf een onderwerp van gesprek en proeverij.
Collectieve moestuin
Als één vorm van tuinieren in de lift zit de laatste jaren, is het wel de collectieve moestuin. In heel Brussel zijn er ondertussen 128, tendens stijgend. In zo’n tuin ligt het accent vaak minder op de productie van groenten en meer op het contact tussen de deelnemers. “We hebben onlangs een enquête gedaan bij de zeventig collectieve moestuinen die we ondersteunen,” vertelt Joëlle Bambeke van Leefmilieu Brussel. “Het sociaal contact bleek overal het belangrijkste, meer dan de eigenlijke landbouwproductie.”
Een van de zeventig moestuinen ligt in Sint-Gillis vlak naast de kleine Ring en paalt aan het Germeauparkje. We ontmoeten er Nadia (29) en Don (‘bijna 70’). De Schotse Don is alleenstaand en op pensioen. De moestuin is zowat zijn tweede thuis en een garantie op dagelijkse smalltalk met parkbezoekers en buren die op de tuin uitkijken.
De andere leden van de groep zijn jonger, hebben vaak gezinnen en komen vooral op de afgesproken werksessies, een of twee keer per maand. Ze telen dan kruiden, fruit en een hele resem groenten, die kriskras door elkaar groeien om insectenaanvallen te pareren. “Op zo’n sessie wordt heel wat werk verzet, maar er is ook al eens tijd voor een aperitief,” zegt Nadia.
Onze laatste etappe is meteen ook de spectaculairste. In hartje Dansaertwijk bevindt zich een plek die ons even sprakeloos maakt. Boven op een parkeergarage heeft kunstenares Anne Marie Maes er niet enkel een ruime loft, maar ook een tuin waar menig verkavelingsbewoner een puntje kan aan zuigen. Op de vijfde verdieping legde ze er een groene oase van zevenhonderd vierkante meter aan. Inclusief gazon, bijenkorven, een serre en een fruitbos in permacultuur. Vanuit die hof van Eden kijken we - hoofdschuddend - uit over de stad.
“De loft kochten we midden jaren tachtig toen niemand geïnteresseerd was,” herinnert ze zich. “En het dak kan die tuin wel aan, want het is gebouwd om auto’s op te parkeren. De tuin sluit ook aan bij het verleden. Ooit waren hier de tuinen van de Witte Zusters, die hun klooster aan de Oude Graanmarkt hadden.”
Vandaag is het groen er vooral op gericht om de bijen van Anne Marie te voeden, met fruitbomen als kweeperen, krieken, vijgen en duindoorn. Maar in de serre groeien evengoed courgettes, rucola, selder en pompoenen. “De dingen groeien hier bijna té goed. Zeker in de lente is er zoveel werk dat ik het bijna niet rond krijg. Het liefst zou ik de tuin nog openstellen naar buren. En die duizenden vierkante meters roofing hierrond vergroenen, want dat is toch zonde?”
Er mogen dan weinig mensen komen, dieren kennen de weg naar Anne Maries tuin ondertussen wel. “Elke dag komen hier vier eenden langs om te pauzeren. Dit is een vaste tussenstop op hun route. En toen de tuin er nog maar net was, is hier eens iemand van Natuurpunt geweest. In een half uur telde die zeventien soorten vogels. Dieren hebben dit soort groene plekken echt nodig in de stad.”
Welbeschouwd hebben mensen die evengoed nodig, vindt Anne Marie. “Die ongelofelijke rust hier maakt je een ander mens, terwijl je toch midden in de stad staat. Als ik in de tuin werk, voelt dat aan als mediteren of een soort therapie. Eigenlijk zou je dit soort daktuinen gewoon moeten verplichten, zodat veel meer mensen ervan genieten. En dan bedoel ik meer dan een dun laagje aarde en wat vetplantjes.”
Tuinders leven langer
Dat stadstuinieren aan populariteit wint, is geen toeval. Het is niet alleen gezond, moestuinen komen ook tegemoet aan een basisbehoefte van mensen. “Zie het als een soort tegengewicht voor de steeds complexere stad.”
Lees meer over: Brussel , Samenleving , moestuinen , tuinieren , volkstuintje
Fijn dat je wil reageren. Wie reageert, gaat akkoord met onze huisregels. Hoe reageren via Disqus? Een woordje uitleg.